Beoordeling door de rechtbank
Het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder heeft een deelbesluit genomen, maar heeft nog niet volledig beslist op het Woo-verzoek van eiser. Eiser heeft na het verstrijken van de beslistermijn verweerder in gebreke gesteld en heeft meer dan twee weken later beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Woo-verzoek.
5. Het beroep is dus gegrond. Dat betekent dat de rechtbank een termijn moet bepalen waarbinnen verweerder alsnog volledig op het Woo-verzoek van eiser moet beslissen. Als uitgangspunt geldt op basis van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dat de termijn hiervoor twee weken na het verzenden van deze uitspraak bedraagt. Als de omvang van het Woo-verzoek daartoe aanleiding geeft, kan de bestuursrechter, op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo, een andere termijn vaststellen. De bestuursrechter kan op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb ook in andere bijzondere gevallen een andere termijn bepalen.
6. De rechtbank stelt voorop dat de bestuursrechter bij het bepalen van de termijn rekening kan houden met onder andere de omvang en complexiteit van het Woo-verzoek, de maatregelen die zijn genomen om zo snel als mogelijk alsnog een besluit te nemen op het Woo-verzoek, de mogelijkheid om gebruik te maken van softwareprogramma’s, de voortgang in de besluitvorming en de datum waarop het Woo-verzoek is gedaan. De te bepalen termijn moet recht doen aan de reële mogelijkheden die het bestuursorgaan heeft om op het Woo-verzoek te besluiten, maar ook aan het in de Woo neergelegde recht om overheidsinformatie op te vragen en deze binnen een afzienbare termijn te ontvangen. Bij de te stellen beslistermijn moet de rechtbank een op dat moment verantwoorde keuze maken in het dilemma tussen snelheid en zorgvuldigheid. De rechtbank moet een termijn stellen die niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort is.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een beslistermijn van twee weken feitelijk niet haalbaar is en een verhoogde dwangsom, waar eiser om verzoekt, disproportioneel is. Vanwege de bijzondere omstandigheden over de ontsluiting en beoordeling van de gevraagde chatberichten is sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55, derde lid, van de Awb, dat noopt tot het bepalen van een andere termijn dan genoemd in het eerste lid van dat artikel. De chatberichten konden niet eerder worden betrokken bij de beoordeling van het Woo-verzoek, omdat deze berichten nog niet waren verzameld en gerubriceerd. Het gaat hier om een omvangrijk, technisch complex proces, onder meer vanwege de niet gestructureerde aard van de informatie stroom. Voor de verzameling en ontsluiting van de chatberichten is een proces opgesteld om de borging van de berichten in goede banen te leiden. Alle relevante chatberichten zijn verzameld. Het verzamelen van de chatberichten is een tijdrovend en arbeidsintensief proces gebleken. Het gaat om chatberichten over een langere periode en er zijn veelal veel verschillende personen bij de chatgesprekken betrokken. Van al deze betrokkenen was het noodzakelijk om eerst alle chatberichten te verzamelen, die vervolgens ook ontsloten moesten worden. Het proces om te ontsluiten is zeer complex, omdat allereerst de verzamelde chatberichten moeten worden gerangschikt en gerubriceerd. Momenteel worden de chatberichten verwerkt door de daartoe gescreende medewerkers. Dit betreft een proces dat zeer zorgvuldig doorlopen moet worden en ook de nodige tijd vergt. De verwachting is dat eind 2023/begin 2024 een begin kan worden gemaakt met de beoordeling van de chatberichten. Verweerder verwacht uiterlijk 1 april 2024 volledig op het verzoek van eiser te kunnen beslissen.
8. Eiser heeft ter zitting benadrukt dat hij het niet eens is met de door verweerder voorgestelde termijn. Sinds het Woo-verzoek van anderhalf jaar geleden heeft verweerder telkens niet aan de verwachtingen voldaan. De termijn is volgens de wet vier weken. Verweerder schoffeert zijn burgers door zo structureel en ingrijpend de wettelijke termijnen te overschrijden en ook de termijn die de rechtbank heeft opgelegd. Telkens wijst verweerder op de bijzondere situatie rond corona en een moeilijke arbeidsmarkt, maar wat zijn die verzachtende omstandigheden waard als de minister telkens de hele lange in het vooruitzicht gestelde termijnen ook weer overschrijdt? Eerst zou het besluit in maart 2023 volgen, toen werd het half juli 2023 en plots 1 april 2024. Daar kan weinig waarde aan worden gehecht.
9. Gelet op de overwegingen in de twee uitspraken van de rechtbank van 1 december 2022 en 2 maart 2023 en de door verweerder aangedragen omstandigheden – zoals kort samengevat in rechtsoverweging 7 – is de rechtbank van oordeel dat er nog steeds sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn dan de standaardtermijn van twee weken rechtvaardigen. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding om de beslistermijn zover te stellen als verweerder in de verweerschriften en ter zitting heeft bepleit. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat het de verwachting is dat eind 2023/begin 2024 een begin kan worden gemaakt met de beoordeling van de chatberichten. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de termijn waarbinnen verweerder alsnog volledig op het Woo-verzoek moet beslissen, te stellen op uiterlijk 1 februari 2024. Dat is één jaar, zeven maanden en twee weken na de ontvangst van het Woo-verzoek door verweerder. De rechtbank is er niet van overtuigd dat deze termijn feitelijk niet haalbaar is.
10. De rechtbank stelt de dwangsom op € 100,- per dag dat verweerder de hiervoor genoemde datum van 1 februari 2024 overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank ziet in het betoog van eiser geen aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen.
Verwijzing beroep tegen deelbesluit
11. In het besluit van 3 juli 2023 heeft verweerder deels beslist op het Woo-verzoek van eiser. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb wordt het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 3 juli 2023. Tegen het besluit van 3 juli 2023 stond dus geen bezwaar open. Met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb zal de rechtbank het beroep tegen het deelbesluit van
3 juli 2023 echter verwijzen naar verweerder om als bezwaar te worden behandeld. De rechtbank kiest hiervoor omdat met het deelbesluit nog niet volledig op het Woo-verzoek van eiser is beslist. De rechtbank merkt daarbij op dat het bezwaar of beroep betreffende een deelbesluit, op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking heeft op opvolgende deelbesluiten betreffende hetzelfde Woo-verzoek.