ECLI:NL:RBNHO:2023:12941

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/15/328260 / HA ZA 22-315
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een maatschap en de uitleg van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een bindend advies

In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023, gaat het om de afwikkeling van een maatschap tussen twee partijen, [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. De partijen hebben jarenlang samengewerkt in een accountantskantoor en hebben een maatschap opgericht voor de exploitatie van een bedrijfspand. Door een verslechtering van de samenwerking hebben [eisers] c.s. de maatschap gedagvaard met het verzoek om ontbinding en voortzetting van de maatschap. In een eerdere vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat de maatschap per 20 juli 2022 zou worden ontbonden en dat [gedaagden] c.s. de maatschap zouden voortzetten. De rechtbank heeft in deze uitspraak de vorderingen van [eisers] c.s. afgewezen, waaronder de vernietiging van een taxatierapport en de verklaring dat de kosten van deskundigen door de voortgezette maatschap zouden worden gedragen. De rechtbank oordeelt dat de gebondenheid aan het taxatierapport van de makelaar niet onaanvaardbaar is en dat de kosten van deskundigen voor rekening van de oude maatschap komen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verplichtingen tot faciliteren van [eisers] door [gedaagden] zijn komen te vervallen door de vaststellingsovereenkomst. De proceskosten zijn toegewezen aan [gedaagden] c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328260 / HA ZA 22-315
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.S.F. Loor,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 1],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. H. den Besten.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. genoemd worden. Eiser sub 2 zal afzonderlijk [eisers] worden genoemd en gedaagde sub 1 afzonderlijk [gedaagden].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juni 2023
  • de akte reactie wijziging van eis van [gedaagden] c.s.
  • de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 waarbij [eisers] c.s. gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de akte wijziging eis van [eisers] c.s.
  • de akte reactie wijziging eis van [gedaagden] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] en zijn schoonzoon [gedaagden] hebben jarenlang samengewerkt in accountantskantoor [betrokkene 1] en [eisers] B.V. (hierna: [bedrijf 1]) waarvan zij sinds 2001 beiden (middellijk) aandeelhouders waren.
2.2.
Op 19 februari 2004 is de maatschap PL4 (hierna: de maatschap) opgericht met als vier maten [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. Doel van de maatschap was het voor gezamenlijke rekening en risico exploiteren van het bedrijfspand aan de [adres 1] te [plaats 2] (hierna: het bedrijfspand) dat op dezelfde datum door [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. is gekocht.
2.3.
Het bedrijfspand is op 19 november 2004 geleverd waarbij [eisers] c.s. ieder voor 1/3e deel eigenaar zijn worden en [gedaagden] c.s. ieder voor 1/6e deel. Het bedrijfspand is ingebracht in de maatschap en vervolgens verhuurd aan (onder meer) [bedrijf 1].
2.4.
In artikel 7.4 van de maatschapsovereenkomst is bepaald dat de nettowinsten en -verliezen van de maatschap door partijen gedragen worden in de verhouding van hun eigendom in de onroerende zaak/zaken.
2.5.
Nadat [eisers] zijn aandelen in [bedrijf 1] in 2008 had verkocht aan Vanhier B.V. (hierna: Vanhier) heeft [gedaagden] [bedrijf 1] met Vanhier voortgezet in het bedrijfspand. In 2013 is de samenwerking tussen [gedaagden] en Vanhier beëindigd en zijn [eisers] en [gedaagden] opnieuw gaan samenwerken binnen de ondernemingen MKB-accountancy B.V. (hierna: MKB-accountancy) en [bedrijf 1]-administraties B.V. (hierna: [bedrijf 1]-administraties). [eisers] was via [betrokkene 1] en [eisers] Beheer B.V. (hierna: [bedrijf 1] Beheer) enig aandeelhouder van [bedrijf 1]-administraties. [gedaagden] was grootaandeelhouder (95%) van MKB-accountancy.
2.6.
In november 2019 is de huurovereenkomst tussen de maatschap en [bedrijf 1] geëindigd en vanaf dat moment zijn MKB-accountancy en [bedrijf 1]-Administraties een deel van het bedrijfspand gaan huren. Het bedrijfspand werd daarnaast deels verhuurd aan derden.
2.7.
Vanaf 2018 verslechterde de verhouding tussen [eisers] en [gedaagden] en was samenwerking niet langer wenselijk. [gedaagden] en [eisers] zijn vervolgens mondeling overeengekomen dat [gedaagden] de aandelen van [eisers] in [bedrijf 1] Beheer zou overnemen. Die mondelinge overeenkomst is op 29 februari 2020 schriftelijk vastgelegd in de document getiteld “Overeenkomst overdracht van aandelen”. In die overeenkomst is – onder meer – de volgende afspraak opgenomen:
“De Overdrager [de rechtbank: [eisers]] zal zo lang hij wenst gefaciliteerd worden door Overnemer [de rechtbank: [gedaagden]].
2.8.
Het merendeel van de aandelen in [bedrijf 1] Beheer is op 24 september 2020 door [eisers] geleverd waarna [gedaagden] (middellijk) grootaandeelhouder was van [bedrijf 1] Beheer die op haar beurt enige aandeelhouder was van [bedrijf 1]-administraties.
2.9.
Binnen de maatschap is in de loop van 2021 een conflict ontstaan over de huur van het bedrijfspand door MKB-accountancy en [bedrijf 1]-adminstraties met als gevolg dat de verhoudingen tussen [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. ernstig zijn verstoord.
2.10.
Op 10 mei 2022 hebben [eisers] c.s. [gedaagden] c.s. in de onderhavige procedure gedagvaard en - kort gezegd - gevorderd de maatschap te ontbinden en te bepalen dat [eisers] c.s. gerechtigd zijn de maatschap voort te zetten tegen betaling aan [gedaagden] c.s. van hun aandeel in het vermogen van de maatschap. [gedaagden] c.s. hebben in reactie daarop de in 3.4 weergegeven reconventionele vorderingen ingesteld.
2.11.
Eveneens in 2022 is de maatschap een kort gedingprocedure bij de kantonrechter gestart tegen MKB-accountancy en [bedrijf 1]-administraties over de betaling van de huurpenningen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2022 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten die is neergelegd in een door de kantonrechter opgemaakt proces-verbaal. De volgende afspraken zijn in het proces-verbaal vastgelegd:
1. Partijen wensen de onderlinge maatschap waarvan zij deel uitmaken, de maatschap PL4, per heden te beëindigen, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de maatschap zullen voortzetten. Daartoe dient een slotbalans te worden opgemaakt per heden.
Partijen verzoeken de rechtbank om zo spoedig mogelijk na deze afspraak daartoe een onafhankelijk RA-accountant aan te wijzen. De maten zullen de administratie van de maatschap ter beschikking stellen aan deze accountant. Na het onderzoek door de accountant zal de administratie ter beschikking worden gesteld aan [gedaagde 1] en zijn echtgenote.
2. Partijen spreken hierbij af dat partij [gedaagden] en zijn echtgenote de activiteiten die nu in het pand van PL4 aan de [adres 1] te [plaats 2] worden uitgeoefend daar zullen voortzetten en dat zij de eigendom van dit pand zullen overnemen. Daartoe dient het pand te worden getaxeerd door een onafhankelijk NVM-makelaar. Partijen verzoeken de rechtbank om zo spoedig mogelijk na deze afspraak daartoe zo’n makelaar aan te wijzen.
3. De kosten van genoemde deskundigen zullen door de maatschap worden gedragen
(…)
7. De voortgezette maatschap PL4 zal tegelijk met de levering van het bedoelde bedrijfspand de openstaande lening van Jacolesto B.V. afbetalen.
8. [eiser 2] houdt toegang tot de boekhoudsoftware AFAS die thans in gebruik is bij [betrokkene 1] en [eisers] Beheer B.V. tot uiterlijk 31 december 2024 voor zijn privé vennootschappen en zijn cliënten zoals hierna genoemd. [gedaagde 1] stelt [eiser 2] in de gelegenheid om voorafgaand aan de beëindiging van deze gebruiksafspraak de data in AFAS van de voor hem relevante vennootschappen en de cliënten [bedrijf 2], Ukshelf B.V. Edpa B.V. en Evemarda B.V. (de laatste: voor zover technisch mogelijk is) over te zetten op een eigen systeem.
9. [eiser 2] zal tegelijk met de overdracht van bedoelde onroerende zaak de aandelen die Jacolesto B.V. houdt in [betrokkene 1] en [eisers] Beheer B.V. om niet overdragen aan [betrokkene 1] en [eisers] Beheer B.V. De kosten van de notariële overdracht zijn voor rekening van de ontvanger van de aandelen.
10. De bodemzaak met C15/328260 zal worden aangehouden in afwachting van de afwikkeling van de vandaag gemaakte afspraken en de afwikkeling van de ontbinding van de maatschap.
(…)”
2.12.
Bij brief van 28 juli 2022 heeft de griffier aan partijen bericht dat de kantonrechter als deskundigen heeft aangewezen de heer [betrokkene 2] als registeraccountant voor het opstellen van de slotbalans en de heer [betrokkene 3], werkzaam bij KRK, als makelaar voor het bepalen van de waarde van het bedrijfspand.
2.13.
Op 21 oktober 2022 heeft makelaar [betrokkene 3] zijn taxatierapport uitgebracht waarin de marktwaarde kosten koper van het bedrijfspand per 20 september 2022 is gewaardeerd op € 1.025.000,-. Het rapport vermeldt – voor zover van belang – het volgende:
(…)
B.9 GEHANTEERDE TAXATIEMETHODIEK
BAR/NAR methode
Hierbij wordt een markthuurwaarde per vierkante meter per jaar vastgesteld, rekeninghoudende met de aard en bestemming van het gebouw, het afwerkingsniveau en de ligging. Op de verkregen bruto economische huurwaarde zijn vervolgens de geschatte jaarlijkse exploitatiekosten (…) in mindering gebracht.
De verkregen netto huurwaarde is vervolgens gekapitaliseerd met een netto aanvangsrendement, waarna de gekapitaliseerde waarde is verkregen.
Voor zover van toepassing is er vervolgens een aantal kapitaalcorrecties in mindering dan wel meerdering gebracht op de alsdan verkregen marktwaarde vrij op naam.
Na aftrek van de wettelijke transactiekosten (…) resteert de marktwaarde kosten koper.
(…)
H.1 MARKTVISIE
(…)
Marktsituatie
De transactieprijzen voor kantoorruimten in de [regio] liggen grotendeels tussen € 80 en € 130 per m2 per jaar. Binnen [plaats 2] is wel duidelijk onderscheid tussen kantoorruimte in het centrum-/stationsgebied waar hogere prijzen worden betaald (meer dan € 130 per m2) en kantoorruimte op meer perifere locaties en bedrijventerreinen. De gemiddelde transactieprijs voor de regio kwam in 2021 uit op € 103 per m2. In het afgelopen kwartaal was dat € 122 per m2 maar het aantal geregistreerde transacties was beperkt. De hoogste huurprijzen in de regio liggen in [plaats 2] waar vorig jaar gemiddeld € 112 per m2 werd betaald. (…) De vraaghuurprijzen van het aanbod in de regio bleven ongeveer gelijk ten opzichte van eind vorig jaar met gemiddeld € 113 per m2 voor [plaats 2] (…)
H.2 HUURREFERENTIES EN OVERZICHT RUIMTES EN MARKTHUUR
Algemene toelichting op de huurreferenties
De gemiddelde huurtransacties variëren van globaal tussen de circa € 73,- en € 125,- per vierkante meter VVO. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er verschil is op onder andere locatie, gedeelde/eigen entree, secundaire kantoorruimten, parkeerfaciliteiten, kwaliteit en de overige voorzieningen. (…)
De gehanteerde gemiddelde markthuur voor onderhavig object bedraagt circa € 95,- per vierkante meter VVO en voor de parkeerplaatsen € 500,- per stuk per jaar. De markthuur ligt daarmee binnen de bandbreedte van de referentie huurprijzen.
Huurreferenties commercieel
Transactiedatum
Adres
Plaats
IPD type
Totaal m2 of stuks
Huuropbrengst p/j
Huuropbrengst p/j/m2 of stuk
(…)
[adres 2]
[plaats 2]
Kantoor
200
(…)
€ 113
(…)
[adres 3]
[plaats 2]
Kantoor
103
(…)
€ 73
(…)
[adres 4]
[plaats 2]
Kantoor
144
(…)
€ 115
(…)
[adres 5]
[plaats 2]
Kantoor
338
(…)
€ 125
Huuraanbod commercieel
Adres
Plaats
IPD type
Totaal m2 of stuks
Huuropbrengst p/j
Huuropbrengst p/j/m2 of stuk
[adres 6]
[plaats 2]
Kantoor
140
(…)
€ 120
[adres 7]
[plaats 2]
Kantoor
617
(…)
€ 100
(…)
Overzicht ruimtetypes
IPD type
Ruimtetypes
BVO m2
VVO m2
Markt/herz.
huur per m2
Markt/herz.
huur per jr
% van totaal
Kantoor
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
Subtotaal of gemiddelde
934
764
€ 95,00
€ 72.580
87,4 %
Totaal
934
764
€ 72.580
87,4 %
Overzicht andere ruimtetypes
IPD type
Ruimtetypes
Stuks
Markthuur per stuks
Markthuur jr
% van totaal
Parkeren buiten
Parkeerplaatsen
21
€ 500,00
€ 10.500
12,6 %
Subtotaal of gemiddelde
21
€ 500,00
€ 10.500
12,6 %
Totaal
21
€ 10.500
12,6 %
Totaal overzicht ruimte types
Overzicht ruimtetypes
€ 72.580
87,4 %
Overzicht andere ruimtetypes
€ 10.500
12,6 %
Totalen
€ 83.080
100,0 %
Verklaring gehanteerde markthuur
Markthuren zijn gerelateerd aan vergelijkbare referentieobjecten, waarbij rekening wordt gehouden met oppervlakte, opleveringsniveau, ligging, voorzieningenniveau, bereikbaarheid ed. (…)”
2.14.
[betrokkene 3] heeft voor de taxatie van het bedrijfspand een factuur gestuurd van € 1.680,-.
2.15.
Op 23 februari 2023 heeft accountant Oskam het definitieve rapport met de slotbalans van de maatschap per 20 juli 2022 opgesteld. Voor het opstellen van het rapport heeft hij € 30.000,- in rekening gebracht. In de slotbalans zijn die kosten en de taxatiekosten ad € 1.680,- voor rekening van de maatschap gebracht.
2.16.
Op 30 maart 2023 hebben [eisers] c.s. hun 2/3e aandeel in het bedrijfspand aan [gedaagden] c.s. geleverd tegen een koopprijs van € 682.333,33, zijnde 2/3e van de getaxeerde marktwaarde van € 1.025.000,-.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 20 juli 2022 waarin partijen onder meer hebben afgesproken dat de maatschap per die datum is ontbonden en dat [gedaagden] c.s. de maatschap zullen voortzetten vorderen [eisers] c.s. niet langer ontbinding en voortzetting door hen van de maatschap. In plaats daarvan vorderen zij (na meerdere wijzigingen van eis) thans om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
het taxatierapport van KRK d.d. 21 oktober 2022 met betrekking tot de waardering van het kantoorpand te vernietigen en te bepalen dat de marktwaarde van het kantoorpand dient te worden vastgesteld op € 1.285.000,-, althans € 1.175.000,-;
[gedaagden] c.s. te veroordelen tot betaling van € 173.333,-, althans € 100.000,- aan [eisers] c.s. uit hoofde van de overname van het kantoorpand en de afwikkeling van de overeenkomst d.d. 20 juli 2022;
te verklaren voor recht dat partijen zijn overeengekomen dat de gemaakte kosten met betrekking tot de deskundigen door de voortgezette maatschap zullen worden gedragen;
[gedaagden] c.s. te veroordelen tot betaling van € 21.120,- aan [eisers] c.s. uit hoofde van de gemaakte kosten voor deskundigen;
[gedaagden] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot nakoming van zijn verplichting tot facilitering van [eisers] uit hoofde van de overeenkomst d.d. 29 februari 2020, te weten:
  • het opstellen van de jaarrekeningen en aangiften vennootschapsbelasting inclusief publicatiestukken van Jacolesto B.V., [eiser 2] B.V., EDPA Beheer B.V., Ukshlef B.V. en Evemarda B.V.;
  • het verzorgen van de jaarrekening een aangiften Inkomstenbelasting van de vennootschap onder firma Gebr. [bedrijf 2];
  • het ter beschikking stellen van (digitale) knowhow zoals Fiscount;
  • het ter beschikking stellen van hard- en software en kantoorartikelen;
  • het verzorgen van de salarisadministratie van Jacolesto B.V.;
  • het verzorgen van de beroeps-, bedrijfsaansprakelijkheid- en cyberverzekering ten behoeve van Jacolesto B.V. als onderdeel van de collectieve polis;
een en ander op straffe van een aan [eisers] te verbeuren dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [gedaagden] met de nakoming van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 25.0000,-;
[gedaagden] c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] c.s. vorderen – samengevat – de maatschap te ontbinden, te verklaren voor recht dat [gedaagden] c.s. gerechtigd zijn de maatschap voort te zetten, te bepalen dat een onafhankelijk door de rechtbank aangewezen deskundige de slotbalans gaat vaststellen en een onafhankelijk door de rechtbank aangewezen makelaar de waarde van het kantoorpand gaat bepalen en [eisers] c.s. te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.5.
[eisers] c.s. voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Waardering bedrijfspand
4.1.
In de vaststellingsovereenkomst van 20 juli 2022 is in het kader van de afwikkeling van de maatschap onder meer afgesproken dat [gedaagden] c.s. de eigendom van het bedrijfspand zullen overnemen en dat het pand daartoe zal worden getaxeerd door een onafhankelijk door de kantonrechter aan te wijzen NVM-makelaar. De kantonrechter heeft [betrokkene 3] als makelaar aangewezen. Hij heeft de marktwaarde kosten koper van het bedrijfspand per 20 september 2022 gewaardeerd op € 1.025.000,-. [eisers] c.s. kunnen zich niet vinden in het taxatierapport en de daarin vastgestelde waarde van het bedrijfspand en hebben het rapport voorgelegd aan een andere makelaar die is uitgekomen op een hogere marktwaarde. De bezwaren van [eisers] c.s. tegen het rapport van [betrokkene 3] komen op het volgende neer. Bij de waardering van het pand is [betrokkene 3] ten onrechte uitgegaan van een gemiddelde markthuur van € 95,- per m2 per jaar, terwijl uit het rapport blijkt dat de huurprijzen in [plaats 2] vorig jaar gemiddeld € 122,- per m2 bedroegen. Hoe [betrokkene 3] tot het bedrag van € 95,- is gekomen, is niet onderbouwd. De gebruikte referentiepanden zijn niet geschikt, omdat het in meerderheid gemengde bedrijfsobjecten met kantoorfuncties zijn, terwijl het getaxeerde bedrijfspand een zelfstandig volledig kantoorgebouw is op een centrale en bereikbare locatie. Een van de referentiepanden heeft bovendien een zeer afwijkende huurwaarde waar niet voor gecorrigeerd is. Bij de berekening heeft [betrokkene 3] ook een rekenfout gemaakt die van grote invloed is op de uiteindelijke waarde van het pand. De gemiddelde huurwaarde per m2 van de gebruikte referentiepanden bedraagt niet € 95,-, maar € 107,-. Uitgaande van dat laatste bedrag komt de totale huurwaarde van het bedrijfspand hoger uit wat leidt tot marktwaarde vrij op naam van € 1.285.000,- in plaats van de € 1.025.000,- waar [betrokkene 3] op uit is gekomen.
Deze rekenfout is een ernstig gebrek en de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen zijn overschreden. Gebondenheid aan de waardebepaling van de makelaar is in gegeven omstandigheden naar maatstaven redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar, zodat het taxatierapport moet worden vernietigd en moet worden uitgegaan van een waarde van € 1.285.000,-, aldus [eisers] c.s.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de waarde van het bedrijfspand bindend zal worden vastgesteld door een door de rechtbank aan te wijzen taxateur. Aan het bindend advies van die taxateur zijn partijen in beginsel gebonden. Alleen als gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar. Van ernstige gebreken in het taxatierapport die maken dat gebondenheid aan het rapport en de daarin opgenomen waardering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn is in dit geval echter niet gebleken. Anders dan [eisers] c.s. stellen, blijkt niet dat [betrokkene 3] een rekenfout heeft gemaakt. Nergens in het rapport staat dat de gehanteerde gemiddelde huurwaarde van € 95 voor het bedrijfspand is berekend door het gemiddelde te nemen van de huurwaarde van de zes referentiepanden. Er staat alleen dat de huurwaarde is gerelateerd aan vergelijkbare referentieobjecten. Uit de opmerking van [betrokkene 3] dat de markthuur binnen de bandbreedte van de referentie huurprijzen ligt, blijkt ook dat de gehanteerde huurwaarde niet het gemiddelde van de huurwaarden van de zes referentiepanden is, want het gemiddelde ligt immers altijd precies in het midden van de bandbreedte. Uit de toelichting op de gebruikte BAR/NAR methode volgt ook niet dat een gemiddelde van de referentiepanden moet worden genomen om tot de markthuurwaarde van een object te komen. Dat ligt overigens ook niet voor de hand, omdat bij de vaststelling van de markthuurwaarde rekening moet worden gehouden met onder meer de aard en bestemming van het gebouw, het afwerkingsniveau en de ligging. De vaststelling van de huurwaarde op € 95,- betreft een waardering van [betrokkene 3] die hij vanuit zijn ervaring en expertise heeft gemaakt en ook heeft mogen maken. Dat geldt ook voor de selectie van de referentiepanden. [eisers] c.s. hebben onvoldoende aangevoerd om tot het oordeel te komen dat [betrokkene 3] in redelijkheid niet tot die selectie heeft kunnen komen. Van ernstige gebreken in het taxatierapport is dus niet gebleken en gebondenheid van [eisers] c.s. daaraan is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Vordering A tot vernietiging van het taxatierapport en de daarin opgenomen waardering zal daarom worden afgewezen. Dat betekent dat partijen gebonden zijn aan de door [betrokkene 3] vastgestelde marktwaarde kosten koper per 20 september 2022 van € 1.025.000,-. Voor de onder B door [eisers] c.s. gevorderde bijbetaling door [gedaagden] c.s. is dan ook geen grondslag, zodat die vordering eveneens zal worden afgewezen.
Kosten deskundigen
4.3.
Het tweede geschilpunt tussen partijen betreft de uitleg van de in de vaststellings-overeenkomst vastgelegde afspraak dat de kosten van de deskundigen door de maatschap zullen worden gedragen. [eisers] c.s. vorderen onder C voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat de kosten door de voortgezette maatschap zullen worden gedragen. Volgens [gedaagden] c.s. hebben partijen met “maatschap” echter juist de “oude maatschap” bedoeld.
4.4.
Bij de uitleg van de door partijen ter zitting gesloten vaststellingsovereenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen uit de vaststellingsovereenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de ‘Haviltexnorm’).
4.5.
[eisers] c.s. stellen dat zij tijdens de kort gedingzitting hebben ingestemd met voortzetting van de maatschap door [gedaagden] c.s. onder de voorwaarde dat de noodzakelijke kosten van de deskundigen om [eisers] c.s. uit te kopen voor rekening zouden komen van de voortgezette maatschap. Dat is volgens hen als zodanig ook in het proces-verbaal opgeschreven. De eerste afspraak van de vaststellingsovereenkomst is dat de maatschap per 20 juli 2022 wordt beëindigd. Daarna volgt de afspraak dat [gedaagden] c.s. de maatschap zullen voortzetten en de accountant in verband daarmee de slotbalans zal opstellen. In het tweede artikel is opgenomen dat [gedaagden] c.s. het bedrijfspand zullen overnemen. Ten slotte volgt in het derde artikel de afspraak over het de kosten van de deskundigen. Nu de maatschap in het eerste artikel reeds was beëindigd en alle kosten daarna pas worden gemaakt is duidelijk dat partijen bedoeld hebben dat de partijen die de maatschap voortzetten de kosten dragen. Zonder voortzetting had immers kunnen worden volstaan met liquidatie en vereffening en waren waarderingsgrondslagen en toerekeningen niet relevant geweest. De werkzaamheden van de deskundigen zijn dan ook toe te rekenen aan het voortzetten van de maatschap. Als die kosten moeten worden gedragen door de “oude” maatschap komen de kosten bovendien feitelijk voor 2/3e deel voor rekening van [eisers] c.s. en dat hebben partijen nooit voor ogen gehad, aldus [eisers] c.s.
4.6.
[gedaagden] c.s. betogen daarentegen dat met de zin “De kosten van genoemde deskundigen zullen door de maatschap worden gedragen” alleen de “oude maatschap” kan zijn bedoeld, omdat de kantonrechter anders net als in punt 7 wel “de voortgezette maatschap” had opgeschreven. Partijen hebben daar kennelijk een verschil in gezien en [eisers] c.s. hebben ter zitting niet opgemerkt dat bij punt 3 “voortgezette maatschap” zou moeten staan.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan [eisers] c.s. betogen, blijkt uit de bewoordingen en de volgorde waarin de afspraken in de vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd juist niet dat de noodzakelijke kosten van de deskundigen om [eisers] c.s. uit te kopen voor rekening zouden komen van de voortgezette maatschap. De onder punt 1 vastgelegde afspraak ziet op het beëindigen van “de maatschap PL4”, die in dezelfde afspraak vervolgens twee keer met “de maatschap” wordt aangeduid. In punt 3 en punt 4 wordt ook gesproken over “de maatschap”. Gelet op de inhoud van de afspraken kan in punt 1 en 4 met “de maatschap” slechts de oude maatschap zijn bedoeld, want die afspraken zien op de beëindiging/ontbinding. Aannemelijk is dat met “maatschap” in het daartussen liggende punt 3 over de kosten van de deskundigen de oude maatschap is bedoeld, te meer omdat in punt 7 van het proces-verbaal pas voor het eerst expliciet “de voortgezette maatschap PL4” wordt genoemd. Als in punt 3 ook de voortgezette maatschap zou zijn bedoeld, had het voor de hand gelegen die daar expliciet te noemen, zoals nu in punt 7 is gebeurd. In punt 10 wordt weer alleen “de maatschap” vermeld en gelet op de inhoud van die afspraak is ook daar de oude maatschap bedoeld. De volgorde waarin de afspraken in het proces-verbaal zijn opgenomen in combinatie met bewust gemaakte onderscheid tussen “de maatschap” en “de voorgezette maatschap” duidt erop dat het de bedoeling van partijen was om de onder 3 genoemde kosten van het opstellen van de slotbalans en de taxatie zoals genoemd onder 1 en 2 voor rekening van de “oude” maatschap te laten komen.
4.8.
Het argument van [eisers] c.s. dat de kosten gemaakt worden ten behoeve van de voortgezette maatschap en daarom niet de “oude” maatschap bedoeld kan zijn, kan niet tot een andere uitleg leiden. Het opstellen van de slotbalans is immers nodig voor de vaststelling en verdeling van het vermogen van de oude maatschap en zou ook opgemaakt hebben moeten worden als de maatschap alleen zou worden beëindigd en niet voortgezet door [gedaagden] c.s. Dat volgt ook uit artikel 11.2 van de maatschapsovereenkomst waarin staat dat als de maatschap wordt beëindigd zonder voortzetting door een of meer maten uit het na voldoening van de schuldeisers resterende aan partijen wordt uitgekeerd het saldo van hun kapitaalrekeningen en rekeningen-courant blijkens de slotbalans, waarop het maatschapsvermogen wordt gewaardeerd naar de voor het opmaken van de jaarstukken gebruikelijke maatstaven. Het opstellen van de slotbalans door de accountant dient dus alle maten van de “oude” maatschap en niet alleen de voortzettende maten, zoals [eisers] c.s. stellen. Hetzelfde geldt voor de taxatie. Ook zonder voortzetting door [gedaagden] c.s. zou het pand waarschijnlijk getaxeerd hebben moeten worden om de vraagprijs op basis van de huurwaarde te bepalen. De door [eisers] c.s. gestelde feiten en omstandigheden geven dan ook geen aanleiding voor een andere uitleg van dit onderdeel van de vaststellingsovereenkomst. Ook kan in de vaststellingsovereenkomst als geheel geen aanleiding worden gevonden voor een andere uitleg. Dat betekent dat de onder C gevorderde verklaring voor recht dat partijen zijn overeengekomen dat de gemaakte kosten met betrekking tot de deskundigen voor de voortgezette maatschap zullen worden gedragen zal worden afgewezen. Bij die stand van zaken is er ook geen grond voor de onder D gevorderde veroordeling tot terugbetaling van die kosten aan [eisers] c.s., zodat ook die vordering zal worden afgewezen.
Verplichting tot faciliteren?
4.9.
Het laatste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of [gedaagden] nog een verplichting heeft om [eisers] te faciliteren en zo ja, wat die verplichting inhoudt.
In de overeenkomst die [eisers] en [gedaagden] op 29 februari 2020 hebben gesloten met betrekking tot de overname van de aandelen in [bedrijf 1] Beheer is onder meer afgesproken dat
[eisers] zo lang hij wenst gefaciliteerd zal worden door [gedaagden]. Volgens [eisers] geldt die afspraak nog steeds en hij vordert onder E nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen wat volgens hem betekent dat [gedaagden] gehouden is tot:
  • het opstellen van de jaarrekeningen en aangiften vennootschapsbelasting inclusief publicatiestukken van Jacolesto B.V., [eiser 2] B.V., EDPA Beheer B.V., Ukshlef B.V. en Evemarda B.V.;
  • het verzorgen van de jaarrekening een aangiften Inkomstenbelasting van de vennootschap onder firma Gebr. [bedrijf 2];
  • het ter beschikking stellen van (digitale) knowhow zoals Fiscount;
  • het ter beschikking stellen van hard- en software en kantoorartikelen;
  • het verzorgen van de salarisadministratie van Jacolesto B.V.;
  • het verzorgen van de beroeps-, bedrijfsaansprakelijkheid- en cyberverzekering ten behoeve van Jacolesto B.V. als onderdeel van de collectieve polis.
4.10.
[gedaagden] betwist dat hij nog gehouden is om [eisers] te faciliteren.
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt. In de vaststellingsovereenkomst van 20 juli 2022 is vastgelegd dat [eisers] tot uiterlijk 31 december 2024 toegang houdt tot de boekhoudsoftware AFAS die thans in gebruik is bij [bedrijf 1] Beheer voor zijn privé vennootschappen en zijn cliënten [bedrijf 2], Ukshelf B.V. Edpa B.V. en Evemarda B.V. en dat [gedaagden] [eisers] in de gelegenheid stelt om voorafgaand aan de beëindiging van deze gebruiksafspraak de data in AFAS van de voor hem relevante vennootschappen en zijn cliënten over te zetten op een eigen systeem. Tijdens de mondelinge behandeling in de onderhavige zaak heeft [eisers] hierover opgemerkt dat partijen tijdens de kort gedingzitting hebben gesproken over het faciliteren van [eisers] door [gedaagden] en dat vervolgens in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat [eisers] tot een bepaald moment gefaciliteerd zou worden. Hieruit kan worden afgeleid partijen de bedoeling hadden om een nieuwe afspraak over het faciliteren te maken ter vervanging van hetgeen zij daarover eerder waren overeengekomen. De rechtbank gaat voorbij aan de opmerking van [eisers] dat het niet zijn bedoeling was om tijdens de kort gedingzitting in de huurzaak ook te spreken over het faciliteren en dat hij het met de nieuwe afspraak niet eens was. De afspraken die zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst gaan veel verder dan alleen de huurkwestie en het is duidelijk dat het de bedoeling van partijen was om het hele geschil over de afwikkeling van de samenwerking te regelen. [eisers] – bijgestaan door een advocaat – heeft zijn handtekening onder de vaststellingsovereenkomst gezet en heeft daarmee bevestigd in te stemmen met de gemaakte afspraken, waaronder ook die over het faciliteren. [eisers] is aan deze afspraken gebonden en hij nu niet onderuit komen door te zeggen dat hij het er niet mee eens was. Met [gedaagden] is de rechtbank dan ook van oordeel dat de afspraak in de vaststellingsovereenkomst de eerdere afspraak over het faciliteren uit de overeenkomst van 29 februari 2020 heeft vervangen. Vordering [betrokkene 4] zal daarom worden afgewezen.
4.12.
[eisers] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat
5.640,00(3 punten × tarief € 1.880,00)
Totaal € 7.917,00
in reconventie
4.13.
In reconventie vorderen [gedaagden] c.s. de maatschap te ontbinden, te verklaren voor recht dat [gedaagden] c.s. gerechtigd zijn de maatschap voort te zetten, te bepalen dat een onafhankelijk door de rechtbank aangewezen deskundige de slotbalans gaat vaststellen en een onafhankelijk door de rechtbank aangewezen makelaar de waarde van het kantoorpand gaat bepalen. Na het instellen van de eis in reconventie hebben partijen over deze onderwerpen afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in het proces-verbaal van 20 juli 2022 en die inmiddels zijn uitgevoerd. Bij de vorderingen hebben [gedaagden] c.s. daarom geen belang meer en deze zullen dan ook worden afgewezen.
4.14.
Aangezien geen van partijen als in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] c.s. tot op heden begroot op € 7.917,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 977