ECLI:NL:RBNHO:2023:12935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
23/6433
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor illegale op-/uitbouw

Op 12 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening afgewogen tegen de opgelegde last onder dwangsom vanwege het zonder vergunning bouwen van een op-/uitbouw aan een stolp. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een overtreding, aangezien de gerealiseerde op-/uitbouw niet is vergund en niet voldoet aan de voorwaarden van het bestemmingsplan. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom, maar de voorzieningenrechter concludeert dat er geen zicht is op legalisatie en dat het algemeen belang van handhaving zwaarder weegt dan de financiële belangen van de verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor de last onder dwangsom in stand blijft en de verzoeker verplicht is de op-/aanbouw te verwijderen. Indien hij dit niet doet, verbeurt hij de dwangsom van € 20.000,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6433
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder
gemachtigden: mr. G.V.A. van der Klein, werkzaam als ambtenaar bij de gemeente.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de door verweerder aan hem opgelegde last onder dwangsom.
1.2.
Met het bestreden besluit van 22 september 2023 heeft verweerder verzoeker gelast een overtreding, die volgens verweerder bestaat uit het zonder omgevingsvergunning door verzoeker bouwen van een op-/uitbouw aan de westzijde/voorzijde van de voorste stolp aan de [adres] in [plaats] (het perceel), binnen 14 weken te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van een dwangsom van € 20.000,- ineens.
1.3.
Verzoeker heeft hiertegen op 18 oktober 2023 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door H.L. Pama, werkzaam als handhavingsjurist bij de gemeente.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het (inhoudelijk) oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt daarom in het bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter kan bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen, beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarnaast kan de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de algemene belangen, c.q. de belangen waar verweerder voor staat, die pleiten tegen het treffen daarvan, in zijn afweging betrekken. Ook dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
5. Verzoeker is sinds 2018 eigenaar van het perceel waarop twee stolpen staan: de voorste was een (woon)boerderij, de achterste een schuur. Verzoeker is de stolpen gaan verbouwen en heeft onder meer bij de voorste stolp linksvoor aan de zijde van de openbare weg een op- althans uitbouw gerealiseerd. Naar aanleiding van een verzoek van verzoeker heeft de gemeenteraad van Hollands Kroon op 24 november 2022 een bestemmingsplan vastgesteld voor het perceel, waarmee het realiseren van twee woningen op het perceel is mogelijk gemaakt. Op 15 december 2021 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor het verbouwen van de stolpen in twee afzonderlijke woningen. Op 24 november 2022 heeft verweerder aan verzoeker een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen. Een en ander conform de door verzoeker bij de aanvraag overgelegde tekeningen.
6. Vast staat, zoals verzoeker ter zitting ook heeft erkend, dat de gerealiseerde op-/uitbouw aan de voorzijde van de voorste stolp op het perceel niet is vergund met de omgevingsvergunning van 24 november 2022. Deze op-/uitbouw maakte ook geen onderdeel uit van de bij de aanvraag (uiteindelijk) gevoegde tekeningen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bouwen van de op-/uitbouw niet vergunningsvrij is op grond van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht en voor de bouw dus een omgevingsvergunning nodig is. De op-/uitbouw is voorts niet in overeenstemming met het (nieuwe) bestemmingsplan omdat daarin de oude vorm van de stolp als vorm is voorgeschreven. Verzoeker heeft een omgevingsvergunning voor de bouw van de op/uitbouw en het daarvoor afwijken van het bestemmingsplan niet aangevraagd. Verweerder heeft verklaard niet mee te willen werken aan een verzoek om een omgevingsvergunning om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen.
7. Verzoeker wil graag dat de opgelegde last onder dwangsom wordt geschorst in afwachting van de beslissing op zijn bezwaar. Hij acht het onredelijk dat hij de uitbouw al moet afbreken voordat een onafhankelijke commissie de zaak heeft kunnen beoordelen. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat de uitbouw volgens hem (al dan niet) conform het bestemmingsplan kan worden vergund.
8.1.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van een overtreding. Verzoeker heeft immers zonder de benodigde omgevingsvergunning een op-/uitbouw op de stolp gerealiseerd. In dat geval is verweerder bevoegd om door het opleggen van een last onder dwangsom de rechtens juiste toestand te bewerkstelligen.
8.2.
In bijzondere gevallen moet verweerder van handhaving afzien. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij een (zeer) geringe overtreding of een concreet zicht op legalisatie. Deze omstandigheden doen zich in het geval van verzoeker naar voorlopig oordeel niet voor. Van een geringe overtreding is geen sprake. Dat er geen concreet zicht op legalisatie aanwezig is, volgt in beginsel uit het enkele feit dat verweerder niet bereid is een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan. In wat verzoeker heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter, ook al zou verzoeker wel al een omgevingsvergunning hebben aangevraagd voor de op-/uitbouw, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat het door verweerder ingenomen standpunt niet zou kunnen kloppen.
8.3.
De voorzieningenrechter moet er daarom van uitgaan dat de kans van slagen van het bezwaar van verzoeker gering is. Hierin is dan ook geen reden gelegen om de opgelegde last onder dwangsom te schorsen.
8.4.
Anders dan de kosten die gemoeid zouden gaan met de afbraak (en nadien eventuele herbouw als verzoeker de op-/uitbouw onverhoopt toch nog zou worden gegund) van de op-/aanbouw heeft verzoeker geen omstandigheden aangevoerd waarin aanleiding zou moeten worden gezien om desondanks een voorlopige voorziening te treffen. Het algemeen belang van handhaven heeft verweerder vooralsnog in dit geval zwaarder kunnen laten wegen dan het door verzoeker gestelde (financiële) belang.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft en verzoeker de op-/aanbouw moet verwijderen. Als hij dat niet (tijdig) doet, verbeurt hij de dwangsom. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023 door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.