Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
- tot opheffing van de vereffening volgens de wet als bedoeld in artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek [BW] en
- tot vaststelling van de vereffeningskosten ingediend door:
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
benoemdevereffenaar heeft daarnaast recht op loon voor uitgevoerde werkzaamheden. Gemaakte kosten die noodzakelijk gemaakt zijn in het kader van de vereffening, vallen onder de vereffeningskosten en komen ten laste van de boedel. De door verzoekster ingeschakelde notaris is echter niet tot vereffenaar benoemd, maar heeft haar werkzaamheden kennelijk op basis van een overeenkomst van opdracht verricht. Met de waardering of beloning van de op die basis verrichte werkzaamheden heeft de kantonrechter geen bemoeienis. Echter, de kantonrechter acht het voorstelbaar dat zonder tussenkomst van een professional onjuiste of helemaal geen vereffeningshandelingen zouden zijn verricht. Gelet op het belang van een deugdelijke vereffening acht de kantonrechter het wel redelijk om de werkzaamheden van de notaris als ‘pre-vereffeningskosten’ als vereffeningskosten aan te merken die ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. De kantonrechter sluit hierbij aan de ‘Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter’ [1] . Uitgaande van die richtlijnen blijft het door de notaris gedeclareerde bedrag binnen de maximaal 5 uur die redelijk worden geacht, waarbij ook voldoende aannemelijk is dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest om tot de aanvang van een deugdelijke vereffening te komen. De vereffeningskosten zullen dan ook vastgesteld worden op € 796,45.