ECLI:NL:RBNHO:2023:12519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
15-288972-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met vuurwapen door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veertienjarige verdachte die samen met een medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd op een elektronicawinkel in Zaandam. De overval vond plaats op 6 november 2022, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte met gezichtsbedekkende kleding de winkel binnengingen, een vuurwapen toonden en medewerkers en klanten bedreigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 180 uren opgelegd, met de mogelijkheid om deze om te zetten in jeugddetentie bij niet-naleving. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte, zijn sociaal-emotionele beperkingen en het advies van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder jonge kinderen. De verdachte werd ook verplicht om mee te werken aan behandeling voor zijn sociaal-emotionele problemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-288972-22 (P)
Uitspraakdatum: 2 november 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 19 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, alsmede [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [vertegenwoordiger van de GI] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam, afdeling jeugdreclassering (hierna: jeugdreclassering) naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen: [benadeelde partij 1] (hierna te noemen: [benadeelde partij 1] ), [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] .

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in een winkel (aan de Gedempte Gracht [nummer] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere iPhone(s) en/of een groot geldbedrag (van ongeveer 1005 euro), in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf '' [benadeelde partij 1] '', in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of een of meer andere personeelsleden en/of klanten (waaronder meerdere jonge kinderen), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- voorzien van gezichtsbedekkende kleding en voorzien van een (op een) vuurwapen gelijkend voorwerp die winkel binnen te gaan en/of
- dat (op een) vuurwapen gelijkend voorwerp te richten en/of gericht te houden op die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige personeelsleden en/of klanten (waaronder een jong kind/meerdere (jonge) kinderen) en/of
- te roepen ''als je niet snel doet wat er gezegd wordt dan schiet ik een kogel af'' en/of ''als je een verkeerde beweging maakt dan schiet ik je door je kop'' althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Feit 2:
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas/alarmvuurwapen, van het merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 6 november 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in een winkel (aan de Gedempte Gracht [nummer] ), tezamen en in vereniging met een ander, meerdere iPhones en een groot geldbedrag , die geheel aan winkelbedrijf '' [benadeelde partij 1] '', toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en klanten (waaronder meerdere jonge kinderen), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- voorzien van gezichtsbedekkende kleding en voorzien van een vuurwapen die winkel binnen te gaan; en
- dat vuurwapen te richten en gericht te houden op die [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en klanten (waaronder een jong kind); en
- te roepen ''als je niet snel doet wat er gezegd wordt dan schiet ik een kogel af'' en ''als je een verkeerde beweging maakt dan schiet ik je door je kop''.
Feit 2:
hij op 6 november 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gas/alarmvuurwapen, van het merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad in haar rapport van 13 oktober 2023 aangevuld met de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de psycholoog [psycholoog] in het pro Justitia rapport van 20 maart 2023 en door de jeugdreclassering in het briefrapport van 29 september 2023. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, bij niet verrichten te vervangen door 80 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de straf zoals deze wordt geëist door de officier van justitie gematigd dient te worden. In onderhavig geval dient individuele preventie te prevaleren boven generale preventie. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze kunnen worden opgelegd zoals geadviseerd door de Raad. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de psycholoog en de jeugdreclassering met betrekking tot de behandeling en diagnostiek heeft de verdediging bepleit dat dit niet moet worden opgelegd als bijzondere voorwaarde. Verdachte heeft het afgelopen jaar al flinke stappen gezet en verdient daarom meer vertrouwen. De rechtbank kan volstaan met een overweging dat behandeling en diagnostiek nuttig kunnen zijn voor verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een elektronicawinkel en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Verdachte en de medeverdachte zijn met gezichtsbedekking de elektronicawinkel [benadeelde partij 1] binnengegaan waarbij verdachte direct een vuurwapen toonde. Verdachte heeft hierbij een jong meisje en haar vader, die op dat moment voor de toonbank stonden, met het vuurwapen onder schot gehouden. De medewerkers van de elektronicawinkel werden aangeroepen om de beveiligingsdeur te openen waarna de medeverdachte op zoek ging naar telefoons om deze vervolgens in zijn tas te stoppen. Verdachte hield ondertussen de medewerkers met het vuurwapen onder schot. Verdachte dreigde hierbij door onder meer te roepen dat wanneer de medewerkers niet zouden doen wat hij zei er zou worden geschoten. Een van de medewerkers werd bevolen de medeverdachte te helpen met het pakken van iPhone doosjes. Tot slot heeft de verdachte nog een greep uit de kassa gedaan waarna zij gezamenlijk zijn gevlucht.
Verdachte heeft verklaard dat hij telefonisch is gevraagd de overval te plegen en dat hij na ongeveer één uur na te hebben gedacht, akkoord is gegaan. Het kennelijke gemak waarmee verdachte zich heeft laten overhalen en samen met de medeverdachte is overgegaan tot het plegen van de gewapende overval acht de rechtbank zeer zorgelijk. De gewapende overval is door verdachte en de medeverdachte bovendien op een planmatige manier ten uitvoer gebracht. Verdachte en de medeverdachte hebben bij het plegen van de gewapende overval niet stilgestaan bij de angst en het persoonlijke leed van de slachtoffers en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Voor de medewerkers van de elektronicawinkel moet dit een zeer ingrijpende ervaring zijn geweest. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van een van de medewerkers. Daarnaast moet deze gebeurtenis voor de veertien getuigen (waaronder vier kinderen) die op dat moment aanwezig waren in de winkel een beangstigende ervaring zijn geweest.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en de daarmee samenhangende kans op gebruik daarvan levert gevaar op voor verdachte zelf, maar ook voor anderen. Een voorbeeld hiervan is de onderhavige diefstal met bedreiging van geweld. Het voorhanden hebben van een wapen brengt daarmee een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich mee.
De rechtbank rekent verdachte de feiten, mede gelet op voormelde gevolgen, zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, 1 september 2023 , waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
  • het over verdachte uitgebrachte Pro-Justitia rapport van 20 maart 2023, van [psycholoog] , psycholoog;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsadvies, gedateerd 13 oktober 2023, van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad; en
  • het over verdachte uitgebrachte briefrapport van de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de jeugdreclassering), gedateerd van 29 september 2023, van [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan de jeugdreclassering.
Uit het Pro Justitiarapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van forse sociaal-emotionele beperkingen, maar dat dit onvoldoende is om een autismespectrumstoornis te kunnen vaststellen. Verdachte heeft bewust en weloverwogen de overval gepleegd. De sociaal-emotionele beperkingen brengen echter met zich mee dat hij op sociaal gebied gebrekkig functioneert. Zo kan hij zich niet goed verplaatsen in anderen en heeft hij weinig voeling met zijn binnenwereld en drijfveren van zijn handelen. Hoewel hij beseft dat het tenlastegelegde niet is toegestaan, is dit als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek geen doorleefd gevoel. In sociaal-emotionele zin is hij dan ook beperkt in staat om de grensoverschrijdendheid van het tenlastegelegde te doorvoelen, met als gevolg dat in zijn afwegingen om tot dergelijk gedrag te komen de gevoelscomponent slechts beperkt aanwezig is. Verstandelijk werd de gedachte dat de overval niet is toegestaan overstemd door, naar zijn zeggen, winstbejag en verveling. Voorts brengen de sociaal-emotionele beperkingen met zich mee dat hij sociaal beperkt weerbaar is en verhoogd beïnvloedbaar. Voornoemde kwetsbaarheden zijn in contrast met zijn grote en krachtige voorkomen, waarbij hij ouder overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde – indien bewezen – verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt en vanuit het oogpunt van een zo gunstig mogelijke persoonlijkheidsontwikkeling behandeling geïndiceerd. De behandeling dient gericht te zijn op zijn sociaal emotionele beperkingen. Geadviseerd wordt een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals De Waag of Levvel te Amsterdam. Binnen deze behandeling zou ook aandacht uit kunnen gaan naar verdieping van de diagnostiek met betrekking tot autismespectrumproblematiek. Voorts lijkt voortzetting van het IFA coachtraject, dat hij reeds volgt, een zinvolle aanvulling voor het aanleren van adequaat sociaal gedrag, waarbij de IFA coach een goed rolmodel kan vormen. Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling, teneinde verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De jeugdreclassering zou verdachte kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
Het advies van de Raad houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De Raad adviseert verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf onder algemene- en bijzondere voorwaarden.
Het algemeen recidiverisico (gebaseerd op het politiedossier) wordt als laag ingeschat en het dynamisch risicoprofiel (gebaseerd op de uitkomsten vanuit het onderzoek door de Raad) als heel laag. Tijdens het onderzoek komen meerdere beschermende factoren naar voren. Verdachte gaat, ondanks dat hij er moeite mee had dat hij is blijven zitten, naar school. Verdachte wil herhaling voorkomen door zich op school te richten en wil niet meer in aanraking komen met criminele activiteiten. Verdachte houdt zich aan de afspraken met de jeugdreclassering en zijn IFA coach. Verdachte houdt zich verder aan alle voorwaarden en heeft ondanks de beperkingen zijn leven opgepakt door naar school te gaan en werk te vinden. De ouders hebben over het algemeen goed zicht op hem en zijn betrokken. Wat betreft de behandeling van de sociaal-emotionele problematiek en de procesdiagnostiek ziet de Raad met name meerwaarde voor zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Vanuit forensisch oogpunt is deze behandeling minder geïndiceerd, aangezien verdachte sinds de schorsing geen delict gedrag meer heeft laten zien, hij first offender is en het recidiverisico als laag wordt ingeschat. In tegenstelling tot de Pro Justitiarapportage is de Raad van mening dat het niet nodig is deze behandeling als bijzondere voorwaarde op te leggen. Wel wordt er een aandachtspunt voor de jeugdreclassering gezien om verdachte te motiveren deel te nemen aan een dergelijke behandeling en de verdiepingsdiagnostiek.
Ter terechtzitting is namens de Raad aanvullend naar voren gebracht dat zij vanuit pedagogisch uitgangspunt niet achter een jeugddetentie staan gelet op het lage recidive risico en de leeftijd van verdachte. Anderzijds is, gelet op de ernst van het feit, een deels voorwaardelijke werkstraf geen passende strafmodaliteit.
Het briefrapport van de jeugdreclassering van 29 september 2023 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Verdachte heeft tijdens de hele toezicht en begeleiding zich meewerkend opgesteld en is altijd op alle afspraken aanwezig geweest. Echter zijn er ook nog wel zorgen rondom zijn sociaal- emotionele beperkingen, wat dit betekent voor zijn toekomst en hoe hij zich verhoudt ten opzichte van anderen. Verder is de dagbesteding van verdachte kwetsbaar. Het is namelijk de vraag of verdachte gemotiveerd kan blijven om naar school te gaan. Het is daarom van belang dat verdachte een positieve dagbesteding behoudt, in de vorm van onderwijs, werk en sport. Het advies vanuit de jeugdreclassering is dat het van belang is dat verdachte begeleiding blijft houden van zijn IFA coach. Zijn IFA coach heeft korte lijnen met verdachte en kan voor hem vertalen en spiegelen waardoor verdachte meer inzicht krijgt en sociaal gedrag aanleert. Daarnaast is het van belang ten behoeve van zijn persoonlijkheidsontwikkeling dat hij behandeling krijgt wat gericht is op zijn sociaal emotionele beperkingen. Waarbij ook verdieping van de diagnostiek met betrekking tot autismespectrumproblematiek mogelijk is. De jeugdreclassering acht het van belang dat de bovenstaande bijzondere voorwaarden worden voortgezet in een toezicht en begeleiding.
Ter terechtzitting is namens de jeugdreclassering het voormelde advies onderschreven.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel, waarbij sprake is van bedreiging met geweld, bedraagt vier maanden jeugddetentie. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen bedraagt zes weken jeugddetentie. Als straf verhogende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte samen met een ander was, dat hij heeft gedreigd met een vuurwapen en dat hij hierbij verschillende mensen, waaronder een jong kind, onder schot heeft gehouden. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte mee laten wegen zijn blanco strafblad, dat hij zich bijna een jaar goed aan zijn schorsende voorwaarden heeft gehouden, dat verdachte een sociaal emotionele beperking heeft en dat verdachte open is geweest ter terechtzitting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen passend en geboden is en zij zal deze aan verdachte opleggen met aftrek van het voorarrest (10 dagen). De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 90 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan de proeftijd zal de rechtbank naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden verbinden, dat verdachte:
  • onderwijs volgt (in ieder geval zo lang hij kwalificatie plichtig is);
  • meewerkt en zich inzet voor de begeleiding van de IFA coach van Levvel, of een andere soortgelijke vorm van begeleiding;
  • meewerkt aan aanvullende hulpverlening zolang en indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals de Waag of Levvel ten aanzien van de sociaal-emotionele beperking en diagnostiek met betrekking tot autismespectrumstoornisproblematiek.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van verdachte is dat hij mee zal werken aan behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek en dat deze behandeling als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen. De rechtbank verwijst in dit verband naar het advies van de psycholoog [psycholoog] in het pro Justitia rapport van 20 maart 2023 en naar het advies van de jeugdreclassering in het briefrapport van 29 september 2023.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, in afwijking van de eis van de officier van justitie, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, bij niet verrichten te vervangen door 90 dagen jeugddetentie passen en geboden is en zij zal deze aan verdachte opleggen
.

7.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.067,98 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit het gestolen geldbedrag (€ 1.005,00), arbeidsloon vanwege de extra werkzaamheden die moesten worden uitgevoerd door de diefstal met bedreiging van geweld (€ 913,68) en schade aan de gestolen goederen (€ 130,00).
7.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering ten aanzien van de arbeidsloon en de schade aan de gestolen goederen en dit bedrag te matigen tot de helft van het totaal gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het overige heeft de officier van justitie gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is. Het is niet vast komen te staan dat [gemachtigde] gemachtigd is om namens [benadeelde partij 1] een vordering in te stellen. Hoewel er een machtiging aan de vordering is toegevoegd mist het uittreksel van de Kamer van Koophandel waardoor de machtiging niet geverifieerd kan worden. [benadeelde partij 1] heeft nagelaten dit uittreksel, zelfs nadat deze is opgevraagd, te verstrekken. De raadsman heeft tevens bepleit dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en voor zover de vordering wel enigszins onderbouwd is er nog veel onduidelijkheden bestaan. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De vordering dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van de vordering kort voor de zitting is ingediend en dat de onderbouwing van de vordering op veel punten onduidelijk is en vragen oproept.
De rechtbank is verder met de raadsman van oordeel dat niet geverifieerd kan worden of [gemachtigde] bevoegd is tot het indienen van een vordering. De behandeling van de vordering levert gelet op het vorenstaande een onevenredige belasting van het strafproces op. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan deze desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.963,85 ingediend tegen verdachte namens [benadeelde partij 1] wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering omdat de benadeelde partij niet gemachtigd is tot het indienen van een vordering namens [benadeelde partij 1] .
7.2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op dit punt aangesloten bij de officier van justitie.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering omdat de benadeelde partij niet gemachtigd is tot het indienen van een vordering namens [benadeelde partij 1] .
7.3.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering met vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie is van mening dat de vordering voldoende is onderbouwd. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht het toe te wijzen bedrag gelijkelijk te verdelen over de medeverdachten.
7.3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens de verdediging kan niet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen. Om dit vast te stellen kan niet slechts gekeken worden naar de ernst van het feit maar daarvoor is een deskundigenrapport noodzakelijk en dat ontbreekt. Nu geen objectief bewijs is geleverd dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering in ieder geval fors gematigd dient te worden aangezien niet gebleken is dat het gestelde bedrag passend is. De raadsman verzoekt met de officier van justitie het toe te wijzen bedrag te verdelen over de medeverdachten.
7.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in aanmerking:
  • wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen;
  • bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
  • bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van de onder b. bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de onder b. bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:376). Verdachte en de medeverdachte hebben de winkel waar de benadeelde partij werkzaam was overvallen en hebben daarbij de benadeelde partij ernstig bedreigd waarbij gebruik werd gemaakt van een vuurwapen. De benadeelde partij heeft minuten lang een vuurwapen op zich gericht gekregen. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat hij voor zijn leven heeft gevreesd. Door de benadeelde partij is gesteld dat hij als gevolg hiervan angstgevoelens heeft ontwikkeld als hij in een winkel is. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de benadeelde partij direct na de overval ontslag heeft genomen. Gelet op de hiervoor omschreven aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 2.000,00. Daarbij heeft zij gelet op beslissingen in soortgelijke zaken.
Totale schade
Nu verdachte het feit samen met de medeverdachte heeft gepleegd ziet de rechtbank
in beginsel aanleiding om de hoofdelijkheidsclausule toe te passen. Verdachte heeft echter verklaard dat hij geen enkel contact heeft met de medeverdachte. De rechtbank ziet daarom aanleiding om in afwijking van de hoofdregel de hoofdelijkheidsclausule niet toe te passen. De vordering zal tot € 1000,00 (de helft van het totaalbedrag van € 2.000,00) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal daarbij het aantal dagen gijzeling dat kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt op nihil stellen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
honderd (100) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot negentig (90) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • onderwijs volgt (in ieder geval zo lang hij kwalificatie plichtig is);
  • meewerkt en zich inzet voor de begeleiding van de IFA coach van Levvel, of een andere soortgelijke vorm van begeleiding;
  • meewerkt aan aanvullende hulpverlening zolang en indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals de Waag of Levvel ten aanzien van de sociaal- emotionele beperking en diagnostiek met betrekking tot autismespectrumstoornisproblematiek.
Geeft opdracht aan de Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te stellen op tien (10) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtachtig (180) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door negentig (90) dagen jeugddetentie.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
duizend euro(€
1.000,00)bestaande uit immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[benadeelde partij 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde partij 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
duizend euro(€
1.000,00)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. M.M. van Weely, tevens kinderrechter en mr. T. Fuchs, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 november 2023.