ECLI:NL:RBNHO:2023:12144

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/15/345239 / JU RK 23-1583
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de onduidelijke thuissituatie van de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het familie- en jeugdrecht. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd vanwege de onduidelijke thuissituatie van de moeder en de veilige en positieve ontwikkeling van [de minderjarige] bij de pleegouders. De minderjarige verblijft al geruime tijd in een netwerkpleeggezin, waar zij zich goed ontwikkelt. De ouders van [de minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is niet verschenen op de zitting en de vader heeft geen vaste woon- en verblijfplaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, wanneer zij gedronken heeft, vaak boos is en dat er verbale agressie speelt, wat de situatie voor [de minderjarige] onveilig maakt. De kinderrechter heeft eerder al verschillende maatregelen getroffen, waaronder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, en heeft nu besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 23 mei 2024. Dit is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/345239 / JU RK 23-1583
Datum uitspraak: 21 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
zonder vaste woon- en verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 5 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 5 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 november 2023. Daarbij was aanwezig:
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de moeder niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] in de gelegenheid gesteld om haar mening te delen. [de minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 februari 2023 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 23 mei 2023 heeft de kinderrechter een ondertoezichtstelling verleend voor de duur van 12 maanden, te weten tot 23 mei 2024.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 februari een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin verleend. Bij beschikking van 9 maart 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Bij beschikking van 23 mei 2023 heeft de kinderrechter machtiging verlengd tot 23 november 2023.
2.4.
Op basis van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed bij het huidige pleeggezin. De pleegouders geven aan wel eens zoekende te zijn in de opvoedvragen. De GI heeft pleegzorg aangevraagd om de pleegouders van [de minderjarige] hierin te ondersteunen. Daarnaast is er voor [de minderjarige] therapie aangevraagd om haar trauma’s te verwerken. [de minderjarige] volgt onderwijs in een schakelklas voor mensen die de Nederlandse taal nog moeten leren. Volgens de school doet zij dit goed en is zij positief aanwezig. Na het huidige schooljaar zal [de minderjarige] doorstromen naar regulier onderwijs. [de minderjarige] heeft af en toe contact met haar moeder. Wanneer de moeder niet gedronken heeft, zijn deze gesprekken fijn en kan [de minderjarige] afspraken met haar moeder maken. Volgens [de minderjarige] verloopt dit rustig en positief. Echter, wanneer de moeder heeft gedronken, is zij vaak boos en speelt verbale agressie een rol. Het is de GI niet gelukt om in contact te komen met de moeder. Op dit moment is het onduidelijk waar de moeder verblijft. Gelet hierop is het op dit moment niet haalbaar voor [de minderjarige] om terug te keren naar de moeder en de verwachting is dat dit op aanvaardbare termijn ook niet zal slagen.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier aan toegevoegd dat de pleegzorg van Parlan onlangs is gestart. De therapie voor [de minderjarige] om haar trauma’s te verwerken zal ook door Parlan worden uitgevoerd. Ondanks vele pogingen, is het de GI nog steeds niet gelukt om met de moeder in contact te komen.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
4.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Op dit moment verblijft [de minderjarige] al meerdere maanden in het netwerkpleeggezin bij de pleegouders. Het is de kinderrechter gebleken dat er bij de pleegouders sprake is van een warme en liefdevolle familiesituatie. De pleegmoeder kan vanwege haar eigen ervaringen aansluiten bij de ervaringen van [de minderjarige] met het vluchten uit een ander land en het leren van de Nederlandse taal. De pleegouders worstelen soms met opvoedvragen en als ondersteuning hierbij is recentelijk de pleegzorg van Parlan ingezet. [de minderjarige] heeft in het verleden heftige gebeurtenissen meegemaakt, waaronder het huiselijk geweld in de thuissituatie bij de moeder en het vluchten vanwege de oorlog in Oekraïne. Daarom is er bij Parlan voor [de minderjarige] therapie aangevraagd om deze trauma’s te verwerken. De kinderrechter hoopt voor [de minderjarige] dat dit op de korte termijn van start kan gaan. [de minderjarige] volgt onderwijs in een schakelklas en dit verloopt erg positief. De afgelopen maanden is [de minderjarige] gegroeid in haar beheersing van de Nederlandse taal. Hiervoor verdient [de minderjarige] een compliment. Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] haar eigen manier heeft gevonden om het contact met haar moeder te onderhouden. Hierbij kan zij haar eigen inschatting maken of zij haar moeder op een rustige manier kan zien of juist niet, wanneer de moeder gedronken heeft. Het is de GI niet gelukt om in contact te komen met de moeder. Daardoor is het onduidelijk wat op dit moment de thuissituatie van de moeder is en hoe de moeder tegenover de uithuisplaatsing van [de minderjarige] staat. Vanwege de onduidelijke thuissituatie van de moeder en tegelijkertijd de veilige situatie van [de minderjarige] bij de pleegouders waarin zij zich op een positieve manier ontwikkelt, is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders voortgezet dient te worden.
4.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 mei 2024.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
in een voorziening voor pleegzorg tot 23 mei 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 24 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.