ECLI:NL:RBNHO:2023:12555

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
HAA 23/3740
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag leerlingenvervoer en de betekenis van BRIN-registratie in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor leerlingenvervoer voor zijn zoon voor het schooljaar 2022/2023. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, met als argument dat De Kameleon, de school waar de zoon van eiser naartoe wilde, een dislocatie is van De Wereldburger en dat de denominatie van De Kameleon niet anders kan zijn dan die van de hoofdvestiging. Eiser betoogde dat de denominatie van De Kameleon niet correct geregistreerd was en dat er geen plek was op dichterbij gelegen Islamitische scholen.

De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser en de relevante wetgeving. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht mocht uitgaan van de gegevens in de Basisregistratie Instellingen (BRIN) en dat de registratie van de richtingen van scholen in de BRIN voldoende gewaarborgd is. De rechtbank concludeerde dat er scholen zijn met de richting Algemeen Bijzonder die dichterbij de woning van eiser gelegen zijn, waardoor de kosten van het leerlingenvervoer niet vergoed kunnen worden. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard.

De rechtbank benadrukte dat indien het bevoegd gezag van De Kameleon meent dat de registratie in de BRIN niet juist is, zij zich tot de minister moet wenden voor onderzoek. De rechtbank maakte ook duidelijk dat de termen 'dislocatie' en 'nevenvestiging' niet gelijk zijn en dat de wetgeving hierover duidelijk is. Eiser kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Catak),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder
(gemachtigde: mr. Ph. H. Arnold).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor leerlingenvervoer voor zijn zoon voor het schooljaar 2022/2023.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 17 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, tevens voorzitter van het college van bestuur van de Stichting Interregionaal Onderwijs Zaanstad (hierna: SIOZ), en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 26 augustus 2022 heeft eiser een aanvraag gedaan voor leerlingenvervoer voor zijn zoon voor het schooljaar 2022/2023. Het gaat hierbij om vervoer tussen de woning in Koog aan de Zaan en De Kameleon, een school in Amsterdam (afstand van 14,9 km). De Kameleon maakt deel uit van het viertal onderwijslocaties van SIOZ, tezamen met De Wereldburger, Horizon en De Wereldwijs. In zijn aanvraag heeft eiser aangegeven dat de denominatie van de school (hierna ook: de richting van de school) van Algemeen Bijzonder is omgezet naar Islamitisch onderwijs. Tevens heeft eiser aangegeven dat zijn zoon niet werd aangenomen op dichterbij gelegen Islamitische scholen omdat op deze scholen geen plek was.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op 17 januari 2023 afgewezen. Daaraan heeft verweerder na raadpleging van de Basisregistratie Instellingen (BRIN) en de DUO-helpdesk ten grondslag gelegd dat De Kameleon een dislocatie is van De Wereldburger. De denominatie van De Wereldburger is Algemeen Bijzonder. De denominatie van een dislocatie (in dit geval dus De Kameleon) kan niet anders zijn dan de denominatie van de hoofdschool (De Wereldburger). Er zijn scholen die Algemeen Bijzonder onderwijs geven die dichterbij de woning van eiser gelegen zijn, waardoor de kosten van het leerlingenvervoer niet kunnen worden vergoed. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
4. In bezwaar voert eiser onder andere aan dat de denominatie van De Kameleon niet administratief kan worden geregistreerd, waardoor de denominatie van De Wereldburger is uitgebreid met een Islamitische grondslag. Dat DUO dit niet geregistreerd heeft maakt dit volgens eiser niet anders. In het bestreden besluit van 11 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daaraan heeft verweerder – samengevat – ten grondslag gelegd dat het aan het bevoegd gezag van een school is om op de vereiste wijze melding te doen aan de minister van Onderwijs van de denominatie van een school of de nevenvestiging daarvan. Nu voor de school De Wereldburger de denominatie Algemeen Bijzonder bekend is, en er geen aparte denominatie is gemeld voor De Kameleon, kan De Kameleon door verweerder niet aangemerkt worden als Islamitisch.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Twee andere scholen vallende onder SIOZ (namelijk Horizon en De Wereldwijs) hebben beiden een andere denominatie. Horizon is daarbij een hoofdvestiging met de denominatie Islamitisch en De Wereldwijs is een nevenvestiging met de denominatie Algemeen Bijzonder. Daarbij wordt De Wereldwijs ook niet als Algemeen Bijzonder aangemerkt in de administratie van DUO. Het enkel uitgaan van de administratie van DUO betekent in dit geval dus dat verweerder de plank misslaat. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser de schoolgids en een uitdraai van de website van De Kameleon overgelegd.
7. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht mocht uitgaan van de gegevens van DUO, zoals die blijken uit de BRIN, of dat verweerder, zoals eiser stelt, had moeten uitgaan van de door hem gestelde situatie.
9. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in een uitspraak van 2 april 2014 geoordeeld dat, gelet op de wijze waarop de BRIN-registratie tot stand gekomen is, moet worden aangenomen dat de juistheid van de registratie van de richtingen van scholen in de BRIN voldoende is gewaarborgd. Ook is daarin geoordeeld dat de richting van scholen zoals deze zijn geregistreerd in de BRIN ook voor het leerlingenvervoer groot gewicht toekomt, en het college in beginsel moet uitgaan van de richting van een school zoals deze is geregistreerd in de BRIN. Indien al aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de registratie van de richting in de BRIN, is de minister het aangewezen orgaan om onderzoek naar de juistheid van de registratie te doen. [1] De Afdeling heeft dit standpunt nogmaals bevestigd in de uitspraak van 13 maart 2019 en daarbij overwogen dat gemeentebesturen zich, bij besluiten die worden genomen op aanvragen waarbij de richting van een school van belang is (bijvoorbeeld voor de vraag of leerlingenvervoer moet worden bekostigd), primair moeten oriënteren op de registratie in de BRIN. Als het bevoegd gezag van een school van mening is dat de registratie in de BRIN niet juist is dient het dat te melden bij de minister, zodat deze de juistheid nader zal kunnen onderzoeken. [2]
10. Gelet op de twee uitspraken van de Afdeling is de rechtbank van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de BRIN-registratie en met juistheid heeft kunnen stellen dat De Kameleon niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is, nu er scholen zijn met de richting Algemeen Bijzonder, die dichterbij de woning gelegen zijn en voor de zoon van eiser toegankelijk zijn. Indien het bevoegd gezag van de Kameleon van mening is dat de denominatie van de school niet juist geregistreerd is in de BRIN, dient het bevoegd gezag zich te richten tot de minister, het aangewezen orgaan om onderzoek naar de juistheid van de registratie te doen. Voor zover ter zitting zonder enige onderbouwing is betoogd dat op een melding van het bevoegd gezag van de school door de minister niet is gereageerd, kan dat in deze zaak niet tot een ander oordeel leiden. Het is aan het bevoegd gezag van de school daarover – desnoods met een procedure – een beslissing van de minister te ontlokken.
11. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat een dislocatie voor de wet op gelijke voet staat met een nevenvestiging, volgt de rechtbank dit standpunt niet. In artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) is bepaald dat onder nevenvestiging moet worden verstaan “deel van een school, dat op de plaats waar het onderwijs wordt gegeven voordat het een deel van de school werd als zelfstandige school functioneerde”. Het begrip dislocatie is niet vastgelegd in de Wpo. In de Memorie van Toelichting bij de Wpo is over het begrip dislocatie het volgende bepaald:
“In het basisonderwijs kan een school op verschillende locaties gebouwen (vestigingen) hebben. Naast het hoofdgebouw kunnen dat nevenvestigingen of zogenoemde dislocaties zijn. Een nevenvestiging is in de wet gedefinieerd als een deel van de school, dat op de plaats waar het onderwijs wordt gegeven voordat het een deel van de school werd als zelfstandige school functioneerde. Een dislocatie is een deel van een school – in een ander gebouw en op een andere locatie dan het hoofdgebouw – waarmee feitelijk ruimtegebrek in het hoofdgebouw van de school wordt opgevangen (hierna: dislocatie). Overigens kunnen ook nevenvestigingen dislocaties hebben. Kortheidshalve wordt in deze memorie van toelichting vooral gesproken over een dislocatie van een school. Een dislocatie is dus een middel van de gemeente om te voldoen aan haar plicht zorg te dragen voor adequate huisvesting van scholen en is niet een wettelijke onderwijseenheid – zoals een nevenvestiging – die als zodanig voor (extra) bekostiging in aanmerking kan komen.” [3]
Hieruit volgt ook dat de door eiser gemaakte vergelijking met de twee andere scholen van SIOZ (Horizon en De Wereldwijs) niet opgaat. Een andere denominatie op een nevenvestiging is wel mogelijk.
12. Voor zover eiser een beroep doet op het bepaalde in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat de normen in dit verdrag niet voldoende concreet zijn en derhalve nadere uitwerking in de nationale wet- en regelgeving behoeven. [4] Voor zover het daarbij gaat om het recht op leerlingenvervoer geldt daarom de Wpo. De Afdeling heeft daarover overwogen dat bij de regeling van het leerlingenvervoer rekening gehouden moet worden met de toegankelijkheid van de school en de godsdienstige keuze van de ouders. Dat het daarbij moet gaan om de dichtstbijzijnde toegankelijke school maakt niet dat er sprake is van een schending van de bepalingen in artikel 2 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) of artikel 14 van het EVRM. [5]

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1118.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:782.
3.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:BR1478 r.o. 2.4.1.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:BR1478, r.o. 2.4.2.