In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het rijden van 5 km per uur harder dan toegestaan op een (auto)weg buiten de bebouwde kom, vastgesteld met een mobiele radar. De betrokkene was het niet eens met de opgelegde boete en had beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 15 november 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene en zijn gemachtigde niet. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging vastgesteld. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er een reële mogelijkheid bestond om de betrokkene staande te houden, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde het standpunt dat de boete terecht was opgelegd.
De kantonrechter overwoog dat volgens artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) de boete kan worden opgelegd aan de kentekenhouder, tenzij er een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder was. Aangezien de overtreding met een mobiele radar was geconstateerd en het een eenmanscontrole betrof, was er geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskosten af. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.