Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1-29;
- het tussenvonnis van 12 april 2023, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen;
- de akte houdende wijziging van eis in reconventie met producties 30 en 31 van de zijde van [gedaagde] ;
2.De feiten
“Nader bepaalt en dit voor zover de situatie dit mogelijk maakt;in acht te nemen een verbouwperiode van 3 maanden ***) tot bewoonbaar en eventueel nog 30 dagen afwerkingen tijdens Bewoning. Dit laatste proberen we zo beperkt mogelijk te houden. (..)
- inmeten dakkapel en bestellen kunststof kozijnen met hr++ glas
- Plaatsen eerste container, sloopwerkzaamheden **)
- Opruimen werkvloer en afdekken van spullen te bewaren **)
- Maatvoeringen en uitzetten eerste werken garage
- Hard houten kozijnprofielen, 2 deuren en kozijn productie, na akkoord uitvoering**) in samenwerking en/of samenspraak
“de 40% termijn als in opdracht is noodzakelijk i.v.m. bestellingen en overgang werkzaamheden voor het in rekening brengen vervolgtermijn. Om u tegemoet te komen hebben wij deze 40% termijn in 2 delen gesplitst, echter staan nu voor het punt dat deze echt betaald moet worden.
tot het opstellen van een totaalplanning per ruimte, discipline en onderdeel waarin duidelijke begin- en opleverdata worden vastgelegd, zodat er duidelijk en gezond met elkaar samengewerkt kan worden richting een finale oplevering 2e week oktober’.
3.Het geschil
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de (na)kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
primair
II. ABA veroordeelt om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 77.092,61 uit hoofde van onverschuldigde betaling/ongedaanmakingsverplichtingen en schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. ABA veroordeelt om aan [gedaagde] te betalen de kosten van Support on Spot, [naam 2] , Hanselman, mr. De Regt en Liander, in totaal een bedrag van € 9.947,52;
Volgens [gedaagde] had ABA ook nog geen recht op betaling van de factuur van 13 juli 2022 (tweede helft van de 20% van de aanneemsom), omdat de werkzaamheden zoals genoemd in de planning van de factuur van 24 mei 2022 nog niet waren afgerond. Zij hoefde de factuur van 13 juli 2022 bovendien niet te accepteren vanwege een gebrek aan inzicht in de status van de uitvoering van het werk, terwijl zij wel om inlichtingen daarover had gevraagd bij ABA. ABA weigerde ook om met een planning aan te tonen dat de opleveringstermijn gehaald zou worden en om mee te werken aan een voorstel tot bespoediging van de oplevering. Verder blijkt uit het rapport van Hanselman dat ABA onderdelen van het werk niet heeft uitgevoerd naar de eisen van goed en deugdelijk werk. Volgens [gedaagde] zijn dit tekortkomingen die ontbinding van de aannemingsovereenkomst rechtvaardigen. [gedaagde] beroept zich in dit verband mede op artikel 7:756 lid 1 BW.
ABA betwist verder dat zij het werk ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Volgens ABA komt aan het eenzijdig opgestelde partijrapport van Hanselman geen waarde toe. ABA was op het moment van opzegging op 26 augustus 2022 bovendien nog niet klaar met haar werk. Toen de opname door Hanselman plaatsvond, was een andere aannemer al bezig.
4.De beoordeling
nader bepaalt en dit voor zover de situatie dit mogelijk maakt’. Deze zinsnede houdt een behoorlijke relativering in van het door [gedaagde] gestelde absolute karakter van de bouwtermijn en duidt eerder op een inspanningsverplichting dan op een resultaatsverplichting voor ABA. In het licht van deze contractuele bepaling kan [gedaagde] zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden gevolgd in haar stelling dat partijen een voldoende bepaalde termijn voor oplevering zijn overeengekomen. Ook uit de correspondentie tussen partijen blijkt dit niet. Partijen hebben daar bovendien niet naar gehandeld. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de e-mail van [naam 1] van 11 augustus 2022 (zie 2.16) dat partijen het streven hadden om ‘duidelijk en gezond met elkaar samen te werken richting een finale oplevering 2e week oktober’. Verder staat in de brief van mr. De Regt van 19 augustus 2022 dat [gedaagde] over een weekplanning wilde beschikken ‘tot medio oktober 2022, de afgesproken opleverdatum.’
Terzijde merkt de rechtbank nog op dat (de reflexwerking van) artikel 7:756 BW, waarop [gedaagde] zich beroept, ook geen grondslag kan vormen voor de ontbindingsvordering, gelet op de huidige stand van het werk (beëindigd en afgerond).
Als het al zou gaan om een doorgezaagde gasleiding door ABA, heeft ABA voldoende onderbouwd gesteld - door onder meer te verwijzen naar een e-mail van [naam 1] van 13 augustus 2022 - dat dit onderdeel van het aangenomen werk was (namelijk vernieuwing en omlegging van de gasleiding) maar dat zij haar werkzaamheden niet heeft kunnen afmaken vanwege de opzegging van de aannemingsovereenkomst door [gedaagde] en de door haar uitgevaardigde toegangsontzegging tot het werk.