ECLI:NL:RBNHO:2023:13161

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
15.083451.20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van tenlastegelegde witwassen en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van twee geldbedragen van respectievelijk €96.526,63 en €98.450,00. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte had verklaard dat hij de bedragen had ontvangen voor de aankoop van horloges, en de rechtbank oordeelde dat de werkwijze van de verdachte niet voldoende bewijs opleverde voor kennis van de criminele herkomst van het geld.

Daarnaast was er een benadeelde partij die een vordering tot schadevergoeding had ingediend van €571.351,29, maar omdat de rechtbank de verdachte vrijsprak, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij niet kon worden ontvangen in de vordering, aangezien er geen bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan na openbare terechtzittingen op 6, 7 en 8 december 2023, en de rechtbank heeft de proceskosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte op ieder voor zich bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.083451.20 (P)
Uitspraakdatum: 22 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 december, 7 december en 8 december 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[...] ,
wonende in [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Funke Küpper, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 19 februari 2020 tot en met 28 februari 2020 te Purmerend en/of Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of Dubai, (van) een of meer geldbedragen (te weten:
- EUR 96.526,63 (op 19 februari overgemaakt/ontvangen met als omschrijving [...] ) en/of
- EUR 98.450,00 (op 19 februari overgemaakt/ontvangen met als omschrijving [...] en/of
- EUR 10.000 (overgemaakt/ontvangen op 28 februari 2020))
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover belang, worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Op het verweer van de raadsvrouw zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van € 96.526,63 en € 98.450,00
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 19 februari 2020 twee bedragen, van € 96.526,63 en € 98.450,00, zijn overgemaakt vanaf de bankrekening op naam van [bedrijf 1] naar de bankrekening van [bedrijf 2] , van welk bedrijf de verdachte de eigenaar is. Deze geldbedragen heeft [bedrijf 1] verkregen door oplichting.
Voor een bewezenverklaring van witwassen moet daarom vast komen te staan dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de ontvangen geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren.
De verdachte heeft - kort gezegd - verklaard dat hij niet wist dat de geldbedragen van [bedrijf 1] van misdrijf afkomstig waren en dat hij dat evenmin kon vermoeden. Ongeveer twee dagen voordat de stortingen werden gedaan, ontving de verdachte een telefonische opdracht van een persoon die zich voorstelde als [naam persoon 1 ] om vijf Rolex horloges aan te kopen. De verdachte heeft een indicatie van de prijs gegeven en met de ontvangen bedragen heeft hij de gewenste horloges aangekocht. Op verzoek van de koper heeft de verdachte de horloges in Dubai aan een ander, hem onbekend persoon geleverd. Vervolgens heeft hij facturen verstuurd voor de horloges. De factuurbedragen weken af van de betaalde bedragen, omdat de verdachte nog één horloge moest leveren. Ter onderbouwing van zijn verklaring heeft de verdachte enkele stukken, waaronder inkoopfacturen, overhandigd.
De officier van justitie acht deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en gaat ervan uit dat hij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte als feitelijk leidinggever van [bedrijf 2] de opdracht heeft aanvaard om horloges aan te kopen, dat hij horloges heeft geleverd en dat de twee genoemde geldbedragen die [bedrijf 1] naar [bedrijf 2] heeft overgemaakt daarop betrekking hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de aan hem overgemaakte geldbedragen.
De rechtbank overweegt dat de door de verdachte gehanteerde werkwijze met betrekking tot de aan- en verkoop van dergelijke exclusieve horloges weliswaar vragen oproept, maar niet zodanig dat op grond van deze werkwijze kan worden geconcludeerd dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de ontvangen geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar standpunt gewezen op een aantal WhatsApp-berichten tussen de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] , die waren betrokken bij de oplichting. Zij hebben het onderling weliswaar over het aankopen van horloges bij [bedrijf 2] , maar in aanmerking genomen dat zij zich bij de oplichting (ook) hebben uitgegeven voor [naam persoon 1 ] , kan uit de inhoud van die berichten, waaraan de verdachte niet deelnam, niet worden afgeleid dat de verdachte wist waar het geld waarmee de horloges werden betaald vandaan kwam.
[naam medeverdachte 1] heeft ter zitting (als verdachte in zijn eigen zaak, waarna het proces-verbaal met die verklaring in het dossier van de verdachte is gevoegd) verklaard dat hij de contactpersoon van de verdachte was bij de aankoop van de horloges, wat de verdachte ontkent. [naam medeverdachte 1] heeft deze verklaring eerst ter zitting afgelegd en als getuige heeft hij hierover geen nadere vragen willen beantwoorden. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van [naam medeverdachte 1] onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken.
Ook het feit dat de verdachte mogelijk niet conform de op hem van toepassing zijnde regelgeving heeft gehandeld, namelijk het volgens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme verplichte cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit, is ontoereikend om bewezen te achten dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gelden die [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] heeft betaald, van misdrijf afkomstig waren.
Ten aanzien van € 10.000,-
Op 28 augustus 2020 heeft [bedrijf 2] een bedrag van € 10.000,- op haar bankrekening ontvangen van [bedrijf 3] . Uit het dossier volgt niet dat dit geldbedrag (ook) was verkregen door oplichting, nu er geen geldstroom zichtbaar is vanuit [bedrijf 1] naar [bedrijf 3] . Ook anderszins bevat het dossier geen bewijs dat het bedrag van € 10.000,- van misdrijf afkomstig zou zijn.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [...] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 571.351,29 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, worden ontvangen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [...] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. G.D. Kleijne, rechters
in tegenwoordigheid van de griffiers, mr. T.J.A. Krips en mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.