ECLI:NL:RBNHO:2023:12853

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
10650970 \ CV EXPL 23-3505
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele zaak met betrekking tot tekortkoming in overeenkomst van opdracht

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, is op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident. De eiseres heeft op 17 juli 2023 een vordering ingesteld tegen de gedaagde, waarbij zij een schadevergoeding van € 29.259,89 vordert. Deze schade is ontstaan uit een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van opdracht, waarbij de gedaagde bemiddelde bij de totstandkoming van een huurovereenkomst. De gedaagde heeft echter betwist dat de kantonrechter bevoegd is, omdat de vordering meer dan € 25.000 bedraagt en de gedaagde in een andere woonplaats woont. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering niet betrekking heeft op een huurovereenkomst, maar op een tekortkoming in de overeenkomst van opdracht. Hierdoor is de kantonrechter onbevoegd om van de vordering kennis te nemen. De zaak is verwezen naar de sectie Handel van de rechtbank Amsterdam, waar partijen bij advocaat moeten verschijnen. De proceskosten in het incident zijn voor rekening van de eiseres, omdat zij ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10650970 \ CV EXPL 23-3505 BL
Uitspraakdatum: 13 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: SBWH
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.B. de Jong

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 17 juli 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord genomen. Daarin heeft hij niet alleen gereageerd in de hoofdzaak, maar ook een incidentele conclusie genomen waarin wordt gesteld dat de kantonrechter onbevoegd is en dat ook de afdeling Handel van de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen.
1.2.
[eiseres] is in de gelegenheid gesteld om te antwoorden in het incident. [eiseres] heeft dit gedaan in een schriftelijke reactie met het opschrift ‘conclusie van repliek’, waarin zij ook heeft gereageerd in de hoofdzaak. Vervolgens heeft [gedaagde] een conclusie van dupliek ingediend, waarin is gereageerd zowel op de bevoegdheid als in de hoofdzaak.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] aansprakelijk stelt op grond van toerekenbare tekortkomingen en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 29.259,89, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit huurderving, kosten voor herstel van schade aan de woning van [eiseres] en schade aan meubels, voortvloeiend uit een hennepkwekerij die in de woning van [eiseres] is aangetroffen.
2.2.
[eiseres] legt aan de vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een huurovereenkomst tussen [eiseres] als verhuurder en een derde ( [naam] ) als huurder. Bij de uitvoering van die overeenkomst heeft [gedaagde] zijn zorgplicht geschonden door – kort gezegd – onvoldoende onderzoek te doen naar de huurder. [eiseres] vordert vergoeding van schade die zij daardoor stelt geleden te hebben.
2.3.
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist.

3.De beoordeling van de bevoegdheid van de kantonrechter

3.1.
[gedaagde] stelt in de conclusie van antwoord voor alle weren dat de kantonrechter te Alkmaar niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen omdat de vordering is gebaseerd op een door [eiseres] gestelde overeenkomst van opdracht, de vordering een waarde heeft van meer dan € 25.000,00 en [gedaagde] in [woonplaats] woont. Daarmee heeft [gedaagde] een bevoegdheidsincident opgeworpen.
3.2.
[eiseres] voert daartegen aan dat de door haar gevorderde schade gerelateerd is aan de verhuur van haar woning te [woonplaats] , zodat de kantonrechter te Alkmaar bevoegd is om de zaak te beoordelen.
3.3.
De kantonrechter behandelt en beslist zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00 en – voor zover hier van belang – zaken betreffende een huurovereenkomst ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. [1] De kantonrechter stelt vast dat de vordering van [eiseres] een beloop heeft van meer dan € 25.000,00. Voor de bevoegdheid van de kantonrechter gaat het dus om de vraag of in dit geval sprake is van een zaak die een huurovereenkomst betreft. De vraag of verwijzing naar een andere rechter nodig is, beoordeelt de rechter, voor zover daarvoor het onderwerp van het geschil bepalend is, aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil. [2]
3.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een geschil dat betrekking heeft op een huurovereenkomst. Uit de stukken blijkt dat tussen partijen geen huurovereenkomst is gesloten. De huurovereenkomst waaruit volgens [eiseres] de vordering voortvloeit is gesloten tussen [eiseres] en een derde. De vordering van [eiseres] op [gedaagde] is evident gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van opdracht, waarvan het bestaan door [gedaagde] wordt betwist. Dat de gestelde opdracht ziet op verhuurbemiddeling brengt niet mee dat het geschil de huurovereenkomst betreft.
3.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland onbevoegd van de vordering kennis te nemen. De zaak wordt daarom, in de stand waarin deze zich thans bevindt, verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sectie Handel, als in na te melden zin.
3.6.
De proceskosten in het incident komen voor rekening [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
4.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident die de kantonrechter tot en met vandaag vaststelt op € 529,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de sectie Handel van de rechtbank Amsterdam, en wel naar de rolzitting van
woensdag 17 januari 2024 om 10:00 uur, alwaar partijen bij advocaat dienen te verschijnen;
4.4.
bepaalt dat [eiseres] na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
4.5.
bepaalt dat [gedaagde] na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht moet zijn voldaan na ontvangst van een nota met betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);
4.6.
deelt mee dat van een partij die onvermogend is een lager griffierecht wordt geheven, indien hij/zij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1. een afschrift van het besluit tot toevoeging, zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is als gevolg van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem/haar zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 24 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand, of;
2. een verklaring van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 onder e van die wet, waaruit blijkt dat zijn/haar inkomen niet meer bedraagt dan de bedragen, zoals bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35 lid 2 van die wet.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 93 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 71 lid 3 Rv