Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De vordering in de hoofdzaak
3.De beoordeling van de bevoegdheid van de kantonrechter
4.De beslissing
woensdag 17 januari 2024 om 10:00 uur, alwaar partijen bij advocaat dienen te verschijnen;
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, is op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident. De eiseres heeft op 17 juli 2023 een vordering ingesteld tegen de gedaagde, waarbij zij een schadevergoeding van € 29.259,89 vordert. Deze schade is ontstaan uit een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van opdracht, waarbij de gedaagde bemiddelde bij de totstandkoming van een huurovereenkomst. De gedaagde heeft echter betwist dat de kantonrechter bevoegd is, omdat de vordering meer dan € 25.000 bedraagt en de gedaagde in een andere woonplaats woont. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering niet betrekking heeft op een huurovereenkomst, maar op een tekortkoming in de overeenkomst van opdracht. Hierdoor is de kantonrechter onbevoegd om van de vordering kennis te nemen. De zaak is verwezen naar de sectie Handel van de rechtbank Amsterdam, waar partijen bij advocaat moeten verschijnen. De proceskosten in het incident zijn voor rekening van de eiseres, omdat zij ongelijk heeft gekregen.