ECLI:NL:RBNHO:2023:12015

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
HAA 23_6674
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
  • P.C. van der Vlugt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting bedrijfspand op grond van de Gemeentewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Meer, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn bedrijfspand door de burgemeester van de gemeente Zaanstad. De sluiting was gebaseerd op artikel 174a van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013, en vond plaats van 13 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023, met een verlenging tot 24 november 2023. De voorzieningenrechter heeft op 16 november 2023 het verzoek behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, maar dat de grondslag voor de sluiting in bezwaar gewijzigd moet worden. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er geen financiële noodsituatie is aangetoond. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nog acht dagen resteren van de sluitingsperiode en dat de burgemeester bereid is om het pand tijdelijk te openen voor verzoeker om zijn werkmateriaal en goederen te verwijderen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6674
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 november 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.J. van der Meer),
en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad

(gemachtigden: mr. G.M. Pierik en mr. A.E.M. van den Berg).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van het bedrijfspand aan de [adres] in [plaats 2] op grond van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013 (Apv).
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 heeft de burgemeester het bedrijfspand aan de [adres] in [plaats 2] gesloten van 13 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023. Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft de burgemeester de sluiting verlengd tot en met 24 november 2023. Verzoeker heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Totstandkoming van de besluiten
3. Op 12 oktober 2023 zijn door een toezichthouder van de afdeling Gebruikstoezicht van de gemeente Zaanstad, vergezeld door de Omgevingsdienst en de wijkagent, integrale controles uitgevoerd aan het bedrijfsverzamelgebouw gelegen aan de [adres] tot en met [huisnummer] te [plaats 2] . Verzoeker is huurder van [adres] . Verzoeker verhuurt op zijn beurt een afgesloten gedeelte van het pand (onder) aan derden. In deze afgesloten ruimte in het bedrijfspand zijn tijdens voornoemde controle meerdere (verpakkings)materialen en stoffen in de vorm van kristallen en wit poeder aangetroffen.
3.1
Na onderzoek door Forensische Opsporing (FO) en Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) leek het – wat betreft de aangetroffen stoffen - te gaan om designer drugs niet zijnde middelen genoemd op de lijsten I en II van de Opiumwet. Omdat de openbare orde risico’s onvoldoende duidelijk waren (eventueel crimineel netwerk, gevaarzetting, risico’s voor gebruikers van deze designer drugs) heeft verweerder besloten het pand met spoed op grond van artikel 174a van de Gemeentewet en artikel 2:30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Apv te sluiten.
3.2
Bij besluit van 26 oktober 2023 is de sluitingsduur verlengd omdat er meer tijd nodig was om het onderzoek naar de designer drugs in het pand af te ronden en in het belang van het herstellen en waarborgen van de openbare orde en veiligheid en het beschermen van het woon- en leefklimaat in en rondom het bedrijfspand.
Wijzigen bevoegdheidsgrondslag
4. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat bij nadere beschouwing de grondslag van de bestreden besluiten in bezwaar gewijzigd moet worden. De bevoegdheid van artikel 174a van de Gemeentewet kon niet worden toegepast omdat ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten geen sprake was van ernstige overlast in de omgeving van het pand. Artikel 2:30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Apv kon niet worden toegepast omdat deze bepaling betrekking heeft op een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte. In bezwaar zal artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet (de lichte bevelsbevoegdheid) aan de besluiten ten grondslag worden gelegd.
4.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers betoog dat verweerder op grond van de door hem ingeroepen artikelen niet bevoegd was tot sluiting over te gaan, door verweerder wordt gevolgd. De voorzieningenrechter onthoudt zich evenwel van een (verder) rechtmatigheidsoordeel over de grondslag van de besluiten tot (verlengde)sluiting. Beoordeling van die – gewijzigde – bevoegdheidsgrondslag gaat het bestek van deze voorlopige voorzieningenprocedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter te buiten.
Spoedeisend belang
5. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening is daarom alleen gebaseerd op een overweging in het kader van het spoedeisend belang. De voorzieningenrechter betrekt in die beoordeling alleen het belang van verzoeker en niet ook dat van diens (onder)huurder die tegen de (verlengde) sluiting ook zelf bezwaar heeft gemaakt maar geen voorlopige voorziening heeft gevraagd. Het spoedeisend belang is tijdens de zitting met partijen besproken en daarbij is gebleken dat van een financiële noodsituatie van de zijde van verzoeker geen sprake is. Van de opgelegde sluitingsperiode resteren ten tijde van deze uitspraak nog acht dagen. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven altijd bereid te zijn om het pand tijdelijk te openen om verzoeker in de gelegenheid te stellen om zijn werkmateriaal (gereedschap) en opgeslagen goederen (gebruiksmateriaal) uit het pand te halen.
6. Onder voornoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023 door
mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr.P.C. van der Vlugt, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.