In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de wijziging van de partnerbijdrage. De vrouw, die minder is gaan werken en met vervroegd pensioen wil gaan, heeft de rechtbank gevraagd om de eerder vastgestelde partnerbijdrage te verlagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet kan worden verplicht om te blijven werken, gezien de zware fysieke en mentale belasting van haar werk. Tijdens het huwelijk hebben partijen afgesproken dat zij op termijn beiden minder zouden gaan werken, wat de rechtbank als een relevante omstandigheid heeft meegenomen in haar oordeel.
De rechtbank heeft de partnerbijdrage van de vrouw aan de man vastgesteld op € 591,- per maand voor de periode van 1 juli 2022 tot 1 september 2023, en op € 566,- per maand voor de periode van 1 september 2023 tot 1 november 2023. Met ingang van 1 november 2023 is de partnerbijdrage op nihil gesteld, omdat de vrouw dan met vervroegd pensioen gaat en geen draagkracht meer heeft om bij te dragen aan het levensonderhoud van de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat haar werk haar zwaar viel en dat zij in redelijkheid de keuze mocht maken om minder te gaan werken en met pensioen te gaan. De man heeft zich verzet tegen de wijziging, maar de rechtbank heeft zijn argumenten niet gevolgd.