In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen en opzettelijke overtreding van artikel 10:1, lid 4, van de Algemene Douanewet. De verdachte, geboren in 1977, werd op 5 februari 2019 aangehouden op Schiphol, waar bij een douanecontrole een contant geldbedrag van € 13.445,- werd aangetroffen. De verdachte had aanvankelijk verklaard slechts € 9.000,- bij zich te hebben. Daarnaast werden in zijn bagage luxe merkartikelen aangetroffen met een geschatte waarde van bijna € 17.000,- en twee horloges ter waarde van ongeveer € 8.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van deze voorwerpen, wat leidde tot de conclusie dat deze vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Baatenburg de Jong. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk geen aangifte had gedaan van het contante geldbedrag, terwijl hij de Unie verliet met een bedrag van meer dan € 10.000,-. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van drie maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Tevens werd een deel van de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.