ECLI:NL:RBNHO:2023:12075

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/15/344828 / JU RK 23-1534
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor zes maanden. De kinderrechter heeft de ouders, de vader en de moeder, als belanghebbenden aangemerkt. De moeder heeft een langdurige alcoholverslaving en de vader heeft niet adequaat gereageerd op de problematiek van de moeder, wat heeft geleid tot onveilige situaties voor [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de problematiek van de ouders en dat de noodzakelijke hulpverlening nog niet is gestart. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 november 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader tot 15 mei 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/344828 / JU RK 23-1534
Datum uitspraak: 3 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 september 2023;
  • het e-mailbericht van de vader van 31 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
Aan de moeder is ter zitting bijstand verleend door een tolk in de Hongaarse taal.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De vader en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de
Roemeense nationaliteit.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woonde tot 1 september 2022 bij de moeder. Hij verbleef vervolgens afwisselend bij de vader en bij de grootouders vaderszijde. Sinds 15 mei 2023 verblijft [de minderjarige] bij de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 november 2022 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 november 2023.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 november 2022 ook machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in het (netwerk/pleeg)gezin van de grootmoeder vaderszijde en haar partner tot 15 mei 2023. Bij beschikking van 20 april 2023 is voornoemde machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het (netwerk/pleeg)gezin van de grootmoeder vaderszijde en haar partner dan wel bij de gezaghebbende vader verlengd tot 15 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de ouder met gezag (de vader) voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd. [de minderjarige] is blootgesteld aan de verslavingsproblematiek van de moeder en de ruzies en spanningen tussen de ouders. [de minderjarige] heeft zich herhaaldelijk onveilig gevoeld, wat zich heeft geuit in fysieke klachten, zoals buikpijn, moeheid en slecht eten. Hij is daarom in eerste instantie uit huis geplaatst bij de grootouders vz. Omdat de grootouders vz vanwege gezondheidsproblemen de zorg voor [de minderjarige] niet meer konden dragen, verblijft [de minderjarige] sinds 15 mei 2023 bij de vader en zijn partner, in een woning met één slaapkamer. Het is op dit moment nog niet duidelijk waar het perspectief van [de minderjarige] ligt. De GI is van mening dat hier in het komende half jaar helderheid over moet komen.
De moeder kampt al tien jaar met een alcoholverslaving. Zij is in het verleden drie keer opgenomen voor detox. Het lukt de moeder zelf om een tijd te stoppen met drinken, maar niet structureel. In december 2022 en juli 2023 heeft de moeder tijdens een begeleid bezoek met [de minderjarige] alcohol gedronken. De GI heeft daarom besloten om geen onbegeleide omgang in te zetten voordat zij weer zou worden opgenomen. Ook is met de vader besproken dat [de minderjarige] niet onbegeleid bij de moeder mag zijn. De vader heeft zich echter niet aan de gemaakte afspraken gehouden en [de minderjarige] (onbegeleid) naar de moeder laten gaan. De vader lijkt de alcoholverslaving van de moeder en de invloed hiervan op [de minderjarige] te bagatelliseren.
De moeder is sinds 1 augustus 2023 opgenomen bij [Verslavingszorg] Verslavingszorg, die gespecialiseerd is in mensen met een licht verstandelijke beperking, verslaving en trauma. Na de verslavingsbehandeling zal nog intensieve traumabehandeling opgepakt moeten worden, omdat trauma de onderliggende oorzaak is van het drankgebruik en hier bij [Verslavingszorg] vanwege communicatieproblemen niet voldoende aan gewerkt kan worden.
Het is tot op heden onvoldoende duidelijk of [de minderjarige] op termijn bij de moeder kan wonen, dan wel of de opvoedsituatie bij vader voldoende aansluit bij wat [de minderjarige] nodig heeft. De GI is van mening dat de moeder (op dit moment) vanwege haar alcoholverslaving niet in staat is [de minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. Daarnaast is de hulpverlening voor [de minderjarige] , om gebeurtenissen uit het verleden te verwerken, nog niet gestart. De GI acht verlenging van het gedwongen kader nodig omdat beide ouders niet in staat zijn de juiste keuzes te maken in het belang van (de veiligheid) van [de minderjarige] .
3.3.
De GI heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat gezien wordt dat de moeder gemotiveerd is om van haar verslaving af te komen. Gedurende de opname en tot op heden heeft de moeder geen alcohol gedronken. De opname is wel voortijdig door de moeder beëindigd, maar niet omdat de behandeling niet liep. De Brijder is betrokken voor terugvalpreventie. De GI vindt het nog te vroeg om uitspraken te doen over de wens van [de minderjarige] om bij zijn moeder te wonen. De alcoholverslaving van de moeder speelt al tien jaar en in die periode heeft zij meerdere terugvallen gehad. Een uitbreiding van de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] moet nog onderzocht worden. Daar komt bij dat de intensieve traumabehandeling voor de moeder nog niet geregeld is en [de minderjarige] al langere tijd op de wachtlijst staat bij Youz voor traumabehandeling. Inmiddels is gebleken dat de creatieve therapie en/of psychomotorische therapie voor [de minderjarige] geen doorgang kan vinden bij Family Supporters; de vader is niet in de gelegenheid [de minderjarige] daar naartoe te brengen. De GI zal onderzoeken of [de minderjarige] bij een andere hulpverleningsinstantie op de wachtlijst kan worden geplaatst voor individuele hulpverlening.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij haar uiterste best doet om haar eigen leven en dat van [de minderjarige] weer op de rit te krijgen. Zij heeft stappen vooruit gezet en zij is vastbesloten om niet terug te vallen in alcoholgebruik. De moeder heeft bevestigd dat zij twee weken voor afloop van de opname is weggegaan bij [Verslavingszorg] ; niet omdat zij niet mee wilde werken aan therapie maar vanwege meerdere mede cliënten die kampten met zware psychische klachten. De moeder krijgt nu hulp van de Brijder en zij staat open voor intensieve traumatherapie. De moeder zou graag zien dat [de minderjarige] zo snel mogelijk bij haar wordt teruggeplaatst; de verzochte termijn vindt zij te lang. Zij heeft daarom verzocht de verlenging van de uithuisplaatsing te beperken tot twee maanden.
4.2.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij achter de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing staat. Hij wil [de minderjarige] pas terug laten gaan naar de moeder als de hulpverlening aangeeft dat het veilig genoeg is voor [de minderjarige] om terug te keren. Tot die tijd kan [de minderjarige] bij de vader blijven wonen.

5.De mening van de minderjarige

[de minderjarige] heeft aangegeven dat hij zijn moeder na haar thuiskomt twee keer onder begeleiding van het SIG gezien. Het goed gaat bij zijn vader thuis, maar [de minderjarige] zou graag weer bij zijn moeder willen wonen en dan om de week van vrijdag tot zaterdag bij de vader verblijven. Verder heeft [de minderjarige] verteld dat het goed gaat op school en dat hij gesprekken voert met de schoolpsycholoog, over de situatie met de moeder maar ook over andere dingen. Hoewel hij het moeilijk vindt, lukt het hem wel te praten over de moeder en wat er is gebeurd.

6.De beoordelingRechtsmacht

6.1.
Door de omstandigheid dat de vader en [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben en de moeder de Roemeense, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de GI. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 7 Brussel II ter rechtsmacht toe ter zake van het verzoek.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond
van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is in dit geval het Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreigingen bestaan uit de persoonlijke problematiek van de moeder en de kindsignalen die [de minderjarige] laat zien. De moeder kampt al jarenlang met een alcoholverslaving. [de minderjarige] heeft zijn moeder vaak ernstig onder invloed van alcohol gezien. Deze gebeurtenissen waren angstig en mogelijk ook traumatisch voor [de minderjarige] ; hij heeft hier last van. Daarbij komt dat tussen de ouders sprake is geweest van een gewelddadige relatie en [de minderjarige] in het verleden is blootgesteld aan ruzies en spanningen tussen hen. [de minderjarige] vertoont fysieke en emotionele klachten, zoals buikpijn, moeheid, somberheid dan wel zwaarmoedigheid, die overigens wel iets zijn afgenomen sinds hij aanvankelijk bij zijn grootouders vz en nu bij vader verblijft. [de minderjarige] heeft individuele hulpverlening nodig, die nog steeds niet gestart is.
6.3.
De zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, lijkt in dit geval ook nu niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat het de ouders onvoldoende lukt om structureel een veilige opvoedomgeving voor [de minderjarige] te organiseren. Het is de moeder tot op heden niet gelukt om structureel abstinent te blijven van de alcohol. Hoewel het positief is dat de moeder opgenomen is geweest voor verslavingsbehandeling, is nog niet duidelijk wat de effecten hiervan zullen zijn voor de lange termijn. Gebleken is dat de noodzakelijk geachte intensieve traumabehandeling voor de moeder nog niet is geregeld. Daarnaast heeft de vader [de minderjarige] onvoldoende beschermd tegen de problematiek van de moeder, waardoor [de minderjarige] telkens opnieuw blootgesteld is aan onveiligheid. Het ontbreekt de ouders aan inzicht wat [de minderjarige] nodig heeft.
6.4.
De verwachting lijkt gerechtvaardigd dat de ouders of een van hen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
6.5.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aanwezige problematiek en de in te zetten hulpverlening zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
6.6.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De moeder is vanwege haar alcoholverslaving (nog) niet in staat is [de minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. Voorkomen moet worden dat [de minderjarige] nu al terugkeert naar zijn moeder en opnieuw in een onveilige situatie terecht komt. De kinderrechter acht het in belang van [de minderjarige] dat de moeder in de komende periode laat zien dat zij abstinent kan blijven van de alcohol en dat zij [de minderjarige] weer frequent kan zien. Gelet op de omstandigheid dat de moeder in juli 2023 tijdens de begeleide omgang een terugval heeft gehad, acht de kinderrechter het net als de GI noodzakelijk dat de omgang voorlopig onder begeleiding plaatsvindt. De veiligheid van [de minderjarige] dient de komende periode gewaarborgd te worden door een verblijf bij de vader.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]tot 15 november 2024;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]bij de ouder met gezag (de vader) tot 15 mei 2024;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023 door mr. B.M.A. Bataille, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M.J. Boon als griffier, en op schrift gesteld op 21 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.