ECLI:NL:RBNHO:2023:12722

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
10553406 \ CV EXPL 23-2684
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaand honorarium uit overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Fyner Group B.V., voorheen h.o.d.n. Omnius Juristen B.V. (hierna: Omnius), een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een openstaand bedrag van € 2.929,05, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht voor juridische diensten. De gedaagde heeft de facturen van Omnius niet betaald en betwist de vordering, stellende dat de facturen naar Landgoed ’t Hart B.V. gestuurd zouden moeten worden en dat er geen getekend contract bestaat tussen hem en Omnius. De kantonrechter heeft op 15 november 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht is aangegaan tussen Omnius en de gedaagde, en dat de werkzaamheden zijn verricht op basis van deze overeenkomst. De gedaagde heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de facturen naar Landgoed ’t Hart B.V. gestuurd moesten worden. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde verworpen en geoordeeld dat de gedaagde in beginsel verplicht is Omnius te betalen voor de verrichte werkzaamheden.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 2.464,40, te vermeerderen met wettelijke rente, maar heeft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10553406 \ CV EXPL 23-2684 TB
Uitspraakdatum: 15 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Fyner Group B.V., voorheen h.o.d.n. Omnius Juristen B.V.
gevestigd te Tilburg
eiseres
verder te noemen: Omnius
gemachtigde: J.M. Rijken
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Omnius heeft bij dagvaarding van 2 juni 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 11 oktober 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Bij e-mail van 24 september 2021 heeft mr. Van de Wiel (hierna: Van de Wiel) van Omnius [gedaagde] onder meer als volgt bericht:
“Zoals kort aangestipt kan ik u bijstaan bij het rondmaken en afwikkelen van de overdracht. Op de voorgrond of als adviseur op de achtergrond, afhankelijk van uw wensen en wat de situatie vraagt. Deze ondersteuning en begeleiding kan ik, omdat u via ARAG bij ons kantoor terecht bent gekomen, aanbieden voor een gereduceerd tarief van € 159 incl. btw. Voor een goed en volledig advies zou ik nog wel graag de statuten van de vennootschappen ontvangen.
[…]
Als u gebruikt wilt maken van deze verdere ondersteuning hoor ik dit graag. Ik zal dan een formele opdrachtbevestiging sturen, zodat we vandaag of maandag aan de slag kunnen.”
2.2.
In reactie op die e-mail heeft [gedaagde] Van de Wiel op 24 september 2021 onder meer als volgt bericht:
“Bedankt voor uw reactie, en maak graag gebruik van uw ondersteuning in deze zaak.
Hierbij ontvangt u als bijlage de opgemaakte stukken door de notaris aangaande Vastgoed-bv en de holding-BV.
[…]
Wat voor ons belangrijk is dat het z.s.m. wordt afgehandeld met de voor op gestelde voorwaarde. […]
Met vriendelijke groet[naam 1] ”
2.3.
Op 29 oktober 2021 heeft Omnius [gedaagde] een factuur (met factuurnummer 201115513) van € 2.273,61 (incl. btw) gezonden voor de uren van Van de Wiel. Bij deze factuur is een afschrift van de urenregistratie gevoegd.
2.4.
Bij e-mail van 29 oktober 2021 heeft [gedaagde] op de factuur gereageerd dat de factuur naar Landgoed ’t Hart B.V. gestuurd zou worden. Nadien heeft nog diverse correspondentie tussen partijen plaatsgevonden.
2.5.
Op 26 november 2021 heeft Omnius [gedaagde] een factuur (met factuurnummer 201115897) van € 190,79 (incl. btw) gezonden voor de uren van Van de Wiel. Bij deze factuur is een afschrift van de urenregistratie gevoegd.
2.6.
[gedaagde] heeft de facturen niet betaald.

3.De vordering

3.1.
Omnius vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.929,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.464,40 vanaf 24 mei 2023 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
Omnius legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht gesloten is ter zake het verrichten van juridische diensten. [gedaagde] heeft vanuit zijn privémail en uit eigen naam de relevante stukken toegestuurd. In reactie hierop is het uurtarief gecommuniceerd. Vervolgens zijn de werkzaamheden aangevangen. Landgoed ’t Hart is niet de opdrachtgever, dat is [gedaagde] zelf. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald en is daarmee in verzuim komen te verkeren. Hij is daarom ook rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat niet hij de facturen moet betalen maar Landgoed ’t Hart B.V. Dit is afgesproken met Van de Wiel. [gedaagde] voert ook aan dat er geen getekend contract is tussen [gedaagde] en Omnius. Verder merkt [gedaagde] nog op dat er een jaar lang niet is gecorrespondeerd door Omnius.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat aan het nagekomen stuk van [gedaagde] voorbij zal worden gegaan, omdat aan Omnius met de te late indiening de mogelijkheid is ontnomen hierop te reageren. De eisen van een goede procesorde en beginselen van hoor en wederhoor brengen dit met zich.
5.2.
In deze zaak is in geschil of Omnius betaling van het openstaande bedrag aan honorarium kan vorderen van [gedaagde] . Vast is komen te staan dat Omnius de overeenkomst van opdracht is aangegaan met [gedaagde] in privé. Dit blijkt ook uit de onder 2.2. aangehaalde e-mail. Nu de werkzaamheden waarvoor betaling wordt gevorderd zijn verricht op basis van de overeenkomst van opdracht, ontstaat er in beginsel voor [gedaagde] (als opdrachtgever) een betalingsverplichting. [gedaagde] voert echter het verweer dat tussen partijen is afgesproken dat de facturen naar Landgoed ’t Hart B.V. gestuurd zouden worden.
5.3.
Omnius betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. [gedaagde] is de opdrachtgever en niet Landgoed ’t Hart B.V. Dat is afgesproken dat de facturen op naam van Landgoed ’t Hart zouden worden gezet, blijkt nergens uit, aldus Omnius.
5.4.
Het verweer van [gedaagde] kan worden aangemerkt als een bevrijdend verweer. Kort gezegd betekent dit dat [gedaagde] feiten en omstandigheden moet aanvoeren ter onderbouwing van zijn stelling dat er een afwijkende afspraak is gemaakt over de facturen, en dat hij deze stelling, als deze voldoende is weersproken, moet bewijzen. Omnius heeft het verweer gemotiveerd weersproken, [gedaagde] heeft daarop onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangeboden om hem tot nadere bewijslevering toe te laten. Op grond van het voorgaande passeert de kantonrechter het verweer van [gedaagde] .
5.5.
De conclusie van het voorgaande is dat het beroep op een afwijkende afspraak niet op gaat. Nu Omnius in opdracht en ten behoeve van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht, moet hij Omnius daar in beginsel voor betalen.
5.6.
[gedaagde] voert als verweer dat hij niet goed geïnformeerd is door Van de Wiel. Hij heeft voor aanvang van de opdracht de holdingstructuur gemaild aan Van de Wiel en op basis daarvan had Van de Wiel [gedaagde] moeten informeren over wie de factuur moet betalen als Landgoed ’t Hart B.V. niet betaalt. Vervolgens is [gedaagde] niet geïnformeerd over het feit dat Omnius in een vroeg stadium Landgoed ’t Hart B.V. heeft gevraagd of de facturen naar haar toegestuurd kon worden en dat hiervoor geen bereidheid was van Landgoed ’t Hart B.V. Als hij vroegtijdig was geïnformeerd dat Landgoed ’t Hart B.V. niet bereid was de facturen te voldoen, dan had hij de opdracht beëindigd, aldus [gedaagde] . De kantonrechter begrijpt uit dit verweer dat [gedaagde] stelt dat Van de Wiel zijn informatieverplichting heeft geschonden, omdat hij (kort gezegd) niet is voorgelicht over wie financieel aansprakelijk is voor het betalen van de facturen.
5.7.
Omdat [gedaagde] zich op een tekortkoming van Van de Wiel beroept, is het aan hem om te stellen en onderbouwen dat Van de Wiel niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Omnius heeft dit verweer van [gedaagde] niet of onvoldoende weersproken en bovendien heeft Omnius ter zitting erkend dat in de dossieropbouw is verzuimd het een en ander op juiste wijze in te regelen en dat om die reden ook is verzuimd een opdrachtbevestiging aan [gedaagde] te sturen. Ook is verzuimd [gedaagde] tijdig te informeren dat Omnius in een vroeg stadium heeft geprobeerd de kosten mee te nemen in een eventuele regeling met Landgoed ’t Hart B.V. en dat daar geen bereidheid van Landgoed ’t Hart B.V. voor was. Uit het voorgaande volgt dat Van de Wiel niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Echter heeft [gedaagde] geen juridische conclusies verbonden aan zijn stelling dat hij niet goed door Van de Wiel is geïnformeerd (zoals ontbinding van de overeenkomst of schadevergoeding). [gedaagde] is dus gehouden om Omnius te betalen voor de door Van de Wiel voor hem verrichte werkzaamheden. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen. Daarom zal aan hoofdsom worden toegewezen € 2.464,40. Ook de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
5.8.
Wel ziet de kantonrechter hierom aanleiding om de door Omnius gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten af te wijzen. De mogelijkheid bestaat dat als [gedaagde] wel op de juiste wijze was geïnformeerd, hij wellicht eerder de overeenkomst van opdracht had beëindigd of een procedure had kunnen worden voorkomen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Omnius van € 2.464,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter