ECLI:NL:RBNHO:2023:12549

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
15.303151.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld aan verkeersongeval door aanmerkelijke onoplettendheid van de bestuurder

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuld heeft aan een verkeersongeval. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 juni 2022 te Nieuw-Vennep, waar de verdachte, als beginnend bestuurder van een Volkswagen Up, een rood verkeerslicht negeerde en in botsing kwam met een motorfiets. De bestuurder van de motorfiets, genaamd [slachtoffer 1], liep als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een bovenbeenbreuk en een knieschijfbreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn blanco strafblad en positieve reclasseringsrapport, een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden passend vond. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 23 november 2023, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.303151.22 (P)
Uitspraakdatum: 7 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Eckhardt, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2022 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als (beginnend) bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Volkswagen Up, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, te weten: de Leimuiderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij de kruising van die Leimuiderweg met de oprit van de Rijksweg A4/A44 het voor hem bestemde (al enige seconden) rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en het kruisingsvlak met onverminderde snelheid op te rijden en zo in botsing of aanrijding te komen met een voor hem van links komende, bij groen licht dat kruisingsvlak oprijdende, motorfiets (Suzuki D1650a, kenteken [kenteken 2]), waardoor aan de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel (te weten: een bovenbeenbreuk en/of knieschijfbreuk) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2022 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto Volkswagen Up, kenteken [kenteken 1]), daarmee rijdende op de weg, de Leimuiderweg, bij de kruising van die Leimuiderweg met de oprit van de Rijksweg A4/A44 een rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd, en met onverminderde snelheid het kruisingsvlak op is gereden, ten gevolge waarvan een botsing heeft plaatsgevonden met een motorfiets (Suzuki D1650a, kenteken [kenteken 2]), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, namelijk dat de verdachte zich op 22 juni 2022 zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, die ter plaatse bekend is, een rood verkeerslicht heeft genegeerd, dat op dat moment al 4,5 seconden rood licht uitstraalde. Bovendien waren er in de rijrichting van de verdachte drie rijstroken voor rechtdoor, waarbij op rijstrook 1 en 3 wel auto’s gestopt waren voor het rode verkeerslicht. Ondanks dit alles heeft de verdachte langere tijd het voor hem rood licht uitstralende verkeerslicht niet opgemerkt en is hij door het rode licht gereden, waardoor hij de voor hem afslaande motorrijder pas zeer laat heeft opgemerkt, waardoor hij niet tijdig heeft kunnen anticiperen. Het handelen van de verdachte in het verkeer kan volgens de officier van justitie worden beschouwd als aanmerkelijk onvoorzichtig. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW), waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte kennelijk onoplettend is geweest, nadat hij de afslag naar de A4 had gemist, en hierdoor door het rode licht is gereden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze ene verkeersfout niet leidt tot schuld in artikel 6 van de WVW, wel tot bewezenverklaring van artikel 5 van de WVW. De raadsman wijst erop dat de verdachte wel tijdig heeft geanticipeerd op het overige verkeer door zijn snelheid te verminderen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Op 22 juni 2022 is de verdachte op de kruising van de Leimuiderweg met de snelweg A4/A44 door rood licht gereden en is hij met zijn auto tegen een motorfiets gebotst, waardoor de bestuurder met zijn motorfiets ten val is gekomen. De bestuurder van de motorfiets, het slachtoffer [slachtoffer 2], heeft als gevolg van deze botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een gebroken bovenbeen en een gebroken knieschijf.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval en zo ja, in welke mate. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake bij een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte het primaire feit heeft begaan, moet de rechtbank derhalve vaststellen of zijn gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, tot bewezenverklaring van het primaire feit. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij bijna iedere dag met de auto aan het verkeer deelneemt en daarbij regelmatig rijdt op de kruising van de Leimuiderweg met de A4. De verdachte heeft verder verklaard dat hij op 22 juni 2022 vanuit Nieuw Vennep onderweg was naar Leiderdorp en dat hij de complete verkeersregelinstallatie over het hoofd heeft gezien. Mogelijk kwam dit omdat enige verwarring was ontstaan omdat hij op de kruising de afslag naar de snelweg A4 had gemist. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de motorrijder voor het eerst zag op het moment van de botsing.
Naar aanleiding van het verkeersongeval is onderzoek gedaan naar de verkeersregelinstallatie op voornoemd kruispunt. Hieruit is gebleken dat de verkeerslichten in de rijrichting van de verdachte 4,5 seconden rood licht uitstraalden op het moment dat de verdachte de stopstreep passeerde. Uit voornoemd onderzoek is voorts gebleken dat op voornoemde kruising, waar de maximum snelheid 80 km per uur is, de zogenaamde “geeltijd” (in de volksmond, zo begrijpt de rechtbank, het oranje stoplicht genoemd) is ingesteld op 5 seconden.
Dat de verdachte de verkeersregelinstallatie over het hoofd heeft gezien blijkt niet alleen uit, voornoemd onderzoek maar ook uit zijn eigen verklaring en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die in dezelfde rijrichting voor het rode verkeerslicht stonden te wachten en met verbazing (aldus getuige [getuige 2]) zagen dat de verdachte in zijn Volkswagen hen passeerde en de kruising opreed.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte gedurende langere tijd, voorafgaande aan het verkeersongeval, onvoldoende aandacht had voor de drie voor hem geldende verkeerslichten boven die weg, die eerst 5 seconden geel en daarna 4,5 seconden rood licht uitstraalden, alsmede voor het overige wegverkeer, waaronder twee stilstaande auto’s in zijn rijrichting, de bewuste motorrijder en een tweede voertuig die vanuit de tegenovergestelde rijrichting de kruising wilden passeren. Hij is als gevolg daarvan door het rode licht voornoemde kruising opgereden en is zonder te remmen of anderszins te anticiperen tegen de op die kruising afslaande motorfiets van het slachtoffer gebotst. De verdachte is door aldus te handelen ernstig tekort geschoten in de oplettendheid, die van hem als verkeersdeelnemer mocht worden verwacht.
Concluderend is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat de verdachte, door het geheel van zijn gedragingen en de context van die gedragingen kort voor of tijdens het ongeval, aanmerkelijk onoplettend heeft gereden en daarom schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 juni 2022 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als (beginnend) bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Volkswagen Up, kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, te weten: de Leimuiderweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend, bij de kruising van die Leimuiderweg met de oprit van de Rijksweg A4/A44 het voor hem bestemde (al enige seconden) rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en het kruisingsvlak op te rijden en zo in botsing te komen met een voor hem van links komende, bij groen licht dat kruisingsvlak oprijdende, motorfiets (Suzuki D1650a, kenteken [kenteken 2]), waardoor aan de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel (te weten: een bovenbeenbreuk en/of knieschijfbreuk) werd toegebracht.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie en de bijkomende straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, met de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat bij het opleggen van een straf rekening gehouden moet worden met het feit dat de verdachte first offender is, met het positieve mediationgesprek, het positieve reclasseringsrapport en met de proceshouding van de verdachte, die erg begaan is met het lot van het slachtoffer.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie en de bijkomende straf die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als beginnend bestuurder schuldig gemaakt aan onoplettendheid in het verkeer, waardoor een ernstig ongeval heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft het rode verkeerslicht ten gevolge van zijn onoplettendheid niet gezien, waarna hij op een kruispunt in botsing is gekomen met een motorfiets. Het rijgedrag van de verdachte heeft erin geresulteerd dat de bestuurder van de motorfiets, het slachtoffer [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de door de advocaat van het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog dagelijks de fysieke en psychische gevolgen van het letsel ondervindt.
De rechtbank weegt mee dat het verkeersongeval ook voor de nog jonge verdachte mentaal grote gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft. Op de terechtzitting is meermalen gebleken dat het lot van het slachtoffer hem zeer aangrijpt. De verdachte erkent zijn schuld aan het ongeval en neemt de verantwoordelijkheid op zich.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank daarnaast gelet op het blanco strafblad van de verdachte en op de positieve reclasseringsrapportage van 1 juni 2023. Uit deze rapportage komt naar voren dat er weinig tot geen problemen zijn op alle leefgebieden. Nadere bemoeienis door de reclassering wordt niet nodig geacht.
Prijzenswaardig van zowel de verdachte als het slachtoffer is tenslotte nog dat er contact tussen hen tot stand is gekomen, hetgeen heeft geleid tot een afgerond mediationtraject. Anders dan in veel andere verkeerszaken, hebben de verdachte (en zijn ouders) na afloop van de zitting het slachtoffer (en zijn partner) de hand geschud en elkaar het beste gewenst.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals deze door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn geformuleerd. Het doel van deze oriëntatiepunten is gelijke gevallen zo gelijk mogelijk te bestraffen. Deze nemen bij een ongeval, waarbij een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, er geen sprake is van alcoholgebruik en een aanmerkelijke mate van schuld aanwezig is, tot uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 6 maanden. De rechtbank ziet, gelet op het positieve reclasseringsrapport, het blanco strafblad en de verantwoordelijke houding die de verdachte heeft aangenomen, aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank acht daarom het opleggen van een taakstraf van 100 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht.
6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 (honderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de bijkomende straf kan worden gelast, indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt
.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2023.
Mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.