ECLI:NL:RBNHO:2023:12556

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
HAA 23/2808
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening WIA-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 7 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om herziening van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, werkzaam als verkoopster, had zich op 17 september 2017 ziekgemeld en had op 28 augustus 2019 een WIA-uitkering aangevraagd, welke was afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een verzoek om herziening in 2022, dat ook werd afgewezen, heeft eiseres bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van het eerdere besluit. Eiseres had aangevoerd dat haar rugklachten waren toegenomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar situatie. De rechtbank oordeelt echter dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat de bezwaarverzekeringsarts alle relevante informatie heeft meegenomen. De rechtbank wijst erop dat de medische gegevens die eiseres heeft overgelegd, niet als nieuw kunnen worden aangemerkt, aangezien deze al bekend waren bij de verzekeringsartsen in de eerdere procedure.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De rechtbank wijst ook het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Haarlem, eiseres

(gemachtigde: mr. H. Temel),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek om terug te komen op de beslissing van 28 augustus 2019.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was werkzaam als verkoopster voor 37,47 uur per week. Op 17 september 2017 heeft zij zich ziekgemeld. Op 28 augustus 2019 heeft verweerder het verzoek van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Op 9 februari 2022 heeft eiseres om herziening van dit besluit verzocht. Op 29 augustus 2022 is eiseres op spreekuur geweest bij een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft geoordeeld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot een wijziging van het oordeel. Ook heeft de verzekeringsarts geoordeeld dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen 5 jaar na de eerste schatting. Bij besluit van 30 augustus 2022 heeft verweerder het verzoek om herziening daarom afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. In het bezwaar verwijst eiseres naar het schrijven van de huisarts van 20 januari 2022. Daaruit blijkt volgens eiseres dat zij bekend is met chronische lage rugklachten die na haar bevalling zijn ontstaan. In het verleden is zij hiervoor onder behandeling geweest bij meerdere specialisten maar dit heeft niet geleid tot een verbetering. Op 27 februari 2023 heeft er een hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden, waarbij ook de bezwaarverzekeringsarts aanwezig was. Deze rapporteert dat er, mede gelet op het schrijven van de huisarts, geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Op 16 maart 2023 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

Overwegingen

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek tot herziening van het in recht vaststaande besluit van 28 augustus 2019. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Daarbij is volgens eiseres door de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende rekening gehouden met haar toegenomen klachten en beperkingen. Tijdens de beoordeling door de verzekeringsarts is gebleken dat eiseres nog steeds last heeft van (met name lage) rugklachten. Zij neemt medicatie om de pijn te verminderen en heeft een intensief revalidatietraject gevolgd zonder effect. Het is in deze situatie niet mogelijk om full time te werken, aldus eiseres. Eiseres is van mening dat zij in aanmerking dient te komen voor een IVA-uitkering.
6. Tevens is het besluit volgens eiseres in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Door het besluit van verweerder dient eiseres weer te gaan werken, wat zij niet kan. Zij wordt daardoor onevenredig hard geraakt door het besluit van verweerder om geen WIA-uitkering toe te kennen.
7. Ten slotte stelt eiseres zich op het standpunt dat er een onafhankelijke medisch deskundige benoemd moet worden op grond van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juni 2017. [1] Eiseres stelt dat op basis van de aanwezige medische stukken en haar situatie de conclusie moet worden getrokken dat geen sprake is van benutbare mogelijkheden. Dit kan worden bevestigd door een onafhankelijke medisch deskundige. Eiseres heeft zelf niet de middelen om een onafhankelijk onderzoek te laten voeren.
Juridisch kader
8. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat de bestuursrechter in een geval als dit, waarin het bestuursorgaan artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toepast, aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of verweerder zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [2]
Beoordeling door de rechtbank
9. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat eiseres op spreekuur is geweest bij de primaire verzekeringsarts. Deze heeft ook het dossier bestudeerd, een anamnese afgenomen en een eigen onderzoek uitgevoerd. In de bezwaarfase is de brief van de huisarts en de overige medische informatie door de bezwaarverzekeringsarts bij de beoordeling meegenomen. De rechtbank heeft geen tegenstrijdigheden gelezen in de rapporten, er zijn geen medische gegevens buiten beschouwing gelaten en de conclusies zijn voldoende duidelijk gemotiveerd.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd, zoals bedoeld onder punt 8. De rechtbank acht de motivering van de bezwaarverzekeringsarts op dit punt voldoende. Verder zijn er in de bezwaar- en beroepsprocedure geen nieuwe medische inzichten naar voren gekomen die aanleiding geven om de beoordeling uit het verleden te herzien. Hoewel er geen twijfel bestaat dat eiseres (chronische) rugklachten heeft, waren de verzekeringsartsen hiervan in de vorige procedure ook al op de hoogte en hebben zij dit in hun beoordeling betrokken. De medische informatie die eiseres heeft overlegd was bekend bij de verzekeringsartsen en kan niet worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten en omstandigheden. Zo rapporteert de bezwaarverzekeringsarts op 17 maart 2020 al over de informatie van de neuroloog, de reumatoloog en het traject bij Medinello. Dat er geen verbetering heeft plaatsgevonden van haar beperkingen is niet aan te merken als een verslechtering. Er is ook niet gebleken van medische informatie die tot andere inzichten moet leiden ten opzichte van het besluit van
28 augustus 2019.
12. Verweerder mocht het verzoek van eiseres dan ook afwijzen op grond van artikel 4:6 van de Awb. In wat eiseres heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
13. Tot slot heeft eiseres de rechtbank verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet zoals hiervoor uiteen is gezet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Daarom wordt het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2135.