ECLI:NL:RBNHO:2023:13103

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/15/340501 / FA RK 23-2594
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in Ethiopië voltrokken religieus huwelijk en de gevolgen voor echtscheiding en ouderschapsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in Ethiopië zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. de Geest, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J.E. op de Weegh, hebben verzocht om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtsgeldigheid van het in Ethiopië gesloten religieuze huwelijk beoordeeld, aangezien de man op het moment van het huwelijk minderjarig was. De rechtbank concludeert dat het huwelijk rechtsgeldig is, ondanks de niet-registratie, en dat het in Nederland erkend kan worden. De rechtbank heeft ook het ouderschapsplan dat door beide partijen is ondertekend, opgenomen in de beschikking. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw het huurrecht van de woning krijgt en dat de man een bijdrage van € 25,00 per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter R.M. van Diepen, tevens kinderrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/340501 / FA RK 23-2594
Beschikking d.d. 18 december 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. de Geest, gevestigd te Heerhugowaard,
tegen
[de man] (zo genaamd blijkens de overgelegde Nederlandse vertaling van de Ethiopische huwelijksakte), blijkens de inschrijving in de basisregistratie personen genaamd:
[de man] ,
aanvankelijk wonende te [plaats] ,
thans wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T.J.E. op de Weegh, gevestigd te Heiloo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 16 mei 2023;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 11 juli 2023;
- de brief, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 14 juli 2023;
- het aanvullende verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 16 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 november 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw bijgestaan door mr. M. de Geest en de man bijgestaan door mr. T.J.E. op de Weegh. Voorts zijn verschenen [tolk] en [tolk] , die zijn opgetreden als tolk Tigrinya voor de vrouw respectievelijk de man.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de vrouw bij op 5 december 2023 ingekomen brief, onder overlegging van een door partijen (op 24 en 30 november 2023) ondertekend ouderschapsplan, haar verzoeken, zoals geformuleerd in het petitum onder de punten 1, 2 en 3 primair, gehandhaafd.
De man heeft bij op 5 december 2023 ingekomen brief zich gerefereerd aan de inhoud van de brief van de vrouw van 5 december 2023. Tevens heeft de man het door hem onder sub II vermelde zelfstandige verzoek ingetrokken.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] , Ethiopië. Partijen hebben de Eritrese nationaliteit.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (volgens de vertaalde doopakte)/ [plaats] (volgens de inschrijving basisregistratie personen), Ethiopië.
2.3.
Scheiding
2.3.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
rechtsgeldigheid in Ethiopië voltrokken religieus huwelijk
2.3.3.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding, dient zij ambtshalve te beoordelen of het in Ethiopië gesloten huwelijk rechtsgeldig is, en zo ja, of dit huwelijk in Nederland kan worden erkend.
2.3.4.
Uit artikel 10:31, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend, wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. Op grond van het vierde lid van dit artikel wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring wordt afgegeven door een bevoegde autoriteit.
2.3.5.
In Ethiopië kent men een burgerlijk (artikel 2 Familiewet), een religieus (artikel 3 Familiewet) en een traditioneel huwelijk (artikel 4 Familiewet). Een huwelijk wordt geacht religieus te zijn als het bruidspaar religieuze handelingen voor het huwelijk heeft verricht (artikel 26 Familiewet). Religieuze huwelijken worden door de naar hun eigen regels bevoegde autoriteit voltrokken (artikel 1 jo 22 Familiewet) en worden geregistreerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de plaats waar het huwelijk is voltrokken (artikel 28 Familiewet).
2.3.6.
Zoals hiervoor al is overwogen moet de rechtbank beoordelen of er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk naar Ethiopisch recht. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is, nu zich bij de stukken een Ethiopische huwelijksakte voorzien van een Nederlandse vertaling bevindt en uit de stukken is gebleken dat partijen van mening zijn dat er tussen hen sprake is van een religieus huwelijk. Op grond van hetgeen partijen ter zitting nog hebben verklaard, zal de rechtbank in aanvulling daarop ervan uitgaan dat de huwelijksplaats ‘ [plaats] ’ (Ethiopië) is. Op de vraag of het huwelijk van partijen is geregistreerd bij de burgerlijke stand in de plaats in Ethiopië waar het huwelijk is voltrokken, heeft de man ter zitting verklaard dat het huwelijk niet mocht worden ingeschreven omdat hij op dat moment minderjarig was (17 jaar) en dat daarvoor geen dispensatie is gevraagd. De rechtbank overweegt dat ook wanneer het huwelijk niet is geregistreerd, er nog steeds sprake kan zijn van een rechtsgeldig huwelijk, nu uit de Ethiopische Familiewet niet valt af te leiden dat wanneer het religieuze huwelijk niet wordt geregistreerd, dit consequenties heeft voor de rechtsgeldigheid daarvan.
erkenning religieus huwelijk in Nederland
2.3.7.
Uit de stukken blijkt dat de vrouw is geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Eritrea en dat de man is geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Eritrea. Ten tijde van de huwelijksvoltrekking was de vrouw dus 19 jaar oud en de man 17 jaar oud.
2.3.8.
Nu de man op het moment dat het huwelijk is gesloten nog geen 18 jaar oud was, dient de rechtbank te beoordelen of er sprake is van een huwelijk dat in Nederland kan worden erkend. Volgens de Ethiopische Familiewet is de minimumleeftijd voor zowel de man als de vrouw om te kunnen trouwen 18 jaar. De minister van Justitie kan dispensatie verlenen van de leeftijdsvoorwaarde met een maximum van twee jaar (dus de ondergrens voor de toestemming is 16 jaar). Zoals uit het voorgaande blijkt heeft de man deze dispensatie niet gevraagd. Desondanks is er een religieus huwelijk gesloten dat is vastgelegd in een Ethiopische huwelijksakte. Dat de man minderjarig was doet dan ook aan de rechtsgeldigheid van het huwelijk naar Ethiopisch recht niets af.
2.3.9.
Op grond van artikel 10:32, aanhef en onder c. BW wordt, ongeacht artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden indien één van de echtgenoten de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk wordt gevraagd beiden de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
2.3.10.
Uit de stukken blijkt dat de vrouw het echtscheidingsverzoek heeft ingediend en dat de man eveneens heeft gevraagd de echtscheiding uit te spreken. Deze stelling van de man kan naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een verzoek van de man om het huwelijk te erkennen. De man was dan ook ouder dan 18 jaar ten tijde van het door hem gedane verzoek tot erkenning van het huwelijk.
2.3.11.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het religieuze huwelijk van partijen in Nederland wordt erkend.
2.3.12.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.13.
Partijen hebben onderling een regeling getroffen die is vermeld in het aan deze beschikking gehechte ouderschapsplan. De rechtbank zal bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking, zoals door de vrouw is verzocht en door de man niet is weersproken. Gelet op het overeengekomen ouderschapsplan heeft de man zijn verzoek tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ingetrokken bij de brief van 5 december 2023, zodat dit verzoek geen bespreking meer behoeft.
2.4.
Woning
2.4.1.
De vrouw heeft het huurrecht van de woning verzocht.
De man heeft zich daartegen niet verweerd.
2.4.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
2.4.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.4.4.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
2.5.
Onderhoudsbijdrage
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 25,00 per maand.
De man heeft zich daartegen niet verweerd.
2.5.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage.
2.5.3.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een kinderbijdrage toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2.5.4.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Ethiopië op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt dat het aangehechte, door de man op 24 november 2023 en door de vrouw op 30 november 2023 ondertekende, ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.3.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.4.
bepaalt dat de man € 25,00 per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarige, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
3.5.
verklaart de beslissing met betrekking tot de kinderbijdrage uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. van Diepen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.M. Bergen op 18 december 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.