Op 21 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 14 december 2022 te Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen zwaar knalvuurwerk tot ontploffing bracht nabij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het feit gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen de verdachte en de mededaders.
De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en verklaringen van medeverdachten geconcludeerd dat er wel degelijk sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft actief bijgedragen aan het afsteken van het vuurwerk en de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit bewezen was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 dagen en een taakstraf van 200 uren. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank niet kon vaststellen of zij daadwerkelijk schade had geleden door het bewezenverklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.