ECLI:NL:RBNHO:2023:12424

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
15.060981.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van handel in harddrugs en bezit van harddrugs

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van handel in harddrugs en bezit van harddrugs. De zaak betreft een periode van 17 maanden waarin de verdachte samen met anderen actief betrokken was bij de verkoop en het bezit van MDMA, amfetamine en cocaïne in verschillende gemeenten in Noord-Holland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in deze periode opzettelijk deze verdovende middelen heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd, en dat hij in het bezit was van aanzienlijke hoeveelheden van deze middelen. Tijdens de zitting op 21 november 2023 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat er geen sprake was van bewuste samenwerking met medeverdachten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 184 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is een in beslag genomen telefoon onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.060981.20 (P)
Uitspraakdatum: 5 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is samengevat ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 maart 2018 tot en
met 5 maart 2020 in Noord-Holland in vereniging cocaïne, amfetamine en MDMA heeft
verkocht, verstrekt, vervoerd of voorhanden gehad (feit 1). Feit 2 betreft het in vereniging
aanwezig hebben van cocaïne, amfetamine en MDMA in of omstreeks de periode
van 6 maart tot en met 8 maart 2020.
De volledige tenlastelegging luidt dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 5 maart 2020 te Abbekerk (gemeente Medemblik) en/of gemeente Langedijk en/of Grootebroek (gemeente Stede Broec) en/of Enkhuizen (gemeente Enkhuizen) en/of Zwaag (gemeente Hoorn) en/of Bovenkarspel (gemeente Stede Broec) en/of Medemblik (gemeente Medemblik) en/of Hoorn (gemeente Hoorn) en/of Midwoud(gemeente Medemblik) en/of Wognum (gemeente Medemblik) en/of Venhuizen (gemeente Drechterland) en/of Andijk (gemeente Medemblik) en/of Nibbixwoud (gemeente Medemblik) en/of Opmeer (gemeente Opmeer) en/of Westwoud (gemeente Drechterland) en/of Zwaagdijk (gemeente Medemblik) Blokker (gemeente Hoorn en/of Drechterland) en/of Lutjebroek (gemeente Stede Broec) en/of Wervershoof (gemeente Medemblik) en/of Berkhout (gemeente Koggenland) en/of Lutjewinkel (gemeente Hollands Kroon) en/of Hem (gemeente Drechterland) en/of Oostwoud (gemeente Medemblik) en/of Volendam (gemeente Edam-Volendam) en/of Hoogkarspel (gemeente Drechterland) en/of Hauwert (gemeente Medemblik) en/of Spanbroek (gemeente Opmeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 maart 2020 tot en met 8 maart 2020 te Grootebroek, gemeente Stede Broec en/of te Abbekerk, gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 386,8 gram MDMA en/of ongeveer 25,41 gram amfetamine en/of ongeveer 18,0 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 tenlastegelegde feit en heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten. De verdachte heeft slechts voor de medeverdachte [naam 1] rondgereden. Hij heeft nimmer drugs afgeleverd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte wist dat in de tas die medeverdachte [naam 1] bij zich had, drugs vervoerd werden. De verdachte heeft zich nimmer gerealiseerd dat het strafbaar was.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsmotivering ten aanzien van feit 1
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 maart 2020 krijgt de politie melding van de levering van verdovende middelen op een verkeerd adres in Grootebroek. Wanneer de politie ter plaatse komt, treft de politie nabij het adres een auto aan met twee inzittenden. In de auto zitten de verdachte als bestuurder en medeverdachte [naam 1] als passagier. In de tas van die [naam 1] bij zich draagt wordt een aanzienlijk aantal wikkels aangetroffen, met daarin, naar later blijkt, diverse soorten verdovende middelen (harddrugs).
De verdachte wordt aangehouden en zijn telefoon wordt inbeslaggenomen en onderzocht. In deze telefoon worden whatsappberichten aangetroffen tussen de verdachte en medeverdachten [naam 1] en M. [naam 2], waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte en medeverdachte [naam 1] op donderdag, vrijdag en zaterdag drugs bezorgden in de regio West-Friesland. Daarbij fungeerde de medeverdachte [naam 2] als “telefooncentrale”. Via de telefoon ontving zij de drugsbestellingen van klanten en stuurde zij de koeriers aan. Zij verzorgde ook de “week”-planning voor de koeriers.
Uit whatsappberichten tussen de verdachte en [naam 2] van 2 december 2018 volgt dat de verdachte aan [naam 2] te kennen geeft dat hij het niet eens is met de planning en vindt dat ze te weinig ritjes toebedeeld krijgen. Als [naam 2] aangeeft dat ook anderen rijden, omdat ze klanten niet te lang kan laten wachten en het ook rustig is met bestellingen, geeft de verdachte aan dat hij er niet blij mee is. Ook schrijft hij: “Het zij zo einde van de gouden tijden voor je moeder” (
De rechtbank begrijpt: voor medeverdachte [naam 1]). Verder wordt in de telefoon van de verdachte een groot aantal whatsappberichten aangetroffen, waaruit blijkt dat hij aan [naam 1] diverse malen naar de omzet vraagt. Ook stuurt de verdachte op 18 maart 2019 een whatsappbericht aan [naam 1] of zij even wat speed (4 stuks) wil klaarleggen, omdat hij daar een klantje voor heeft.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij [naam 1] rondreed om haar te helpen bij het afleveren van de drugs en zij op enig moment “opa en oma” werden genoemd in het circuit.
Het verweer van de verdediging dat geen sprake is van medeplegen, omdat de verdachte [naam 1] alleen heeft rondgereden en zelf geen drugs heeft afgeleverd, wordt verworpen.
Vooropgesteld wordt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten [naam 1] en [naam 2], die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de handel in harddrugs. Met [naam 1] vormde de verdachte een team, “Opa en Oma”, dat samen diensten draaide en gedurende langere tijd en zeer regelmatig harddrugs afleverde, waarbij er sprake was van een onderlinge taakverdeling en intensief contact met medeverdachte [naam 2]. De bijdrage van de verdachte aan de handel in harddrugs acht de rechtbank daarmee van wezenlijk belang.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op tijdstippen omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 5 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne.
2
hij op 6 maart 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 368,8 gram MDMA en ongeveer 25,41 gram amfetamine en ongeveer 18,0 gram cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en vier dagen, waarvan zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht artikel 9a van het Wetboek van strafrecht toe te passen en aan de verdachte geen straf of maatregel op te leggen, gelet op de gevorderde leeftijd, de gezondheidssituatie van de verdachte en de ruime overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen gedurende een periode van zestien maanden gehandeld in cocaïne, amfetamine en MDMA. Verder waren de verdachte en zijn medeverdachte bij de aanhouding in het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen (harddrugs).
Harddrugs zijn over het algemeen sterk verslavend en het gebruik ervan levert mede daardoor een groot risico op voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers. De verspreiding van en de georganiseerde handel in harddrugs gaan bovendien gepaard met vele andere vormen van zware criminaliteit en hebben (aldus) een ontwrichtende invloed op de samenleving. Zo hangt een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten samen met de behoefte aan verdovende middelen van gebruikers en gaat de handel in drugs de laatste jaren steeds vaker gepaard met ernstige geweldsdelicten.
De handel in en het bezit van harddrugs is, ter bescherming van de volksgezondheid, als misdrijf strafbaar gesteld in de Opiumwet. Het is zorgelijk om te moeten constateren dat kennelijk steeds meer mensen zich weinig aantrekken van de strafwaardigheid van hun handelen en zich niet verantwoordelijk lijken te voelen voor hun rol bij de eerder beschreven criminaliteit. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij (ook ter zitting) er geen blijk van geeft in te zien dat hij met zijn handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de verspreiding van harddrugs en de instandhouding van de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte aanvullend voorlichtingsrapport van 17 januari 2022 van [naam 3]
(als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland). Uit het rapport blijkt dat aan het delictsgedrag loyaliteitsgevoelens ten opzichte van medeverdachte [naam 1] ten grondslag lijken te liggen. De verdachte besefte zich hierbij onvoldoende dat hij zich hiermee eveneens schuldig maakte aan een strafbaar feit en heeft de consequenties onderschat. De afgelopen twee jaar heeft hij als bijzonder stressvol ervaren. In toenemende mate gaat de verdachte gebukt onder somberheidsklachten en geheugenproblemen.
Conclusie van de rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf
Gelet op de ernst van het samenstel van de feiten zou in beginsel niet anders kunnen worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank wijst in dit verband op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS). Voor het verkopen/afleveren/verstrekken van harddrugs voor een periode tot twaalf maanden met enige regelmaat geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. In het geval van de verdachte is sprake geweest van een dealperiode van zestien maanden. Voor het bezit van harddrugs tussen de 200 en 500 gram geldt als uitgangspunt in de LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat echter ten voordele van de verdachte rekening gehouden met zijn vergevorderde leeftijd en zijn fysieke en psychische gesteldheid.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn behandeld en geëindigd als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verdachte is op 7 maart 2020 in verzekering gesteld. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 21 november 2023 plaatsgevonden en de rechtbank heeft vonnis bepaald op 5 december 2023. Dit betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn met 21 maanden is overschreden.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 184 dagen zal opleggen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 stk GSM (Omschrijving: 1125733, Zwart, merk: Samsung),
dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht; en
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
184 (honderdvierentachtig) DAGENmet bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) DAGEN,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. 1 stk GSM (Omschrijving: 1125733, Zwart, merk: Samsung).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2023.
Mr. M. Visser is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.