ECLI:NL:RBNHO:2023:12485

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
13/331874-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen

Op 21 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 14 december 2022 te Amsterdam, waar de verdachte samen met anderen zwaar knalvuurwerk tot ontploffing bracht nabij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het feit gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was tussen de verdachte en de mededaders.

De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en verklaringen van medeverdachten geconcludeerd dat er wel degelijk sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft actief bijgedragen aan het afsteken van het vuurwerk en de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit bewezen was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 dagen en een taakstraf van 200 uren. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank niet kon vaststellen of zij daadwerkelijk schade had geleden door het bewezenverklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 13/331874-22 (P)
Uitspraakdatum: 21 september 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De politierechter heeft de zaak naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. W.A.P. Gerbrandij, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op of aan de openbare weg, te weten de Parnassusweg (Rechtbank Amsterdam), in elk geval op of aan de openbare weg, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een of meer stuk(s) (professioneel) vuurwerk) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer een of meer stuk(s) (professioneel) vuurwerk, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde stuk(s) (professioneel) vuurwerk geheel of gedeeltelijk tot ontploffing is/zijn gekomen, in elk geval een of meer ontploffing(en) teweeg is/zijn gebracht, en daarvan gemeen gevaar voor de Rechtbank Amsterdam, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, nu geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de personen die het vuurwerk hebben afgestoken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
In de nacht van 14 december 2022 zijn bij de rechtbank Amsterdam twee stuks zwaar knalvuurwerk tot ontploffing gebracht, waardoor schade is ontstaan. Uit de camerabeelden blijkt dat drie personen gezeten op twee scooters op het fietspad tot stilstand komen en met elkaar lijken te communiceren. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij als bestuurder van de scooter zonder bijrijder, zodra hij stilstaat zijn scooter draait, vuurwerk aansteekt en richting de rechtbank gooit. De handeling zoals hij die beschrijft is ook zichtbaar op de camerabeelden.
Uit de camerabeelden blijkt ook dat de andere scooter, waarvan [verdachte] naar eigen zeggen bestuurder was en waarop een derde persoon als bijrijder zat, in eerste instantie doorrijdt maar even later terugkeert op de plek waar de eerdere ontmoeting met [medeverdachte] plaatsvond. [verdachte] brengt de scooter tot stilstand, de (onbekend gebleven) bijrijder stapt af, steekt een stuk knalvuurwerk aan en legt deze aan de onderzijde van het raam van de rechtbank. [verdachte] wacht vervolgens tot de bijrijder weer achterop is gestapt en rijdt vervolgens weg.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de samenwerking van [medeverdachte] , [verdachte] en de bijrijder het volgende af.
Voorafgaand aan de ontploffingen bij de rechtbank was niet ver daar vandaan sprake van een samenkomst waarbij alcohol werd gedronken en muziek werd geluisterd. Op die locatie werd reeds gesproken over vuurwerk en werd naar zeggen van [medeverdachte] een zogenaamde Cobra afgestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat een Cobra zwaar knalvuurwerk is. [medeverdachte] , [verdachte] en de bijrijder zijn vervolgens samen naar de rechtbank gereden. Daar aangekomen staan zij stil en hebben zij contact, waarbij zij even kort lijken te overleggen op de plaats waar vrijwel direct daarna de twee ontploffingen teweeg worden gebracht. Na het afsteken van het vuurwerk komen zij opnieuw samen op een andere locatie en bespreken zij naar eigen zeggen het afsteken van het vuurwerk.
Het verweer dat [verdachte] geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd volgt de rechtbank niet. Dat hij heeft getracht het afsteken van het vuurwerk te voorkomen, zoals namens hem is aangevoerd, is niet aannemelijk geworden. Zijn lichaamstaal zoals blijkend uit de camerabeelden duidt niet op afkeuring of distantiëring. Integendeel, de rechtbank leidt uit de beelden af dat [verdachte] actieve handelingen heeft verricht opdat het vuurwerk kon worden afgestoken. Hij keert immers zijn scooter om en rijdt terug naar de plek op het fietspad waar hij kort ervoor met [medeverdachte] heeft gesproken, hij biedt de bijrijder op zijn scooter de gelegenheid om af te stappen door de scooter tot stilstand te brengen, hij blijft wachten tot de bijrijder het vuurwerk heeft aangestoken en bij de gevel heeft neergelegd en rijdt pas weg op het moment dat de bijrijder weer achterop is gestapt. In samenhang bezien met het feit dat [verdachte] zowel voorafgaand als na afloop van de ontploffingen met [medeverdachte] is samengekomen, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte] en de bijrijder. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 december 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op de openbare weg, te weten de Parnassusweg, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk meer stuks vuurwerk aangestoken, ten gevolge waarvan voornoemde stuks vuurwerk tot ontploffing zijn gekomen, en daarvan gemeen gevaar voor de Rechtbank Amsterdam te duchten was.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoon van de verdachte en de ernst van het feit. Hij heeft verzocht de strafmaat te bepalen aan de hand van de oriëntatiepunten voor strafoplegging bij vernieling en het bezit van illegaal vuurwerk, welke hij meer toepasselijk acht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft, samen met twee anderen, twee stuks zwaar knalvuurwerk tot ontploffing gebracht nabij de gevel van de rechtbank Amsterdam, met het kennelijke doel schade aan dit gebouw aan toe te brengen. In zijn algemeenheid geldt dat feiten als deze voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij zorgen. Dit geldt temeer nu sprake is van een gebouw met een belangrijke maatschappelijke functie. De rechtbank rekent dit de verdachte en zijn medeverdachten zeer aan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat de actie van de verdachte en zijn mededaders niet is ingegeven door de wens een aanslag te plegen op de rechtsstaat, maar meer moet worden aangemerkt als een zeer kwalijke en schadelijke vorm van baldadigheid.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 22 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 27 februari 2023 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- het over de verdachte uitgebrachte voortgangsverslag gedateerd 18 juli 2023 van Reclassering Nederland.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich aan de voorwaarden gehouden. De reclassering schat de kans op recidive als zeer laag in en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De ernst van het feit rechtvaardigt een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 200 uren op zijn plaats is.

7.Vordering benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [naam] is een vordering tot schadevergoeding van 142.742 euro ingediend tegen de verdachte en zijn medeverdachte wegens schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is, met de raadsman van de verdachte, van oordeel dat de vordering op meerdere vlakken vragen oproept. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen of [naam] valt aan te merken als de partij die schade heeft geleden ten gevolge van het bewezenverklaarde feit. Op basis van de onderbouwing van de vordering heeft de rechtbank voorts geen inzicht in de omvang van de daadwerkelijk geleden schade.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
11 [elf] dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 [tweehonderd] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 [honderd] dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. A.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. H.S. Singeling,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2023.