Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als zelfstandige woonruimte (…)Door ondertekening verklaren de verhuurder en de huurder akkoord te gaan met bijgevoegd Huurreglement (voorwaarden en bedingen, versie december 1998) (…).”
“
Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt en ingericht te houden als woonruimte voor de huurder en zijn/ haar gezin. (…)De huurder is verplicht zich het gehuurde, waarin begrepen alle aanhorigheden, overeenkomstig de bestemming te gebruiken en aan deze bestemming geen wijziging te geven.”
3.De vordering
(i) [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om op straffe van een dwangsom de bedrijfsmatige exploitatie van de kapsalon aan het adres [adres] te [woonplaats] te staken en gestaakt te houden;
(ii) de huurovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk te ontbinden en [gedaagden] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde.
4.Het verweer
[gedaagden] stellen hiertoe dat het tuinhuisje, waarin de kapsalon is gevestigd, een roerende zaak is, die niet tot het gehuurde behoort. Woonwaard heeft om die reden geen zeggenschap over hetgeen daarbinnen gebeurt.
Maar ook als het tuinhuisje tot het gehuurde behoort, is geen sprake van een tekortkoming.
Bij de beoordeling hiervan, moet acht worden geslagen op de maatschappelijke context. De afgelopen decennia zijn er steeds meer ZZP-ers en werknemers die hun onderneming of werkzaamheden thuis of vanuit huis (uit)voeren. Om deze ontwikkeling te faciliteren, heeft de gemeente [gemeente] (destijds [gemeente] ) in het nieuwe bestemmingsplan waar het gehuurde onder valt, een regeling opgenomen waarmee dit gebruik is toegestaan. Binnen de actuele regelgeving in het bestemmingsplan is de exploitatie van de kapsalon niet in strijd met het woonbegrip en de woonbestemming. Dit werkt door in de huurovereenkomst.
Dit alles brengt mee dat [gedaagden] door het vestigen en exploiteren van een kleine kapsalon geen wijziging hebben aangebracht aan de contractuele bestemming van het gehuurde. In dat kader is nog van belang dat de betreffende bepaling in de huurovereenkomst vaag is geformuleerd en vanwege deze onduidelijkheid in het voordeel van [gedaagden] moet worden uitgelegd.
Bij dit alles komt nog dat Woonwaard geen belang heeft bij haar vordering, althans haar rechten heeft verwerkt dan wel dat zij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak meer kan maken op staking van de exploitatie van de kapsalon. Dit alles aldus [gedaagden]
5.De beoordeling
De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en legt hieronder uit waar dit oordeel op is gebaseerd.
Eveneens staat vast dat [gedaagden] in de tot het gehuurde behorende tuin een tuinhuis hebben geplaatst waar [gedaagde 1] een kapsalon exploiteert.
In dit geval gaat het om de exploitatie van een kapsalon waarbij [gedaagde 1] ter plaatse haar klanten ontvangt en hen de gewenste kappersbehandeling geeft. Gebleken is dat het tuinhuisje is ingericht als een volwaardige kapsalon en om die reden ook is aangesloten op water en elektra. De kapsalon is, blijkens de website van [gedaagde 1] , vijf dagen in de week geopend; maandag tot en met donderdag van 9:30 uur tot 20:30 uur en vrijdag van 9:30 uur tot 17:00 uur. Afgaande op de door [gedaagden] ter zitting afgegeven verklaring komen er gemiddeld dagelijks één of meerdere klanten; soms 2 à drie klanten per dag. Niet uitgesloten kan worden dat dit aantal zal toenemen, nu [gedaagden] op de website een wervende advertentie hebben geplaatst en ter plaatse een reclame-uiting (spandoek) hebben opgehangen die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Dit gebruik van het gehuurde is wat dat betreft niet gelijk te stellen met het gebruik als opslagplaats voor, bijvoorbeeld, een webshop of een mobiele kappersonderneming, waar de klanten in hun eigen huis worden geknipt. De vergelijking met een werknemer die thuis werkt, gaat om dezelfde reden mank. Van de zijde van Woonwaard is ter zitting verklaard dat al deze activiteiten worden toegestaan, omdat zij niet leiden tot toeloop van bezoek en toename van verkeersbewegingen en parkeerdruk.
Ook het beroep op rechtsverwerking faalt. Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat de rechthebbende (i.c. Woonwaard) zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt [2] . In dat kader hebben [gedaagden] aangevoerd dat Woonwaard niet heeft voldaan aan de contractuele verplichting om periodiek huisbezoeken aan het gehuurde af te leggen.
Onder deze omstandigheden kunnen [gedaagden] het uitblijven van controles en aanmerkingen van Woonwaard niet met succes ten grondslag leggen aan het door hen gedane beroep op rechtsverwerking. Gerechtvaardigd vertrouwen dat Woonwaard akkoord was met de in 2013 gestarte kapsalon hebben [gedaagden] daaraan niet kunnen ontlenen.
Bijzondere omstandigheden die voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking nodig zijn, hebben [gedaagden] niet aangevoerd. Om dezelfde reden faalt het beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Woonwaard stelt zich op het standpunt dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard.