ECLI:NL:RBNHO:2023:13154
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot betaling van geldsom wegens uittreding uit vennootschap onder firma
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door Juristu Incassodiensten B.V. en deurwaarder P. de Ruijter, een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens een hoofdsom van € 4.059,52, te vermeerderen met rente en kosten, als gevolg van de uittreding van eiser uit de vennootschap onder firma. De vordering is ingesteld op 4 oktober 2022, waarna een mondelinge behandeling op 16 maart 2023 plaatsvond, waarbij gedaagde niet aanwezig was. Na een fout van de griffie werd een nieuwe zitting gepland op 6 november 2023, waar gedaagde wel aanwezig was, maar eiser niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser behoorlijk was opgeroepen voor deze zitting.
De feiten tonen aan dat partijen op 28 juli 2021 een vennootschap onder firma zijn aangegaan, maar dat eiser uiteindelijk op of omstreeks 28 februari 2022 uit de vof is getreden. Eiser vorderde betaling van een bedrag dat volgens hem voortkwam uit het restant-kapitaal en een bedrag voor het overkopen van de handelsnaam. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er niets meer te betalen viel, en dat eiser ten onrechte het gevorderde bedrag had berekend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verweer van gedaagde niet door eiser is weersproken en dat er geen grond is om aan te nemen dat eiser nog een bedrag van € 4.059,52 van gedaagde tegoed heeft. De vordering is afgewezen en eiser is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 50,00 aan de kant van gedaagde.