ECLI:NL:RBNHO:2023:12173

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
10521404 \ WM VERZ 23-864
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding beroepstermijn in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het rijden van 13 km per uur harder dan toegestaan op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juli 2023 was de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht de kantonrechter om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid had gesteld voor de betaling van de opgelegde sanctie. De kantonrechter stelde vast dat de betrokkene geen redenen had aangevoerd voor de overschrijding van de beroepstermijn, die eindigde op 15 oktober 2020. Het beroepschrift was pas op 1 april 2023 ingediend, wat resulteerde in een aanzienlijke termijnoverschrijding. De kantonrechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar verlaagde de te stellen zekerheid tot nihil, zodat de inhoud van de zaak alsnog kon worden behandeld.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroep en de verplichting tot zekerheidstelling. De kantonrechter heeft de betrokkene in de gelegenheid gesteld om haar financiële situatie te bespreken, maar aangezien zij niet verschenen was, kon de zaak niet verder worden behandeld. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10521404 \ WM VERZ 23-864
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 25 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te wijzigen en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 13 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift kort samengevat aangevoerd dat ze de betalingsregeling wil voortzetten, en wacht op een beslissing van de belastingdienst in verband met de toeslagen affaire. Daarnaast heeft ze een auto met gehandicaptenkenteken, en mag ze dus overal parkeren.
De kantonrechter stelt vast dat betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten.
Uitgangspunt is dat de verplichting tot zekerheidstelling het recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie niet belemmert. Indien een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat hij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen tot het totale van hem verlangde bedrag, zal de kantonrechter, tenzij hij het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid moeten geven op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht.
Betrokkene heeft aangevoerd dat zij geen zekerheid kan stellen omdat zij betrokken is bij de toeslagenaffaire. Betrokkene is bij brief van 15 juni 2023 uitgenodigd om op de zitting de draagkracht te bespreken. In die brief is aangegeven dat ook de inhoudelijke bezwaren tegen de opgelegde sanctie op de zitting aan de orde kunnen komen. Betrokkene is niet verschenen.
De kantonrechter ziet aanleiding om de zekerheid op nihil te stellen, zodat aan de inhoud van de zaak kan worden toegekomen.
De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 9, eerste lid, van de WAHV en de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
De beslissing van de officier van justitie is op 3 september 2020 aan betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 15 oktober 2020. Het beroepschrift is ingediend op
1 april 2023. Het beroep is dan fors te laat ingesteld. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt – kort gezegd – dat een te laat ingesteld beroep toch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene voert echter geen redenen aan voor de forse termijnoverschrijding.
Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verlaagt het bedrag van de door betrokkene te stellen zekerheid tot nihil;
‒ verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: