ECLI:NL:RBNHO:2023:13072

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
15.212844.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van koperdiefstallen uit liften in Haarlem met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen van koperen kabels uit liften in Haarlem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zes koperdiefstallen door middel van het doorknippen en wegnemen van kabels uit de liftschacht van verschillende flats. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren. Om de kans op herhaling te voorkomen, zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, waaronder een meldplicht en een verplichting tot ambulante behandeling. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook een vordering tot schadevergoeding van ruim 14 duizend euro toegewezen aan een flateigenaar. Voor de koperdiefstal uit vier andere flats is de verdachte vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Tevens zijn twee benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een machtiging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.212844.23
Uitspraakdatum: 19 december 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 december 2023 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en van wat door de verdachte en mr. H.J. Visser, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2023 tot en met 28 juli 2023 te Haarlem, in elk geval in Nederland, (telkens) koperen kabels en/of voedingskabels en/of sleepkabels, althans kabels uit een lift, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- VvE de Koch en/of
- VvE Kochstede en/of
- Stichting Elan Wonen en/of
- Stichting Ymere en/of
- [naam vertegenwoordiger 1] en/of VvE Amsterdamse Vaart en/of
- Rebo Vastgoed Management B.V. en/of
- Reinaldahuis,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen koperen kabels en/of voedingskabels en/of sleepkabels, althans kabels uit een lift onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel, door gebruik te maken van hem ter beschikking staande liftsleutel.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Overzicht van de adressen en zaken
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de ten laste gelegde periode tien diefstallen heeft gepleegd. Die afzonderlijke diefstallen worden in dit vonnis aangeduid als de zaken 1 tot en met 10. Voor het overzicht geeft de rechtbank hieronder schematisch de adressen en aangevers van de ten laste gelegde diefstallen weer met daarbij vermeld of er een vordering benadeelde partij is ingediend.
Nummer
Adres
Aangever
Vordering benadeelde partij
Zaak 1
Robert Kochlaan 204
[naam vertegenwoordiger 2], mede namens VVE De Koch
[naam vertegenwoordiger 2], VVE De Koch
Zaak 2
Robert Kochlaan 578
[naam vertegenwoordiger 3] namens VVE De Kochstede
VVE De Kochstede
Zaak 3
Briandlaan 259 t/m 341
[naam vertegenwoordiger 4], mede namens Stichting Elan Wonen
Zaak 4
Steve Bikostraat 2-124
[naam vertegenwoordiger 5], mede namens Stichting Ymere
Stichting Ymere
Zaak 5
Harry Mulischstraat 1-63
[naam vertegenwoordiger 5], mede namens Stichting Ymere
Stichting Ymere
Zaak 6
Amsterdamsevaart 88
[naam vertegenwoordiger 6] namens Rebo Vastgoed Management
Zaak 7
Amsterdamsevaart 118
[naam vertegenwoordiger 1], VVE Amsterdamse Vaart
Zaak 8
Spaarndamseweg 236
[naam vertegenwoordiger 5], mede namens Stichting Ymere
Stichting Ymere
Zaak 9
Van Zeggelenplein 140 t/m 185
[naam vertegenwoordiger 5], mede namens Stichting Ymere
Zaak 10
Leonard Springerlaan 1
[naam vertegenwoordiger 7] namens Reinaldahuis
3.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak in de zaken 4, 5, 6 en 8 en tot bewezenverklaring in de zaken 1, 2, 3, 7, 9 en 10.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstallen in de zaken 1, 2, 3 en 10. De verdachte heeft deze diefstallen ook bekend. Voor de overige ten laste gelegde diefstallen is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Gedeeltelijke vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstallen in de zaken 4, 5, 6 en 8 heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat ten aanzien van deze diefstallen de betrokkenheid van de verdachte niet of onvoldoende is komen vast te staan.
3.4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde – te weten: de diefstallen in de zaken 1, 2, 3, 7, 9, en 10 – heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4.3.
Nadere bewijsoverweging zaken 7 en 9
Ten aanzien van het bewijs voor de diefstallen op de adressen Amsterdamsevaart 118 (zaak 7) en het Van Zeggelenplein 140-185 (zaak 9) overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de zomer van 2023 zich meerdere malen, in ieder geval zo’n 7 à 8 keer, schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van kabels uit liften van flats gelegen in de buurt van Schalkwijk, de buurt waar hij woont. Van de ten laste gelegde diefstallen heeft hij er vier bekend. Zijn werkwijze bestond eruit dat hij op de fiets naar een complex reed en (i) met een bewoner of een bezorger de portiek van een flat betrad, (ii) met de lift naar boven ging, (iii) op al dan niet de bovenste verdieping met een zogenaamde driehoeksleutel de liftkast opende en daarin een kabel doorknipte om vervolgens (iv) beneden in de liftkast dezelfde kabel aan de onderkant door te knippen, waarna hij het losgeknipte deel van de kabel uit de liftschacht haalde en in een tas meenam. Doorgaans leverde hij deze met koper gevulde kabels nog op dezelfde dag in bij de firma [bedrijfsnaam], een oud-ijzerbedrijf.
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan onder meer het volgende worden vastgesteld.
Zaak 7, Amsterdamsevaart 118
Op 27 juli 2023 is aangifte gedaan van diefstal van kabels uit een lift, gepleegd op 20 juli 2023 tussen 15:06 uur en 15:37 uur. Aangever had camerabeelden van een Ring-videodeurbel veiliggesteld en overgelegd aan de politie. Daarop is een man te zien, in het zwart gekleed, met een zwarte sporttas en een steekkar. De man had handschoenen aan. De verdachte bekent dat hij de man op deze beelden is. Naar eigen zeggen was hij daar voor het ophalen van onderdelen van een step bij een vrouw die daar woont. De reden dat hij handschoenen droeg, was naar eigen zeggen omdat hij eerder gezien had dat de woning van de vrouw vol lag met spullen die verplaatst zouden moeten worden. De verdachte heeft hier wisselend over verklaard. Zo zou het gaan om een hele step dan wel onderdelen van een step, had hij al dan niet een lekke band met zijn step en kende hij de vrouw via Marktplaats dan wel via de Voedselbank. Uit het inleveroverzicht van de firma [bedrijfsnaam] blijkt dat de verdachte op 20 juli 2023, om 16:16:31 uur, voor 35 kilogram aan koper/kabels heeft ingeleverd/verkocht.
Zaak 9, Van Zeggelenplein 140-185
Op 28 juli 2023 vond de diefstal plaats tussen 12:00 en 17:00 uur. Hiervan is aangifte gedaan. Om 15:15 uur zag de getuige [naam getuige 1] een man met een paar behoorlijk grote tassen de flat binnenkomen waar de getuige zelf woont. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die man was. De getuige zag dat de verdachte met de linker lift naar de 11e verdieping ging. De getuige is naar de 12e verdieping gegaan met de rechter lift. Op de 12e verdieping zag de getuige dat de linker lift niet meer werkte. Ook hoorde hij een hoop gebonk en gestommel komen uit die lift. Op de 11e verdieping heeft de getuige aan de verdachte gevraagd wat hij daar in de lift deed, maar hoorde daarop niets meer. Terug op de 12e verdieping zag de getuige de verdachte staan voor de lift en heeft hij hem gemaand de flat te verlaten. Samen namen zij de lift naar beneden en de verdachte verliet de flat met zijn tassen. De getuige verliet ook de flat en kwam omstreeks 15.40 uur terug van een afspraak. Op weg naar zijn flat zag hij de verdachte fietsen, komend vanuit de richting van zijn wooncomplex, gaande in de richting van Schalkwijk. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 28 juli in de flat aan het Van Zeggelenplein is geweest met het doel om kabels weg te nemen, maar dat dit door de komst van de getuige niet is gelukt. Uit de administratie van de firma [bedrijfsnaam] blijkt dat de verdachte op 28 juli 2023, om 16:10:11 uur, voor 38,0 kilogram aan koperen kabels heeft ingeleverd.
De rechtbank stelt vast dat de diefstallen in de zaken 7 en 9 – net als de vier door hem bekende feiten – in de zomer van 2023 zijn gepleegd en dat de desbetreffende locaties zich op fietsafstand van zijn woning bevonden. Verdachte is op de dagen waarop de beide diefstallen zijn gepleegd in de desbetreffende wooncomplexen geweest, waarna niet lang daarna is geconstateerd dat de liften het niet meer deden en kabels bleken weggenomen. De verdachte heeft ook verklaard dat het zijn bedoeling was om bij het complex aan het Van Zeggelenplein kabels te stelen. Tot slot heeft de verdachte op beide dagen van de diefstallen koperen kabels ingeleverd bij de firma [bedrijfsnaam]. Gelet daarop, alsmede gelet op de manier waarop de kabels zijn weggenomen en het feit dat de verdachte voor al deze belastende feiten en omstandigheden geen consistente en aannemelijke verklaring heeft gegeven, kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie worden getrokken dan dat de verdachte ook deze diefstallen op 20 en 28 juli 2023 heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 27 juni 2023 tot en met 28 juli 2023 te Haarlem uit liften koperen kabels en/of voedingskabels, die aan
- VvE de Koch en
- VvE Kochstede en
- Stichting Elan Wonen en
- Stichting Ymere en
- VvE Amsterdamse Vaart en
- Reinaldahuis,
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen koperen kabels en/of voedingskabels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de zaken 1, 2, 3, 7, 9 en 10 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 138 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 150 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 75 dagen hechtenis. Aan het voorwaardelijke strafdeel moet worden verbonden een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, namelijk:
- een meldplicht,
- meewerken aan een ambulante behandeling
- een middelenverbod en het meewerken aan middelencontrole,
- een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
De officier van justitie wil ook als bijzondere voorwaarde toegevoegd zien dat de verdachte zal meewerken aan diagnostisch onderzoek als de reclassering dat nodig acht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, maar lager dan de officier van justitie heeft gevorderd. Daarbij moeten de voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport. De verdediging acht niet wenselijk dat daaraan wordt toegevoegd de verplichting mee te werken aan diagnostiek. De taakstraf zou volgens de verdediging lager moeten zijn dan de geëiste 150 uren.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in het tijdsbestek van een maand schuldig gemaakt aan zes diefstallen van koperen kabels uit liften, die door middel van verbreking zijn weggenomen uit de liftschachten. Na het wegnemen van de kabels zijn de nietsvermoedende bewoners en eigenaren van de flats gestuit op een zodanig defect aan hun lift dat deze onbruikbaar was en bleven de eigenaren achter met forse schade. De verdachte heeft de slachtoffers dus schade berokkend en overlast bezorgd. Hij heeft daarmee ook laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De feiten zijn gepleegd met raffinement en de gestolen kabels werden veelal dezelfde dag ingeleverd en verkocht aan een oud-ijzerbedrijf voor een fractie van de uiteindelijke herstelkosten.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van vergelding, normhandhaving en preventie – in beginsel alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte (gedateerd 26 oktober 2023), waaruit blijkt dat hij al vaker ter zake van (koper)diefstallen is veroordeeld.
Het over de verdachte opgestelde reclasseringsrapport van 21 november 2023 houdt onder meer in dat sprake is van een delictpatroon en dat de verdachte delicten pleegt om te kunnen voorzien in zijn middelengebruik. De verdachte heeft een aantal jaren geleden door zijn huisarts Oxycodon voorgeschreven gekregen en is daaraan verslaafd geraakt. Naast dit middel is hij ook heroïne gaan gebruiken.
Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis ervaart de verdachte stress over zijn huis en zijn medicatie. GGZ Reclassering Fivoor ziet hierin een risico. Om de kans op recidive te verlagen acht de reclassering het van belang dat de verdachte in beeld blijft bij de reclassering en dat de behandeling gericht op de verslavingsproblematiek wordt voorgezet. Daarom wordt geadviseerd de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, in de vorm van: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, middelencontrole en een verplichte dagbesteding.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 180 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, 137 dagen groot, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Voor het meewerken aan diagnostiek, zoals door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van 60 uur onbetaalde arbeid moet worden opgelegd. Het door de officier van justitie gevorderde aantal uren acht de rechtbank te hoog. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken dat de verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden zal moeten houden en dat van hem ook de nodige inspanning zal vergen. De verdachte is nu gemotiveerd om te werken aan zijn verslavingsproblematiek en het geven van een zinvolle invulling van zijn verdere leven. De rechtbank wil dit niet doorkruisen.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De heer [naam vertegenwoordiger 2]/VVE De Koch, zaak 1
[naam vertegenwoordiger 2] heeft uit naam van VVE De Koch een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de VVE als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank deze vordering integraal zal toewijzen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank deze vordering niet-ontvankelijk moet verklaren.
De rechtbank stelt vast dat de vordering is ingediend op naam van VVE De Koch, met als vertegenwoordiger [naam vertegenwoordiger 2]. Bij de ingediende vordering en ook in het dossier ontbreekt echter een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een door de bestuurder van de VVE afgegeven machtiging. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen of de heer [naam vertegenwoordiger 2] gemachtigd en dus bevoegd was om als vertegenwoordiger, namens de benadeelde partij, de vordering in te dienen. De benadeelde partij kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen.
Aangezien deze vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de vordering heeft gemaakt en nog zal maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
8.2.
VVE De Kochstede, zaak 2
De benadeelde partij VVE Robert Kochlaan 500-642, VVE De Kochstede, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 14.055,34 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit stelt te hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van € 1.457,92 (inclusief btw) aan nieuwe kabels en een bedrag van € 12.597,42 (inclusief btw) voor het herstel van het liftgebruik.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank deze vordering integraal zal toewijzen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over deze vordering.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal door verbreking] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.
Stichting Ymere, zaken 4, 5 en 8
De benadeelde partij Stichting Ymere heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de VVE als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat Stichting Ymere niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal Stichting Ymere niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop deze vordering ziet.
Aangezien deze vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de vordering heeft gemaakt en nog zal maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
honderdtachtig (180) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot honderdzevenendertig (137) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
meldplicht
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Zijlweg 148C te (2015 BJ) Haarlem en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
ambulante behandeling
- de reeds vrijwillig gestarte behandeling bij Brijder Verslavingszorg (of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering) voortzet. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
middelencontrole
- zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
zestig (60) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door dertig
(30) dagenhechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
VVE Robert Kochlaan 500-642 (Kochstede)geleden schade tot een bedrag van
€ 14.055,34voor de materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan VVE Robert Kochlaan 500-642 (Kochstede), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer VVE Robert Kochlaan 500-642 (Kochstede) de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.055,34, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 105 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partijen Stichting Ymere en [naam vertegenwoordiger 2]/VVE De Koch (Robert Kochlaan 72-214) niet-ontvankelijk in hun vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2023.