Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid in vereniging. De tenlastelegging omvatte het aanraken en betasten van de bovenbenen van een slachtoffer, waarbij de verdachte samen met anderen de situatie bedreigend zou hebben gemaakt. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 februari 2023 vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten in overweging genomen. De verdachte ontkende enige betrokkenheid bij de ten laste gelegde handelingen en verklaarde dat hij zich op enig moment had afgekeerd van de groep. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om het aandeel van de verdachte in de ten laste gelegde feiten vast te stellen. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen wat de verdachte was ten laste gelegd, wat leidde tot zijn vrijspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld over de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 5.000 had ingediend. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan het slachtoffer.