ECLI:NL:RBNHO:2023:12356

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23/931
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de heffingsambtenaar van Cocensus. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres tegen de WOZ-waarde van drie onroerende zaken voor het belastingjaar 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 25 februari 2022 de WOZ-waarde vastgesteld op respectievelijk € 4.153.000, € 7.410.000 en € 1.216.000. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar op 6 januari 2023 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn is aangevangen op 26 februari 2022 en geëindigd op 9 april 2022. Eiseres heeft het bezwaarschrift echter pas op 2 december 2022 ingediend, wat na de termijn was. De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd, noch dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres heeft geen bewijs kunnen leveren voor haar stelling dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/930, HAA 23/931 en HAA 23/933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaken [adres 1] te [plaats 1] (HAA 23/930), [adres 2] te [plaats 2] (HAA 23/931) en [adres 3] te [plaats 3] (HAA 23/933) (hierna: de onroerende zaken) voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op respectievelijk € 4.153.000, € 7.410.000 en € 1.216.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (hierna: ozb) 2022 bekendgemaakt.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 januari 2023 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen zijn gemachtigde mr. D.A.N. Bartels MRE. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaken.

Geschil2.In geschil is of verweerder de bezwaren van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Beoordeling van het geschil
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken na de dag van dagtekening van het aanslagbiljet waartegen het bezwaar is gericht, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking.
4. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn is ontvangen.
5. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaarschrift in verzuim is geweest.
6. Niet in geschil en derhalve staat vast dat verweerder bij de waardebeschikking met dagtekening 25 februari 2022 voor het belastingjaar 2022 de WOZ-waarde van de onroerende zaken heeft vastgesteld. Niet is gebleken dat de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Dit betekent dat de bezwaartermijn is aangevangen op 26 februari 2022 en is geëindigd op 9 april 2022.
7. Op 2 december 2022 heeft verweerder twee inhoudelijk identieke bezwaarschriften ontvangen, één met dagtekening 30 november 2022 en één met dagtekening 7 april 2022. Vast staat dat het bezwaarschrift niet per aangetekende post is verzonden. Voorts is niet in geschil en derhalve staat vast dat verweerder het bezwaarschrift eerst op 2 december 2022 en derhalve na afloop van de bezwaartermijn heeft ontvangen. De bezwaarschriften zijn dus te laat ingediend.
8. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt die de termijnoverschrijding verschoonbaar kunnen doen zijn. Met betrekking tot het bezwaarschrift met dagtekening 30 november 2022 heeft eiseres eerst ter zitting aangevoerd dat dit bezwaarschrift is gedagtekend op 30 november 2022 en dat dit erop duidt dat deze ook op 30 november 2022 moeten zijn verzonden, omdat hij de stukken altijd zelf naar het postkantoor brengt. Het ligt op de weg van eiseres om dit aannemelijk te maken, bijvoorbeeld door middel van een verzendbewijs, maar eiseres heeft daar geen bewijs voor aangedragen. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat eiseres ter zitting niet heeft kunnen verklaren hoe zijn stelling te verenigen valt met de omstandigheid dat verweerder tevens een bezwaarschrift met dagtekening 7 april 2022 heeft ontvangen, met daaraan dezelfde aanslag gehecht als die bij het bezwaarschrift van 30 november 2022 gevoegd. Aan eiseres’ blote stelling kan dan ook niet die waarde worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wil zien.
9. Voor zover eiseres met het bezwaarschrift met dagtekening 7 april 2022 ter zitting heeft willen stellen dat belanghebbende de aanslagen niet eerder heeft ontvangen dan de datum waarop belanghebbende de aanslagen aan eiseres heeft gestuurd, te weten
7 april 2022, verwijst de rechtbank ten overvloede nog naar het volgende uit het verweerschrift ontleende citaat:
“[…] uit de machtigingen di[e] in het dossier aanwezig zijn, [blijkt]dat eerst per30 augustus 2022 een machtiging is ondertekend. Hoe dan gesteld kan worden dat in april 2022 bezwaar reeds is ingediend, is mij onduidelijk. Dit geeft ook geen verschoonbaarheid.”De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Daarbij komt dat verweerder ter zitting een betalingsoverzicht heeft overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende de aanslagen tijdig op 29 april 2022 heeft betaald. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hieruit volgt dat de aanslag op de juiste wijze aan belanghebbende is verstuurd en dat deze ook is ontvangen. Eiseres heeft hier nog tegen ingebracht dat deze betaling middels automatische incasso zijn geschied. Verweerder heeft echter onweersproken gesteld dat de Verordening van de gemeente [plaats 1] bepaalt dat een aanslag alleen middels automatische incasso kan worden betaald bij bedragen onder de
€ 5.000 en dat het totaalbedrag van de aanslag van belanghebbende hier ruim boven ligt. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Eiseres heeft derhalve geenszins aannemelijk gemaakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
10. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres terecht in haar bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

Proceskosten

11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M. Mensink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).