ECLI:NL:RBNHO:2023:12525

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
15-157026-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen bij iemand in staat van verminderd bewustzijn en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen bij een slachtoffer dat in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, alsook van bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 10 september 2021 te Haarlem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks de afwijzing van het slachtoffer voor seksuele handelingen, ongevraagd de slaapkamer van het slachtoffer is binnengegaan en seksueel binnendrong terwijl het slachtoffer niet in staat was om weerstand te bieden. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de aangifte onvoldoende bewijs zou opleveren. De verdachte heeft bekend dat hij de slaapkamer is binnengegaan, maar beweerde dat dit met instemming van het slachtoffer was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, mede door het gebruik van alcohol en drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- aan het slachtoffer toegewezen, wegens immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-157026-22 (P)
Uitspraakdatum: 1 december 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.M. van der Most, van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Pothast, naar voren hebben gebracht en van hetgeen mr. P.W.M. Soekhai namens de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 10 september 2021 te Haarlem, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of duwen en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
Feit 2hij op of omstreeks 10 september 2021 te Haarlem, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (of meer) mes(sen) in de richting van die [slachtoffer] gegooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van het bewijs
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de aangifte onvoldoende betrouwbaar is en moet worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair heeft zij aangevoerd dat er geen steunbewijs is voor de bewering van aangeefster dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat de verdachte dat wist of had moeten weten.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is van een strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdachte heeft het mes niet in de richting van aangeefster gegooid, maar op de grond. Hij heeft bij haar niet de vrees willen opwekken dat zij het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, aldus de raadsvrouw.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Feit 1
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 9 september 2021 bij de verdachte thuis was om versieringen te maken voor de bruiloft van haar beste vriendin en de verdachte, die de volgende dag zou plaatsvinden. Naast aangeefster en de verdachte waren er enkele vrienden en familieleden van de verdachte aanwezig. Er werd alcohol gedronken en door een deel van de aanwezigen werd drugs gebruikt. Gedurende de avond begon aangeefster zich uitzonderlijk moe en slaperig te voelen. Na middernacht is aangeefster naar boven gegaan om te gaan douchen en naar bed te gaan. Voordat zij ging douchen ontving zij een Snapchatbericht van de verdachte waarin hij haar vroeg om een blowjob. Aangeefster heeft hier met ‘nee’ op geantwoord. Vervolgens is aangeefster gaan slapen en werd zij gedurende de nacht wakker, omdat zij voelde dat iemand haar bovenbeen en het gebied rond haar vagina afveegde met toiletpapier. Het was donker in de slaapkamer en zij was niet in staat om goed te kijken, omdat haar hoofd zwaar voelde. Zij voelde zich verdoofd. Zij is hierna weer in slaap gevallen. De volgende ochtend werd zij moeilijk wakker en voelde zij dat het gebied rond haar vagina gevoelig was. Het voelde alsof er iemand in haar was geweest. Zij heeft de verdachte een Snapchatbericht gestuurd met de vraag wat er was gebeurd, waarop hij direct zijn spijt betuigde. Voor aangeefster werd toen duidelijk dat de verdachte seks met haar had gehad. Als aangeefster wakker was geweest had zij er alles aangedaan om dit niet te laten gebeuren. Aangeefster was erg boos en is om die reden niet naar de huwelijksvoltrekking gegaan. Aangeefster vermoedt dat zij gedrogeerd is, gelet op hoe zij zich gedurende de avond, nacht en ochtend heeft gevoeld.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaring van aangeefster als zijnde onvoldoende betrouwbaar van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat aangeefster tegenstijdig en over bepaalde zaken aantoonbaar in strijd met de waarheid zou hebben verklaard. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster in de kern en ten aanzien van de essentiële onderdelen van de tenlastelegging, te weten het seksueel binnendringen bij aangeefster terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn was, concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Zij heeft verklaard over de omstandigheden waaronder het seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden, wat zij voelde toen zij wakker werd en over haar gemoedstoestand de volgende ochtend. Dat er door de getuigen anders is verklaard ten aanzien van ondergeschikte punten (die niet zien op de kern van het verwijt), maakt dit niet anders. De getuigen zijn immers pas geruime tijd na het tenlastegelegde gehoord en uit de verklaringen volgt dat op de avond van 9 september 2021 sprake was van alcohol en/of drugsgebruik. Dat aangeefster tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris over dergelijke punten anders heeft verklaard doet evenmin afbreuk aan de door haar bij de politie afgelegde verklaring. De verklaring van aangeefster is in de kern ongewijzigd gebleven.
Naast haar consistente verklaren wat betreft de essentiële onderdelen, dragen de gemoedstoestand van aangeefster direct na haar ontwaken, de berichten die zij naderhand naar verschillende personen stuurde en haar handelen op de dag van de bruiloft (zij is niet naar de huwelijksvoltrekking gegaan, terwijl zij getuige zou zijn, zij heeft meteen haar spullen gepakt en is naar een hotel gegaan en zij heeft nog diezelfde dag aan haar vriendin, de bruid, verteld dat zij door de verdachte is verkracht) bij aan de betrouwbaarheid van de aangifte.
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Staat van verminderd bewustzijn ex artikel 243 Sr
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 Sr dient te worden nagegaan of aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in staat van verminderd bewustzijn en of de verdachte daarvan wetenschap had. Blijkens de wetsgeschiedenis behorende bij artikel 243 Sr gaat het daarbij om situaties tussen waakzaamheid en het geheel van de wereld zijn, waarbij niet kan worden verwacht dat weerstand kan worden geboden aan seksuele verlangens van een ander, bijvoorbeeld een situatie van sluimering die aan een diepe slaap voorafgaat of daarop volgt.
De verklaring van de aangeefster houdt in dat zij ten tijde van het seksueel binnendringen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Zij was in een diepe slaap waardoor zij niet heeft gemerkt dat de verdachte met zijn penis in haar vagina is binnengedrongen. Zij werd pas versuft wakker toen zij voelde dat er iets werd afgeveegd bij haar been en was zodoende niet bij machte geweest om weerstand te bieden tegen het seksueel binnendringen door de verdachte.
De verdachte heeft bekend dat hij ‘s nachts de slaapkamer van aangeefster is binnengegaan en met zijn penis in haar vagina is binnengedrongen, maar stelt dat dit met instemming van aangeefster heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft ontkend dat aangeefster in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Steunbewijs voor staat van verminderd bewustzijn
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging als geheel en niet op elk onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat bij de vermeende seksuele handelingen slechts twee personen aanwezig zijn, in dit geval de verdachte en de aangeefster. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan echter worden afgeleid dat de verklaring van de aangeefster, indien deze voldoende wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel, voldoende bewijs kan opleveren. Er mag daarbij geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaring van aangeefster en het steunbewijs. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank ziet in de verklaring van de verdachte en in de berichten die aangeefster en de verdachte op 10 september 2021 hebben verzonden, steun voor de conclusie dat aangeefster ten tijde van het seksueel binnendringen door verdachte in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Uit de verklaring van de verdachte volgt namelijk dat voordat aangeefster naar bed is gegaan hij haar een bericht heeft gestuurd dat hij een blowjob van haar wilde. Aangeefster heeft daarop expliciet afwijzend gereageerd. De verdachte is vervolgens ongevraagd de slaapkamer van aangeefster binnengegaan. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het donker was in de slaapkamer en dat aangeefster op bed lag. Zij hebben niet met elkaar gesproken en de verdachte heeft ook geen oogcontact met haar gemaakt. Zonder het aan haar te vragen, is hij aangeefster gaan aanraken en is hij seksueel bij haar binnengedrongen. Aangeefster heeft de verdachte niet aangeraakt.
Uit deze verklaring van de verdachte blijkt dat aangeefster er op geen enkele manier blijk van heeft gegeven dat zij wakker of alert was en zich bewust was van de handelingen van de verdachte.
In het Snapchatgesprek dat is gevoerd op 10 september 2021 uit aangeefster in haar eerste bericht aan de verdachte haar boosheid, waarop de verdachte zich direct verontschuldigt en zichzelf slecht noemt (‘I bad’). De verdachte reageert gedurende het gehele gesprek enkel begrijpend op de boosheid van aangeefster en geeft aan zich te schamen voor hetgeen hij heeft gedaan. Aangeefster schrijft vervolgens onder meer dat de verdachte een verkrachter is (‘rapist’) waarop de verdachte antwoordt dat hij dat accepteert (‘I accept that').
In deze berichten stelt de verdachte zich dus schuldbewust op en uit geen van de berichten blijkt dat de aangeefster zich op enig moment bewust is geweest van de seksuele handelingen die de verdachte bij haar verrichtte.
Wetenschap van de toestand van het slachtoffer
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde. Nadat aangeefster al had laten weten hem geen blowjob te willen geven, is de verdachte midden in de nacht ongevraagd de slaapkamer van aangeefster binnengegaan, haar gaan aanraken en is hij seksueel bij haar binnengedrongen. De verdachte heeft zelf verklaard dat de aangeefster die avond alcohol en drugs had gebruikt. Bovendien heeft de verdachte toegegeven dat hij een hoeveelheid MDMA in het drankje van de aangeefster had gedaan. De verdachte heeft zich er desondanks op geen enkel moment daadwerkelijk van verzekerd dat de aangeefster (voldoende) bij bewustzijn was, om in te stemmen met de seksuele handelingen. Hij heeft niet met haar gepraat, laat staan dat hij haar heeft gevraagd of zij – ondanks de eerdere afwijzing toch – seks met hem wilde, en hij heeft ook geen oogcontact met haar gemaakt. Dat op de telefoon van de aangeefster een (porno)film afspeelde en dat zij zich omdraaide en haar billen omhoog deed, volstaat naar het oordeel van de rechtbank niet.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsvrouw gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging wordt weerlegd door de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op10 september 2021 te Haarlem, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en op en neer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
Feit 2hij op 10 september 2021 te Haarlem, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft de verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer] gegooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: bedreiging met zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen in september 2021 en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft twee kleine kinderen en is kostwinner voor het gezin. De raadsvrouw heeft primair verzocht een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren op te leggen. Subsidiair heeft zij verzocht om een langer voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen bij het slachtoffer terwijl hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het slachtoffer was een vriendin van de verdachte en zijn aanstaande vrouw en was bij de verdachte in de woning aanwezig om voorbereidingen te treffen voor de bruiloft die de volgende dag zou plaatsvinden. De verdachte is ’s nachts naar de slaapkamer van het slachtoffer gegaan en is met zijn penis in haar vagina binnengedrongen, terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn was. De verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van de omstandigheid dat het slachtoffer niet bij machte was zich te verweren of te protesteren. Aangenomen moet worden dat de verdachte zich bij het verrichten van de gedragingen uitsluitend heeft laten leiden door zijn wens tot bevrediging van zijn eigen seksuele verlangens. De rechtbank acht het verder bijzonder kwalijk dat hij eerder op de avond MDMA in het drankje van het slachtoffer heeft gedaan.
De verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige lichamelijke een psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen willen nemen.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling van het slachtoffer. Toen het slachtoffer in de avond bij de woning van de verdachte was heeft hij een keukenmes in haar richting gegooid. Het slachtoffer heeft dit als zeer bedreigend ervaren.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 2 oktober 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, namelijk voor ontucht met een minderjarige. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 28 november 2022 van [reclasseringswerker] , reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland. De reclassering schat het risico op recidive als matig tot laag in. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Dat houdt enerzijds verband met de ontkennende houding van de verdachte en anderzijds met diverse beschermende factoren.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf rekening gehouden met het tijdverloop sinds het bewezenverklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, een passende straf voor deze feiten.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Ten aanzien van feit 1 heeft zij zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd moet worden tot een bedrag van € 2.500,-, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd om een hoger bedrag toe te wijzen, en dat de vordering voor het overige afgewezen dient te worden dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Ten aanzien van feit 2 heeft zij zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en dat op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b recht bestaat op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt dat in dit geval een bedrag van € 5.000,- billijk is. De rechtbank heeft daarbij gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, in het licht van de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Wat de benadeelde partij meer heeft gevorderd, wordt afgewezen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: seksueel binnendringen bij iemand die in staat van verminderd bewustzijn verkeerde en bedreiging met zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 243, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
10 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
10 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Maat, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2023.