ECLI:NL:RBNHO:2023:12466

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
10797765 \ EJ VERZ 23-452
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap en vaststelling van vereffeningskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 december 2023 een beschikking gegeven inzake de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de heer [naam], die op [datum] 2023 is overleden. De verzoekster, de echtgenote van de erflater, heeft op 15 november 2023 een verzoekschrift ingediend om de vereffening op te heffen, omdat de waarde van de nalatenschap negatief is. De erflater had geen testament en zijn twee kinderen hebben de nalatenschap verworpen, terwijl de echtgenote deze beneficiair heeft aanvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schulden van de nalatenschap de baten overstijgen, wat aanleiding geeft voor de opheffing van de vereffening volgens artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Daarnaast heeft verzoekster verzocht om de vereffeningskosten vast te stellen op € 796,45, welke kosten zijn gemaakt door een notaris die niet als vereffenaar is benoemd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze kosten, die zijn gemaakt voor noodzakelijke werkzaamheden in het kader van de vereffening, als 'pré-vereffeningskosten' kunnen worden aangemerkt en dus ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld op het door de notaris gedeclareerde bedrag en heeft bepaald dat de publicatie van de opheffing in de elektronische versie van de Staatscourant kan plaatsvinden. Tevens is bepaald dat het griffierecht ten laste van de Staat komt, in overeenstemming met de regeling voor kosteloze vereffening van een nalatenschap.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10797765 \ EJ VERZ 23-452 (rvk)
Uitspraakdatum: 6 december 2023
Beschikking van de kantonrechter op een verzoek:
  • tot opheffing van de vereffening volgens de wet als bedoeld in artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek [BW] en
  • tot vaststelling van de vereffeningskosten ingediend door:
[verzoekster], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: verzoekster, of de vereffenaar
inzake
de nalatenschap van [naam],
geboren op [geboortedag] 1960 te [woonplaats] en overleden op [datum] 2023 in de gemeente [plaats] ,
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend, bij de griffie ontvangen op 15 november 2023.
1.2.
Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] 2023 is overleden de heer [naam] (verder ook te noemen: erflater) geboren op [geboortedag] 1960, laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] .
2.2.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd, buiten gemeenschap van goederen, met mevrouw [verzoekster] .
2.3.
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt.
2.4.
De twee kinderen van erflater hebben de nalatenschap verworpen.
2.5.
De echtgenote van erflater heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt de kantonrechter om de opheffing van de vereffening van de nalatenschap te bevelen als bedoeld in artikel 4:209 lid 1 BW. Reden voor het verzoek is dat de geringe waarde der baten van de nalatenschap daartoe aanleiding geeft, nu blijkt dat het saldo van de nalatenschap negatief is en de vereffeningskosten en de preferente schulden hoger zijn dan de enkele baten der nalatenschap. Verzoekster heeft ter onderbouwing een boedelbeschrijving met bijlagen overgelegd.
3.2.
Uit deze boedelbeschrijving blijkt dat het saldo van de nalatenschap negatief is. De baten van de nalatenschap bedragen € 5.942,16 en de schulden bedragen € 105.180,06 (waarvan € 4.779,50 uitvaartkosten; € 43.134,- belastingschulden en € 796,45 vereffeningskosten).
3.3.
Gelet op voormelde omstandigheden, die worden onderbouwd met bijlagen die aan het verzoekschrift zijn gehecht, acht de kantonrechter het verzoek ex art. 4:209 lid 1 BW voor toewijzing vatbaar.
3.1.
Verzoekster verzoekt voorts om de vereffeningskosten vast te stellen op de door de notaris gedeclareerde kosten van € 796,45. Zij heeft ter onderbouwing de declaratie overgelegd. Uit die declaratie blijkt dat het onder andere gaat om werkzaamheden zoals het voeren van een adviesbespreking, het verstrekken van een voorbeeldbrief voor het aanschrijven van de schuldeisers en het opmaken en passeren van de verklaring van erfrecht. In het geval van een beneficiaire aanvaarding waarbij geen sprake is van een benoemde vereffenaar, dient de erfgenaam/vereffenaar (of diens wettelijk vertegenwoordiger) in beginsel zelf de vereffeningswerkzaamheden uit te voeren en krijgt hij daarvoor geen vergoeding (loon). Een
benoemdevereffenaar heeft daarnaast recht op loon voor uitgevoerde werkzaamheden. Gemaakte kosten die noodzakelijk gemaakt zijn in het kader van de vereffening, vallen onder de vereffeningskosten en komen ten laste van de boedel. De door verzoekster ingeschakelde notaris is echter niet tot vereffenaar benoemd, maar heeft haar werkzaamheden kennelijk op basis van een overeenkomst van opdracht verricht. Met de waardering of beloning van de op die basis verrichte werkzaamheden heeft de kantonrechter geen bemoeienis. Echter, de kantonrechter acht het voorstelbaar dat zonder tussenkomst van een professional onjuiste of helemaal geen vereffeningshandelingen zouden zijn verricht. Gelet op het belang van een deugdelijke vereffening acht de kantonrechter het wel redelijk om de werkzaamheden van de notaris als ‘pre-vereffeningskosten’ als vereffeningskosten aan te merken die ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. De kantonrechter sluit hierbij aan de ‘Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter’ [1] . Uitgaande van die richtlijnen blijft het door de notaris gedeclareerde bedrag binnen de maximaal 5 uur die redelijk worden geacht, waarbij ook voldoende aannemelijk is dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest om tot de aanvang van een deugdelijke vereffening te komen. De vereffeningskosten zullen dan ook vastgesteld worden op € 796,45.
3.2.
Nu de kantonrechter voor het overige geen vragen heeft aan de vereffenaar behoeft zij niet ter zitting te worden gehoord.
3.3.
De kantonrechter zal bepalen dat de publicatie van de opheffing kan geschieden in de elektronische versie van de Staatscourant.
3.4.
De kantonrechter stemt er voorts mee in – voor zover nog nodig – dat de nalatenschap verder onderhands zal worden afgewikkeld.
3.5.
De griffier zal zorgdragen voor inschrijving van deze beslissing in het boedelregister.
3.6.
In aanmerking genomen de overeenkomsten tussen de in artikel 16 Faillissementswet (hierna: Fw.) geregelde kosteloze behandeling van een faillissement en de regeling van de kosteloze vereffening van een nalatenschap van artikel 4:209 BW, ziet de kantonrechter aanleiding om, naar analogie van de bepaling van artikel 17 Fw., te bepalen dat het aan de indiening van dit verzoekschrift verbonden griffierecht ten laste van de Staat komt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verstaat, dat op de vereffenaar niet de verplichtingen rusten als omschreven in de artikelen 4:214 lid 1 en 5 en 4:218 BW;
4.2.
beveelt de opheffing van de vereffening;
4.3.
stelt de gemaakte vereffeningskosten vast op € 796,45;
4.4.
draagt de vereffenaar op de opheffing bekend te maken in de elektronische versie van de Staatscourant;
4.5.
stemt ermee in dat de nalatenschap onderhands zal worden afgewikkeld;
4.6.
bepaalt dat het aan dit verzoek verbonden griffierecht ten laste van de Staat komt;
4.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter, p. 120