ECLI:NL:RBNHO:2023:12423

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
15.069657.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs en bezit van harddrugs met inachtneming van redelijke termijnoverschrijding

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in en bezit van harddrugs. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, amfetamine en MDMA in de periode van 5 februari 2020 tot en met 10 maart 2020, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid van deze middelen op 11 maart 2020. Tijdens de openbare terechtzitting op 21 november 2023 heeft de officier van justitie, mr. M. Duin, gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.S. Baardman, pleitte voor vrijspraak van het medeplegen van de drugshandel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, maar heeft hij niet bewezen dat hij gedurende de gehele tenlastegelegde periode in drugs heeft gehandeld. De rechtbank heeft de bewezenverklaring beperkt tot de periode van 10 maart 2020, waarbij de verdachte op die datum in het bezit was van dealerhoeveelheden harddrugs.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, die bijna 21 maanden bedroeg. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-nakoming. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen en onttrekkingen aan het verkeer uitgesproken voor in beslag genomen goederen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de drugshandel, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.069657.20 (P)
Uitspraakdatum: 5 december 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 februari 2020 tot en met 10 maart 2020 te Enkhuizen (gemeente Enkhuizen) en/of Hoogkarspel (gemeente Drechterland) en/of Lutjebroek (gemeente Stede Broec) en/of Wervershoof (gemeente Medemblik), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 11 maart 2020 te Wervershoof, gemeente Medemblik, in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 33,5 gram cocaïne en/of ongeveer 18,76 gram amfetamine en/of ongeveer 11,35 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen om tot een bewezenverklaring te komen van het medeplegen van het dealen in verdovende middelen. Inwisselbare rollen met de medeverdachten kunnen niet worden vastgesteld en er is geen sprake van voldoende bewuste en nauwe samenwerking. Ook kan niet bewezen worden verklaard dat de verdachte alleen gehandeld heeft in verdovende middelen. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte daadwerkelijk verdovende middelen heeft verkocht. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de handel in MDMA, nu dit niet in het handgeschreven lijstje (dat in de auto is aangetroffen) is opgenomen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering met betrekking tot feit 1
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op 11 maart 2020 wordt de verdachte staande gehouden in verband met een verkeerscontrole. Na controle worden in zijn auto en in zijn broekzakken in totaal 32 wikkels aangetroffen. De inhoud van de wikkels wordt getest door het NFI en vastgesteld wordt dat deze wikkels onder meer cocaïne, amfetamine en MDMA bevatten. In het dashboardkastje van de auto wordt een boekje met een zwarte kaft aangetroffen. In dit boekje is een lijst met namen van personen en adressen met daarachter codes opgenomen zoals 1N, 4K, 1N en 3S, met de datum 9 maart 2020. Uit het onderzoek Baslow komt naar voren dat deze codes gehanteerd worden voor de leveringen van (een hoeveelheid) harddrugs.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank, onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met de handel in verdovende middelen. In zijn auto zijn dealers-hoeveelheden harddrugs aangetroffen en de vermeldingen in het zwarte boekje en de in de auto aangetroffen geldcoupures wijzen op leveringen van (hoeveelheden) verdovende middelen. Nu naar aanleiding van een verkeerscontrole in de auto van de verdachte (onder meer) een aanzienlijke hoeveelheid aan MDMA is aangetroffen, staat daarmee vast dat de verdachte MDMA vervoerde, hetgeen valt onder de reikwijdte van art 2 onder B van de Opiumwet.
De rechtbank is echter van oordeel dat het dossier te weinig aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat de verdachte de gehele tenlastegelegde periode in drugs heeft gehandeld. De enkele omstandigheid dat in de periode 5 februari 2020 tot en met 11 maart 2020 tweemaal contact is geweest met het telefoonnummer 316824663260 (welk nummer blijkens het onderzoek Baslow door een medeverdachte werd gebruikt om de handel in verdovende middelen aan te sturen), is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal de bewezenverklaring daarom beperken tot op of omstreeks 10 maart 2020 (nu de datum 9 maart is vermeld in het kasboekje dat in de auto van de verdachte is aangetroffen en op 11 maart 2020 onder de verdachte dealer-hoeveelheden drugs zijn aangetroffen).
Ook voor het aannemen van medeplegen van harddrugshandel ziet de rechtbank onvoldoende bewijs. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Weliswaar kan worden vastgesteld dat op 10 februari 2020 over en weer telefonisch contact is geweest tussen de verdachte en een telefoontoestel dat gebruikt werd door een medeverdachte om handel in verdovende middelen aan te sturen, maar onbekend is gebleven wat de inhoud van die (kortdurende) gesprekken is geweest. Ook de constatering dat de inhoud van het zwarte boekje overeenkomsten laat zien met de kasboekjes van anderen in het onderzoek Baslow, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met anderen. Op grond van de dossierstukken kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een grotere of andere rol vervulde dan het enkel vervoeren en afleveren van de verdovende middelen. Verder kan niet worden vastgesteld dat en op welke wijze en in welk mate hij daarbij met anderen heeft samengewerkt. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op of omstreeks 10 maart 2020in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA;
2
hij op 11 maart 2020 te Wervershoof, gemeente Medemblik, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 33,5 gram cocaïne en 18,76 gram amfetamine en 11,35 gram MDMA.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren (bij niet of niet naar behoren verrichten van die taakstraf te vervangen door 60 dagen hechtenis). Bij de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de door de officier gevraagde verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen auto.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is inmiddels in een veel beter en rustiger vaarwater terechtgekomen. Hij heeft een eigen bedrijf en een stabiel inkomen. Verder is aangevoerd dat verbeurdverklaring van de auto disproportioneel is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op of omstreeks 10 maart 2020 gehandeld in harddrugs. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van harddrugs. In zijn auto en in zijn broekzakken is een groot aantal wikkels aangetroffen met daarin cocaïne, amfetamine en MDMA.
Harddrugs zijn over het algemeen sterk verslavend en het gebruik ervan levert mede daardoor een groot risico op voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de gebruikers. De verspreiding van en de georganiseerde handel in harddrugs gaan bovendien gepaard met vele andere vormen van zware criminaliteit en hebben (aldus) een ontwrichtende invloed op de samenleving. Zo hangt een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten samen met de behoefte aan verdovende middelen van gebruikers en gaat de handel in drugs de laatste jaren steeds vaker gepaard met ernstige geweldsdelicten.
De handel in (als ook het bezit van) harddrugs is, ter bescherming van de volksgezondheid, als misdrijf strafbaar gesteld in de Opiumwet. Het is zorgelijk om te moeten constateren dat kennelijk steeds meer mensen zich weinig gelegen laten liggen aan deze strafbaarstelling en zich niet verantwoordelijk lijken te voelen voor hun rol bij de eerder beschreven criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte dit gefaciliteerd en in stand gehouden. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 oktober 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte terzake van Opiumwetdelicten in 2011 een transactie en in 2017 een geldboete heeft voldaan. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het meest recente over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 november 2023 van [naam]
(als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Fivoor)
.Uit dit rapport blijkt onder meer dat de verdachte inmiddels goed sociaal-maatschappelijk is geïntegreerd. Hij heeft een koopwoning en een stabiel inkomen. Met het gebruik van amfetamine is hij gestopt. In combinatie met het laag-gemiddelde recidiverisico ziet de reclassering geen noodzaak voor reclasseringsinterventies of toezicht.
Conclusie van de rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de toemeting van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf (LOVS), die voor het regelmatig verkopen/afleveren/verstrekken van harddrugs voor de duur van minder dan één maand met enige regelmaat als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden vermelden en voor het bezit van harddrugs tussen 50 en 100 gram een uitgangspunt vermelden van een taakstraf van 150 uren.
Bij de bepaling van de modaliteit en duur van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg dient te zijn behandeld en geëindigd als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verdachte is op 11 maart 2020 aangehouden en gehoord. De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 21 november 2023 plaatsgevonden en de rechtbank heeft vonnis bepaald op 5 december 2023. Dit betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn met bijna 21 maanden is overschreden. De rechtbank zal ook als gevolg hiervan geen gevangenisstraf opleggen, maar volstaan met een taakstraf van na te noemen duur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden is. Daarbij weegt de rechtbank mee dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich met enige regelmaat heeft schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen.

7.Bijkomende straffen

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
3. geldbedrag: 274,70 EUR
dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
het voorwerp geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat het inbeslaggenomen bedrag aan derden toebehoorde.

8.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK GSM (Omschrijving: 1127091, Blauw, merk: Samsung)
dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan of voorbereid.

9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 1 STK GSM (Omschrijving: 1127098, Grijs, merk: Samsung); en
4. 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: 1047856, Zwart, merk: Mitsubishi),
dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Van deze telefoon kan niet worden vastgesteld dat deze is gebruikt bij het plegen of voorbereiden van de bewezenverklaarde feiten. Voor de door de officier van justitie verzochte verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto geldt dat de rechtbank dit in het licht van het bewezenverklaarde een te zware bijkomende straf acht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
60 (zestig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
3. 274,70 EUR
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK GSM (Omschrijving: 1127091, Blauw, merk: Samsung)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2. 1 STK GSM (Omschrijving: 1127098, Grijs, merk: Samsung)
4. 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: 1047856, Zwart, merk: Mitsubishi)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. A. Buiskool en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2023.
Mr. M. Visser is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.