ECLI:NL:RBNHO:2023:12146

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/15/344503 / JU RK 23-1501 en C/15/344508 / JU RK 23-1502
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in complexe echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun scheiding in 2015, nog steeds in een complexe echtscheidingssituatie verkeren die een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft psychische problemen en is vaak niet bereikbaar voor hulpverlening, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De vader probeert de zorg voor de kinderen zo goed mogelijk te dragen, maar de communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord.

De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] te verlengen tot zijn achttiende verjaardag en die van [de minderjarige 2] voor een jaar. Tevens is er een verzoek gedaan voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen erkend en besloten dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] wordt verlengd tot zijn meerderjarigheid en die van [de minderjarige 2] tot 23 november 2024. Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verleend, zodat hij de ruimte krijgt om te werken aan zijn ontwikkeling en hulpverlening te ontvangen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders leren communiceren over belangrijke beslissingen en informatie delen over de kinderen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die momenteel onder grote druk staan door de situatie van hun ouders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/344503 / JU RK 23-1501 en C/15/344508 / JU RK 23-1502
Datum uitspraak: 21 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , van de GI van 26 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 29 september 2023;
- het verzoekschrift met bijlagen, tot verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , van de GI van 26 september 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 29 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de advocaat van de moeder, mr. J.J.C. Engels;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de moeder niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening te geven. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben verteld.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 november 2022 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 23 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] te verlengen tot zijn achttiende verjaardag en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Er bestaan nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ondervinden veel last van de complexe echtscheidingssituatie van de ouders. De vader probeert zo goed als mogelijk voor de kinderen te zorgen en accepteert hierbij ook de hulpverlening. Ondanks dat de moeder aangeeft ook open te staan voor de hulpverlening, lijkt dit nog steeds niet zo te zijn. De GI, de ambulant psycholoog en de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige merken allen dat het lastig is om zicht te krijgen op de situatie bij de moeder. De moeder is vaak niet bereikbaar en kan vaak niet aansluiten bij de gespreksonderwerpen. Daarnaast lukt het de ouders onderling nog niet om zich aan de gemaakte samenwerkingsafspraken te houden. De GI acht het van belang dat de ouders zich gaan inzetten om met elkaar te kunnen communiceren over het nemen van belangrijke beslissingen en het delen van informatie over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
3.2.
Tevens verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Op dit moment heeft [de minderjarige 1] een bijbaantje en lijkt er geen ruimte te zijn voor een vervolgopleiding. Op de praktijkschool werd er door zijn mentor een sombere jongen gezien die zich niet meer uitte, extreem vermoeid was en niet meer naar huis wilde keren. [de minderjarige 1] ondervindt veel last van de persoonlijke problematiek van de moeder en de complexe echtscheidingssituatie van zijn ouders. In het verleden heeft [de minderjarige 1] veel gewisseld van woonplek tussen zijn ouders. In september 2023 is de situatie bij de moeder thuis zodanig verslechterd, dat [de minderjarige 1] weer bij de vader is gaan wonen. De moeder zou agressief gedrag richting [de minderjarige 1] hebben vertoond. Doordat de moeder alle aangeboden hulpverlening buiten de deur houdt, blijft [de minderjarige 1] zich voor haar verantwoordelijk voelen. [de minderjarige 1] staat inmiddels open voor hulpverlening en heeft aangegeven graag te willen starten met een KTC of begeleid wonen-traject. De GI wenst voor [de minderjarige 1] een rustige woonplek waarbij hij de ruimte heeft en voelt om mee te werken aan hulpverlening gericht op onder andere KOPP-educatie, zijn ASS-problematiek en het verwerken van de complexe echtscheidingssituatie.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier aan toegevoegd dat er de afgelopen maanden een aantal prille, maar positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Het contact tussen de GI en de moeder is iets verbeterd. Daarnaast heeft de moeder ook weer contact met haar SPV’er. Langzaamaan komt ook het contact tussen [de minderjarige 2] en de moeder op gang. Voor [de minderjarige 1] is er een plek bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] . Daarnaast is de GI in gesprek met de gemeente over de mogelijkheden van verlengde jeugdhulp voor [de minderjarige 1] .

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat hij op dit moment een tussenjaar heeft. In juni heeft hij de praktijkschool afgerond. Op dit moment werkt hij bij een groothandel in merchandise en dit bevalt hem goed. [de minderjarige 1] denkt dat hij eraan toe is om op zichzelf te gaan wonen. Aan het eind van de maand zal de nieuwe locatie van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] opengaan. [de minderjarige 1] heeft er al gekeken en hij is enthousiast. Hij gaat wanneer het hem zelf uitkomt langs bij zijn moeder, maar dit gaat wel gepaard met veel gedoe. [de minderjarige 1] vindt het lastig dat zijn ouders het niet altijd eens zijn met elkaar.
4.2.
[de minderjarige 2] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij sinds kort weer wat meer contact heeft met haar moeder. Op momenten dat [de minderjarige 2] eerder uit is van school, dan neemt zij contact op met haar moeder om iets leuks te gaan doen. Het contact met haar moeder vindt [de minderjarige 2] op deze manier prima. [de minderjarige 2] praat af en toe met [de ambulant psycholoog] (de ambulant psycholoog). Verder zit [de minderjarige 2] op paardrijden en dit vindt zij rustgevend. Daarom helpt het paardrijden haar ook heel erg. [de minderjarige 2] vindt het fijn voor [de minderjarige 1] dat hij zijn eigen plekje kan krijgen.
4.3.
Ter zitting is namens de moeder naar voren gebracht dat zij het niet eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Volgens de moeder heeft de ondertoezichtstelling geen meerwaarde en zorgt de inmenging van de hulpverlening juist voor meer spanning in het gezin. De moeder ervaart dat zij gehinderd wordt door de hulpverlening in het contact met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De moeder is het wel eens met het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] . Zij denkt dat dit in het belang van [de minderjarige 1] kan zijn, maar vindt het wel moeilijk dat dit met een machtiging uithuisplaatsing zal plaatsvinden. De moeder vindt het ook lastig dat de kinderen niet meer bij haar wonen.
4.4.
Ter zitting is door de vader naar voren gebracht dat hij het eens is met de verzoeken. De vader vindt dat de opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] goed verloopt. Hij heeft een goede band met de kinderen. Het contact met de moeder verloopt minder goed en eindigt vaak in een conflict. De vader heeft er geen zin meer in om energie in de onderlinge strijd te steken. Daarom heeft hij een voorkeur voor parallel ouderschap met duidelijke afspraken en zo min mogelijk onderling contact. De vader heeft regelmatig contact met de ambulant psycholoog [de ambulant psycholoog] . Zij helpt hem bij vragen rondom de opvoeding en het contact met de moeder. De vader merkt dat [de minderjarige 1] het gevoel heeft dat hij tussen zijn ouders moet kiezen. Daarom denkt de vader dat het goed is voor [de minderjarige 1] om zijn eigen plekje te krijgen.

5.De beoordeling

ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn opgegroeid in de complexe echtsscheidingssituatie van hun ouders. Ondanks dat de ouders al in 2015 zijn gescheiden, hebben zij nog een lange tijd samengewoond. Sinds de ouders definitief uit elkaar zijn is de onderlinge communicatie ernstig verstoord. Hierdoor worden [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] belast met volwassenenproblematiek en zijn zij in een loyaliteitsconflict terecht gekomen. Bij de moeder is er sprake van persoonlijke, psychische problematiek. Mede hierdoor wonen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op dit moment allebei bij hun vader. Gedurende een lange tijd heeft [de minderjarige 2] geen contact gehad met haar moeder. Het is de kinderrechter gebleken dat er nu af en toe omgang plaatsvindt. Het is knap dat [de minderjarige 2] hierin een manier heeft gevonden waarop het voor haar werkt. De kinderrechter acht het van belang dat het contact tussen [de minderjarige 2] en de moeder blijft plaatsvinden op een manier die goed voelt voor [de minderjarige 2] . Sinds februari 2023 is een ambulant psycholoog betrokken die ambulante gezinsondersteuning aan de ouders biedt en daarnaast individuele begeleiding aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geeft. Daarnaast heeft de moeder een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige en ontvangt de moeder van Houvast Welzijn begeleiding bij praktische zaken. De moeder ervaart weerstand tegenover de hulpverlening en daardoor lukt het haar niet altijd goed om samen te werken. Het is de kinderrechter gebleken dat er de afgelopen maanden door de moeder kleine stappen zijn gezet in de samenwerking met de GI, Houvast Welzijn en haar sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om deze positieve ontwikkeling te bestendigen. De kinderrechter acht het van belang dat de GI betrokken blijft om de noodzakelijke hulpverlening te borgen en samen met de ouders tot een ouderschapsplan met duidelijke afspraken wat betreft de communicatie tussen hen beiden te komen.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn:
- de moeizame communicatie tussen de ouders;
- het wisselende contact tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de moeder;
- het belasten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met volwassenenproblematiek wat voor een loyaliteitsconflict zorgt enen bij [de minderjarige 1] bovendien zijn ontwikkeling ernstig beperkt .
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] verlengen tot de datum van zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] . Daarnaast zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 23 november 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.5.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.6.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Er zijn al langere tijd zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] heeft een periode afwisselend bij de vader en de moeder gewoond. Het is de kinderrechter gebleken dat toen [de minderjarige 1] bij zijn moeder woonde hij in een zeer onprettige situatie verbleef. Hij werd door de moeder veel lastiggevallen, ook ’s nachts, en hij moest voor haar zorgen. [de minderjarige 1] geeft aan zich ook nu nog erg moe te voelen. Sinds september 2023 woont [de minderjarige 1] daarom bij zijn vader. Het lijkt erop dat er een situatie is ontstaan waarin [de minderjarige 1] een grote verantwoordelijkheid voelt voor zijn moeder. Dit zorgt ervoor dat de ontwikkeling van [de minderjarige 1] stil is komen te staan. De kinderrechter acht het met de GI van belang dat [de minderjarige 1] zijn eigen woonplek zal krijgen waarbij hij de rust en ruimte ervaart om mee te werken aan hulpverlening. Deze hulpverlening zal onder andere zien op KOPP-educatie, zijn ASS-problematiek en de verwerking van de complexe echtscheidingssituatie. Het is de kinderrechter gebleken dat alle betrokkenen het wenselijk achten als [de minderjarige 1] tot zijn meerderjarigheid bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] kan verblijven. Hier is het mogelijk [de minderjarige 1] handvatten aan te reiken, ook voor de periode na zijn achttiende verjaardag en de daarmee gepaard gaande zelfstandigheid. Voorts acht de kinderrechter het van belang dat de GI [de minderjarige 1] begeleidt naar zijn meerderjarigheid. Verlengde jeugdhulp zou voor [de minderjarige 1] zeker een uitkomst zijn.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen tot de datum van zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
tot [datum] ;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
tot 23 november 2024;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 november 2023 tot [datum] ;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 28 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.