6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een elektronicawinkel en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Verdachte en de medeverdachte zijn met gezichtsbedekking de elektronicawinkel [benadeelde partij 1] binnengegaan waarbij verdachte direct een vuurwapen toonde. Verdachte heeft hierbij een jong meisje en haar vader, die op dat moment voor de toonbank stonden, met het vuurwapen onder schot gehouden. De medewerkers van de elektronicawinkel werden aangeroepen om de beveiligingsdeur te openen waarna de medeverdachte op zoek ging naar telefoons om deze vervolgens in zijn tas te stoppen. Verdachte hield ondertussen de medewerkers met het vuurwapen onder schot. Verdachte dreigde hierbij door onder meer te roepen dat wanneer de medewerkers niet zouden doen wat hij zei er zou worden geschoten. Een van de medewerkers werd bevolen de medeverdachte te helpen met het pakken van iPhone doosjes. Tot slot heeft de verdachte nog een greep uit de kassa gedaan waarna zij gezamenlijk zijn gevlucht.
Verdachte heeft verklaard dat hij telefonisch is gevraagd de overval te plegen en dat hij na ongeveer één uur na te hebben gedacht, akkoord is gegaan. Het kennelijke gemak waarmee verdachte zich heeft laten overhalen en samen met de medeverdachte is overgegaan tot het plegen van de gewapende overval acht de rechtbank zeer zorgelijk. De gewapende overval is door verdachte en de medeverdachte bovendien op een planmatige manier ten uitvoer gebracht. Verdachte en de medeverdachte hebben bij het plegen van de gewapende overval niet stilgestaan bij de angst en het persoonlijke leed van de slachtoffers en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Voor de medewerkers van de elektronicawinkel moet dit een zeer ingrijpende ervaring zijn geweest. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van een van de medewerkers. Daarnaast moet deze gebeurtenis voor de veertien getuigen (waaronder vier kinderen) die op dat moment aanwezig waren in de winkel een beangstigende ervaring zijn geweest.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en de daarmee samenhangende kans op gebruik daarvan levert gevaar op voor verdachte zelf, maar ook voor anderen. Een voorbeeld hiervan is de onderhavige diefstal met bedreiging van geweld. Het voorhanden hebben van een wapen brengt daarmee een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich mee.
De rechtbank rekent verdachte de feiten, mede gelet op voormelde gevolgen, zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, 1 september 2023 , waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
- het over verdachte uitgebrachte Pro-Justitia rapport van 20 maart 2023, van [psycholoog] , psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsadvies, gedateerd 13 oktober 2023, van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad; en
- het over verdachte uitgebrachte briefrapport van de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de jeugdreclassering), gedateerd van 29 september 2023, van [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan de jeugdreclassering.
Uit het Pro Justitiarapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van forse sociaal-emotionele beperkingen, maar dat dit onvoldoende is om een autismespectrumstoornis te kunnen vaststellen. Verdachte heeft bewust en weloverwogen de overval gepleegd. De sociaal-emotionele beperkingen brengen echter met zich mee dat hij op sociaal gebied gebrekkig functioneert. Zo kan hij zich niet goed verplaatsen in anderen en heeft hij weinig voeling met zijn binnenwereld en drijfveren van zijn handelen. Hoewel hij beseft dat het tenlastegelegde niet is toegestaan, is dit als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek geen doorleefd gevoel. In sociaal-emotionele zin is hij dan ook beperkt in staat om de grensoverschrijdendheid van het tenlastegelegde te doorvoelen, met als gevolg dat in zijn afwegingen om tot dergelijk gedrag te komen de gevoelscomponent slechts beperkt aanwezig is. Verstandelijk werd de gedachte dat de overval niet is toegestaan overstemd door, naar zijn zeggen, winstbejag en verveling. Voorts brengen de sociaal-emotionele beperkingen met zich mee dat hij sociaal beperkt weerbaar is en verhoogd beïnvloedbaar. Voornoemde kwetsbaarheden zijn in contrast met zijn grote en krachtige voorkomen, waarbij hij ouder overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde – indien bewezen – verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt en vanuit het oogpunt van een zo gunstig mogelijke persoonlijkheidsontwikkeling behandeling geïndiceerd. De behandeling dient gericht te zijn op zijn sociaal emotionele beperkingen. Geadviseerd wordt een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals De Waag of Levvel te Amsterdam. Binnen deze behandeling zou ook aandacht uit kunnen gaan naar verdieping van de diagnostiek met betrekking tot autismespectrumproblematiek. Voorts lijkt voortzetting van het IFA coachtraject, dat hij reeds volgt, een zinvolle aanvulling voor het aanleren van adequaat sociaal gedrag, waarbij de IFA coach een goed rolmodel kan vormen. Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling, teneinde verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De jeugdreclassering zou verdachte kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
Het advies van de Raad houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De Raad adviseert verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf onder algemene- en bijzondere voorwaarden.
Het algemeen recidiverisico (gebaseerd op het politiedossier) wordt als laag ingeschat en het dynamisch risicoprofiel (gebaseerd op de uitkomsten vanuit het onderzoek door de Raad) als heel laag. Tijdens het onderzoek komen meerdere beschermende factoren naar voren. Verdachte gaat, ondanks dat hij er moeite mee had dat hij is blijven zitten, naar school. Verdachte wil herhaling voorkomen door zich op school te richten en wil niet meer in aanraking komen met criminele activiteiten. Verdachte houdt zich aan de afspraken met de jeugdreclassering en zijn IFA coach. Verdachte houdt zich verder aan alle voorwaarden en heeft ondanks de beperkingen zijn leven opgepakt door naar school te gaan en werk te vinden. De ouders hebben over het algemeen goed zicht op hem en zijn betrokken. Wat betreft de behandeling van de sociaal-emotionele problematiek en de procesdiagnostiek ziet de Raad met name meerwaarde voor zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Vanuit forensisch oogpunt is deze behandeling minder geïndiceerd, aangezien verdachte sinds de schorsing geen delict gedrag meer heeft laten zien, hij first offender is en het recidiverisico als laag wordt ingeschat. In tegenstelling tot de Pro Justitiarapportage is de Raad van mening dat het niet nodig is deze behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen. Wel wordt er een aandachtspunt voor de jeugdreclassering gezien om verdachte te motiveren deel te nemen aan een dergelijke behandeling en de verdiepingsdiagnostiek.
Ter terechtzitting is namens de Raad aanvullend naar voren gebracht dat zij vanuit pedagogisch uitgangspunt niet achter een jeugddetentie staan gelet op het lage recidive risico en de leeftijd van verdachte. Anderzijds is, gelet op de ernst van het feit, een deels voorwaardelijke werkstraf geen passende strafmodaliteit.
Het briefrapport van de jeugdreclassering van 29 september 2023 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Verdachte heeft tijdens de hele toezicht en begeleiding zich meewerkend opgesteld en is altijd op alle afspraken aanwezig geweest. Echter zijn er ook nog wel zorgen rondom zijn sociaal- emotionele beperkingen, wat dit betekent voor zijn toekomst en hoe hij zich verhoudt ten opzichte van anderen. Verder is de dagbesteding van verdachte kwetsbaar. Het is namelijk de vraag of verdachte gemotiveerd kan blijven om naar school te gaan. Het is daarom van belang dat verdachte een positieve dagbesteding behoudt, in de vorm van onderwijs, werk en sport. Het advies vanuit de jeugdreclassering is dat het van belang is dat verdachte begeleiding blijft houden van zijn IFA coach. Zijn IFA coach heeft korte lijnen met verdachte en kan voor hem vertalen en spiegelen waardoor verdachte meer inzicht krijgt en sociaal gedrag aanleert. Daarnaast is het van belang ten behoeve van zijn persoonlijkheidsontwikkeling dat hij behandeling krijgt wat gericht is op zijn sociaal emotionele beperkingen. Waarbij ook verdieping van de diagnostiek met betrekking tot autismespectrumproblematiek mogelijk is. De jeugdreclassering acht het van belang dat de bovenstaande bijzondere voorwaarden worden voortgezet in een toezicht en begeleiding.
Ter terechtzitting is namens de jeugdreclassering het voormelde advies onderschreven.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel, waarbij sprake is van bedreiging met geweld, bedraagt vier maanden jeugddetentie. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen bedraagt zes weken jeugddetentie. Als straf verhogende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte samen met een ander was, dat hij heeft gedreigd met een vuurwapen en dat hij hierbij verschillende mensen, waaronder een jong kind, onder schot heeft gehouden. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte mee laten wegen zijn blanco strafblad, dat hij zich bijna een jaar goed aan zijn schorsende voorwaarden heeft gehouden, dat verdachte een sociaal emotionele beperking heeft en dat verdachte open is geweest ter terechtzitting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen passend en geboden is en zij zal deze aan verdachte opleggen met aftrek van het voorarrest (10 dagen). De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 90 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan de proeftijd zal de rechtbank naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden verbinden, dat verdachte:
- onderwijs volgt (in ieder geval zo lang hij kwalificatie plichtig is);
- meewerkt en zich inzet voor de begeleiding van de IFA coach van Levvel, of een andere soortgelijke vorm van begeleiding;
- meewerkt aan aanvullende hulpverlening zolang en indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals de Waag of Levvel ten aanzien van de sociaal-emotionele beperking en diagnostiek met betrekking tot autismespectrumstoornisproblematiek.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van verdachte is dat hij mee zal werken aan behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek en dat deze behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen. De rechtbank verwijst in dit verband naar het advies van de psycholoog [psycholoog] in het pro Justitia rapport van 20 maart 2023 en naar het advies van de jeugdreclassering in het briefrapport van 29 september 2023.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, in afwijking van de eis van de officier van justitie, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen jeugddetentie passen en geboden is en zij zal deze aan verdachte opleggen
.