Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter over de feiten heeft een voorlopig karakter.
3. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat hij zich realiseert, dat het fenomeen van aanslagen op (toegangen tot) woningen de afgelopen jaren meer en meer voorkomt en dat adequaat en rechtmatig overheidsoptreden om die golf van geweld te stoppen, wel is aangewezen.
4. Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
5. De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter weegt in dit geval het belang van verzoeker om zijn woning te kunnen blijven bewonen af tegen de belangen die de burgemeester aan het besluit ten grondslag heeft gelegd. De voorzieningenrechter kan daarbij betrekken of aannemelijk is dat het besluit, c.q. de overwegingen van de burgemeester, in de bodemprocedure al dan niet stand zal kunnen houden.
6. Als een woning met een noodbevel op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewetwordt gesloten dan ontzegt de burgemeester daarmee aan de bewoner het recht op eerbieding van zijn persoonlijke levenssfeer en zijn huisrecht. Daar staat tegenover dat op de burgemeester de positieve verplichting rust om geschikte stappen te nemen om – voor zover het om handhaving van de openbare orde in de openbare ruimte gaat – het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen dan wel burgers voor ernstige aantasting van hun (lichamelijke) integriteit te behoeden. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Bij subsidiariteit gaat het om de vraag of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Bij proportionaliteit gaat het om de vraag of het noodbevel niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is.
7. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of de belangen waar de burgemeester voor opkomt als het gaat om handhaving en bescherming van de openbare orde, – hangende de bezwaarprocedure – zwaarder wegen dan het belang van verzoeker om zijn woning voor langere tijd niet te kunnen gebruiken.
8. Daarvoor is uiteraard van belang of het middel – eiser het gebruik van de woning onmogelijk maken – wel adequaat is om het door de burgemeester gevreesde gevaar voor herhaling van aanslagen op de entreehal, die ook toegang geeft tot de woning van eiser, te doen stoppen. De voorzieningenrechter acht voor zijn oordeel van belang dat niet precies duidelijk is geworden wat er aan de hand is. Op 4 januari 2023 heeft een aanslag op de entreehal plaatsgevonden. De rapportage van de politie bevat naar voorlopig oordeel overtuigende aanwijzingen dat die aanslag gericht was op de brievenbus van verzoeker. De vraag komt echter op of de aanslag van 29 oktober 2023 samenhangt met de aanslag van 4 januari 2023. Verzoeker heeft onweersproken gesteld dat de pleger van de aanslag in januari 2023 door de politie is aangehouden. Op 8 november 2023 heeft er in het appartementengebouw waar verzoeker woont, opnieuw een explosie plaatsgevonden, maar ditmaal in of bij een andere entreehal dan de entreehal van verzoeker. Dat kan een aanwijzing zijn dat verzoeker in oktober en november niet het doelwit was van de twee explosies. Daarnaast blijken uit de rapportage van de politie verschillen tussen de methodes van de explosies in januari en oktober, waardoor ook de vraag opkomt of er wel samenhang bestaat tussen deze twee explosies. Al met al is de rapportage zo summier dat niet kan worden uitgesloten dat verzoeker niet het doelwit is van de bedreigingen door de recente explosies in oktober en november. Het – enkele – feit, zoals door de politie nog aangehaald, dat eiser eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, is onvoldoende om te concluderen dat de explosie van 8 november 2023 op hem gericht moet zijn geweest.
9. Mede gelet op de twijfel over de vraag of verzoeker het doelwit is, had verweerder beter moeten onderzoeken of er alternatieven mogelijk zijn om herhaling van het gevaar voor het gehele appartementencomplex te voorkomen, bijvoorbeeld door cameratoezicht, bewaking of surveillance. Een en ander roept ook de vraag op of het middel, verzoeker het gebruik van de woning ontzeggen, wel effectief is om de door de burgemeester gevreesde herhaling van andere ernstige wanordelijkheden in de zin van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet – de enig mogelijke grondslag voor het noodbevel – te voorkomen. Daarbij dient bedacht te worden dat die noodbevoegdheid van de burgemeester bedoeld is om aan acute dreiging voor ernstige wanordelijkheden een einde te maken.
10. Als de bevindingen van het politieonderzoek reden geven tot ingrijpen door de burgemeester in verband met woning van verzoeker, moet beter afgewogen worden welk ingrijpen het meest passend is. De burgemeester heeft niet afgewogen of hij de gevolgen van het besluit, te weten het feit dat verzoeker daardoor voor langere tijd op straat komt te staan, niet had moeten beperken door aan verzoeker alternatief onderdak en – als inderdaad ook sprake is van gevaar voor hem – bescherming aan te bieden.
11. Het voorgaande betekent dat in het kader van de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening – in afwachting van mogelijk nader onderzoek in de bezwaarprocedure – het belang van verzoeker om zijn huis te kunnen bewonen groter is dan het belang van verweerder bij handhaving van het besluit.