ECLI:NL:RBNHO:2023:12548

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
15.086773.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot uitlokking van moord op zus en haar partner

De rechtbank Noord-Holland heeft op 7 december 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot uitlokking van moord op zijn zus en haar partner. De verdachte zou volgens het openbaar ministerie een getuige een geldbedrag en een Fiat 500 hebben aangeboden als beloning voor het plegen van de moorden. De zus van de verdachte deed aangifte, gebaseerd op een geluidsopname waarin de verdachte zou hebben gesproken over het uitlokken van de moorden. De rechtbank constateerde echter dat er een conflict was tussen de verdachte en zijn zus over de nalatenschap van hun overleden moeder, wat de context van de zaak beïnvloedde.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een concreet plan van de verdachte om zijn zus en haar partner te laten vermoorden. De geluidsopname waarop de aangifte was gebaseerd, werd als onbetrouwbaar beschouwd, omdat de oorspronkelijke opnames nooit zijn achterhaald en de getuige had verklaard dat er mogelijk met de geluidsfragmenten was gerommeld. De rechtbank concludeerde dat de indirecte opname geen eenduidig bewijs opleverde van de intenties van de verdachte.

Daarnaast vond de rechtbank dat de overige bewijsstukken, zoals telefoongesprekken waarin de verdachte sprak over het 'aanpakken' van zijn zus of zwager, niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk een moordplan had beraamd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij had geprobeerd iemand uit te lokken tot moord.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.086773.22 (P)
Uitspraakdatum: 7 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 22 juli 2021 tot en met 20 april 2022 te Twisk en/of te Schiphol, in ieder geval (telkens) in Nederland, heeft gepoogd om (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of [getuige] door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van middelen en/of inlichten te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten: het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], immers heeft verdachte (telkens) met dat opzet (telkens) onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of [getuige]
- benaderd om [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] om het leven te brengen en/of
- een geldbedrag/geldbedragen en/of een Fiat 500 in het vooruitzicht gesteld voor het plegen van de moord op die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door het overige bewijs in het dossier, waarbij de context en de volgordelijkheid van de gebeurtenissen van belang is. De verklaring van de aangeefster, de aard van het door de getuige [getuige] opgenomen gesprek tussen hem en de verdachte dat hij heeft laten horen aan de aangeefster, de verklaring van de getuige [getuige] en de op de telefoon van de aangeefster aangetroffen appjes, grijpen naadloos in elkaar en vormen voldoende wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft zich daarbij, wijzend op de jurisprudentie van de Hoge Raad, op het standpunt gesteld dat het voor een bewezenverklaring niet van belang is of de uitgelokte, in dit geval [getuige], al dan niet gevoelig is geweest voor het plan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, alsmede tot een contactverbod met aangeefster [benadeelde 1] en haar partner [benadeelde 2] voor de periode van 3 jaar.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De verdenking rust uitsluitend op de aangifte, waarin de aangeefster aan de verbalisanten een geluidsopname laat horen van een telefoongesprek dat zij heeft gevoerd met de getuige [getuige]. In dat gesprek zou de getuige [getuige] op zijn beurt aan de aangeefster opnamen hebben laten horen van gesprekken tussen [getuige] en de verdachte. Van deze gesprekken staat niet vast dat hierop de verdachte te horen is.
Daarnaast moet aan de betrouwbaarheid van deze opname worden getwijfeld en dient het proces-verbaal waarin die opname is uitgewerkt te worden uitgesloten van het bewijs, aangezien het er alle schijn van heeft dat de getuige [getuige] de opname heeft bewerkt en/of gemanipuleerd. Verder heeft de raadsman erop gewezen dat de opname op geen enkele wijze wordt ondersteund in het dossier.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel voldoende bewijs is, gelet op hetgeen hij hiervoor heeft aangevoerd ten aanzien van de getuige [getuige], er niet tot overtuigend bewijs kan worden gekomen.
3.3
VrijspraakDe rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier af dat sprake was van een conflict in de familiaire sfeer na het overlijden van de moeder, waarbij er tussen de verdachte enerzijds en zijn zus (tevens de aangeefster) en haar partner anderzijds, onenigheid bestond over de verdeling en afwikkeling van de (eventuele) nalatenschap. Tegen die achtergrond heeft de verdachte, blijkens onderschepte communicatie, onder meer tegen de getuige [getuige] kennelijk meermalen zijn ongenoegen geuit over de ontstane situatie.
Het is de rechtbank echter niet gebleken, laat staan dat het wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, dat de verdachte op enig moment een concreet plan of de intentie heeft gehad om zijn zus en haar partner van het leven te laten beroven en iemand heeft benaderd om dit uit te voeren. De aangifte van de zus is daartoe onvoldoende redengevend, omdat, zoals de verdediging heeft betoogd, die aangifte is gebaseerd op een opname die de aangeefster heeft gemaakt van een telefoongesprek dat zij met de getuige [getuige] heeft gevoerd, waarin deze [getuige] haar een of meer geluidsfragmenten heeft laten horen waarin de verdachte volgens [getuige] zijn kwade intenties zou hebben geuit. Deze (derhalve: indirecte) geluidsopname geeft echter geen eenduidig beeld van de deelnemers aan het gesprek of van hetgeen daarin wordt besproken. De verdachte heeft verklaard geen herinnering te hebben aan het gesprek. Bovendien heeft de getuige [getuige] verklaard dat er mogelijk is gerommeld met de door hem in het bewuste telefoongesprek met de aangeefster afgespeelde geluidsfragmenten en dat het niet ‘te letterlijk’ moet worden genomen. Nu de oorspronkelijke geluidsopnames van [getuige] niet zijn achterhaald en dus ook geen oordeel kan worden gegeven over de authenticiteit ervan, levert de indirecte opname door aangeefster naar het oordeel van de rechtbank geen betrouwbaar bewijs op.
Ook de overige inhoud van het dossier bevat geen bewijs dat de verdachte heeft geprobeerd een ander uit te lokken om zijn zus en/of haar partner van het leven te beroven. Voor de bedreiging met de dood door de verdachte via ‘de Turkse man’, waar de aangeefster over heeft verklaard, bevat het dossier geen enkele ondersteuning. Ook de telecomgegevens van de verdachte, waarin wordt gesproken over het ‘aanpakken’ van zijn zus of zwager en de Telegram berichten waarin gezocht wordt naar iemand die tegen betaling iemand anders (waarschijnlijk verdachtes zwager) een paar goede klappen zou kunnen geven, zijn weliswaar kwalijk te noemen, maar kunnen niet op een lijn worden gesteld met het concreet beramen en laten uitvoeren van een moordplan op zijn zus of zwager.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. van Poecke, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2023.
Mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.