ECLI:NL:RBNHO:2023:12427

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
15.064591.20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15.064591.20, betreffende de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had op 19 oktober 2023 een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 170.045,70, gebaseerd op de veronderstelling dat de veroordeelde, die op 21 november 2023 voor de meervoudige strafkamer was gedagvaard, wederrechtelijk voordeel had genoten uit strafbare feiten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het ontnemingsrapport te veel aannames en onzekerheden bevatte om het exacte bedrag van het genoten voordeel vast te stellen. De rechtbank concludeert dat, hoewel het aannemelijk is dat de veroordeelde enig voordeel heeft genoten, er onvoldoende bewijs is om een schatting te maken van dit voordeel. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af, omdat de berekeningen en aannames in het ontnemingsrapport niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de veroordeelde een aanzienlijk voordeel heeft genoten, en dat het aangetroffen vermogen niet wijst op een toename van rijkdom. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 5 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.064591.20 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 5 december 2023
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 19 oktober 2023ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 5 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te [adres],
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.De vordering

De officier van justitie heeft bij vordering van 19 oktober 2023 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, lid 5 van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op
€ 170.045,70en dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor Houtman is gedagvaard om op 21 november 2023 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.

2.Het verloop van de procedure

Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Daarbij zijn gehoord de veroordeelde, haar raadsman mr. S.J. Römer (advocaat te Amsterdam) en de officier van justitie.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op uiterlijk zes weken na 21 november 2023.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en de vordering naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 165.045,70 in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van een jaar. Voor het overige heeft de officier gepersisteerd bij haar vordering.

4.Het standpunt van haar raadsman

De raadsman verzoekt de rechtbank aan de veroordeelde geen bedrag aan ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op te leggen. Met de gepleegde strafbare feiten heeft de veroordeelde geen geld verdiend. De handel in harddrugs deed zij onder dwang en de ontvangen opbrengsten heeft zij niet zelf gehouden. De veroordeelde en haar man wonen samen in een klein huis, bezitten een nog kleinere auto, genieten niet van vakantie, hebben geen luxe spullen of dure kleding en schoenen. Verder is er geen vermogen aangetroffen.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
5.1
Grondslag van de vordering
De onderhavige vordering heeft betrekking op het geval van veroordeling wegens een misdrijf, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd waarbij aannemelijk is dat deze feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft gekregen.
Bij vonnis van deze rechtbank van 5 december 2023 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, waarbij is bewezenverklaard dat:
1.
zij op tijdstippen omstreeks de periode van 10 maart 2018 tot en met 6 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA.
2.
zij op tijdstippen in de periode van 27 december 2016 tot en met 6 december 2019 in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, hennep.
3.
zij op 16 juni 2020 te Abbekerk, gemeente Medemblik, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,14 gram MDMA.
4.
zij op 16 juni 2020 te Abbekerk, gemeente Medemblik opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 132 gram hennep.
Op grond van deze veroordeling kan aan de veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, verkregen door middel van of uit de baten van de ingevolge dat vonnis bewezenverklaarde strafbare feiten.
5.2
De ontnemingsrapportage
Op 3 september 2020 hebben de verbalisanten [naam 1] en [naam 2] een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als het ontnemingsrapport.
Bij het ontnemingsrapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen de veroordeelde. De rechtbank heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
5.3
De beoordeling
De rechtbank zal de vordering tot ontneming afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
Op basis van het ontnemingsrapport heeft de officier van justitie het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op ruim € 165.000. De rechtbank ziet in het ontnemingsrapport onvoldoende grond om te kunnen vaststellen of de veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten en, zo ja, hoeveel dat voordeel dan bedraagt.
Daarbij acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat het totaal berekende bedrag is gebaseerd op een aantal uitgangspunten in het ontnemingsrapport waarvan niet kan worden vastgesteld of deze juist zijn. De rechtbank wijst onder meer op de volgende onderdelen.
  • De periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend, betreft 131 weken. Het rapport maakt onderscheid tussen genoten inkomsten in het weekend en doordeweeks. Om het totaal aantal deals in de 131 weekenden te berekenen, wordt gerekend met het gemiddelde aantal deals per weekend over een periode van
  • Voor de doordeweekse inkomsten was nog minder informatie uit kasboeken beschikbaar; dit betrof slechts het aantal deals dat op 11 verschillende doordeweekse dagen is gesloten (5 maandagen, 3 dinsdagen en 3 woensdagen). Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gegevens onvoldoende om te kunnen extrapoleren naar een periode van 131 weken. Voor het berekenen van de doordeweekse waarde per deal baseert het rapport zich overigens niet op de gegenereerde inkomsten in die 11 dagen, maar op de gemiddelde dealwaarde zoals die voor het weekend is berekend. Onduidelijk is echter of kan worden aangenomen dat de gemiddelde omzet per deal op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag even hoog is als (of vergelijkbaar met) een gemiddelde deal op maandag, dinsdag of woensdag.
  • Voor het berekenen van de inkoopprijs van de verdovende middelen maakt het ontnemingsrapport gebruik van het rapport Antenne 2018 en wordt op basis daarvan de marge per soort middel berekend. Uit de ingevoegde tabel blijkt echter dat de marge op cocaïne en pure cocaïne een stuk lager ligt (37,50%) dan de marge op speed (70%) en XTC (62,86%). Het ontnemingsrapport combineert deze marges en gaat uit van een gemiddelde marge van bijna 51%. Uit de kasboeken en de verklaring van de verdachte ter zitting valt echter af te leiden dat relatief veel cocaïne en pure cocaïne werd verkocht (waarop een lage marge zit) ten opzichte van bijvoorbeeld XTC (met een hogere marge). Aannemelijk is dan ook dat het bedrag aan inkoop in werkelijkheid hoger zal hebben gelegen.
  • Tot slot acht de rechtbank ook met betrekking tot de handel in hennep de berekening onvoldoende onderbouwd. Onduidelijk is gebleven dat in de gehele periode deze hoeveelheden hennep zijn afgenomen en dat hieraan de in het ontnemingsrapport opgenomen winstmarge moet worden gekoppeld.
Naast de voorgaande kanttekeningen bij de berekening acht de rechtbank van belang dat het bij de veroordeelde aangetroffen vermogen (waaronder de geanalyseerde tussentijdse in- en uitgaven) niet wijst op het hebben verkregen van een aanzienlijk voordeel. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat geen concrete aanwijzingen bestaan die erop wijzen dat er sprake is (geweest) van (een aanzienlijke toename van) bezit en/of rijkdom. De verwijzingen in het ontnemingsrapport naar beperkte verbouwingen, contante betalingen en de aanschaf van een Opel Meriva-A acht de rechtbank hiervoor onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat – zoals de verdachte ook heeft verklaard – het voordeel (grotendeels) bij derden is beland. Dat (naast de medeverdachten) derden betrokken waren, acht de rechtbank waarschijnlijk, nu bij de veroordeelde en de medeverdachten thuis geen omvangrijke handelsvoorraad aan verdovende middelen is aangetroffen en niet is gebleken dat zij de inkoop van de verdovende middelen verzorgden.
Hoewel aannemelijk is dat de veroordeelde enig wederrechtelijk voordeel zal hebben genoten, kan de rechtbank op basis van het ontnemingsrapport niet vaststellen welk bedrag dit is. Hiervoor bevat het ontnemingsrapport teveel aannames en onzekerheden. De rechtbank acht zich op basis van het voorgaande ook niet in staat om een schatting te maken van het mogelijk genoten wederrechtelijk voordeel.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie zal afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 19 oktober 2023 af.

7.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2023.
Mr. M. Visser is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.