ECLI:NL:RBNHO:2023:11912

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
22-1176
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Eiseres had aanvankelijk geen recht op een WIA-uitkering, maar na bezwaar werd haar arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 35,66%. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld en dat zij meer beperkingen heeft dan door het UWV is erkend. De rechtbank concludeert dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig zijn opgesteld en dat de door eiseres aangedragen medische informatie niet voldoende is om de eerdere beoordelingen te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld en dat zij in staat is om de geduide functies uit te oefenen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Kouvarnta),
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. M. van der Feer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder dat zij met ingang van 9 april 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35,66.
1.1.
Aanvankelijk had verweerder bij besluit van 23 april 2021 beslist dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering. Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Met het bestreden besluit van 21 januari 2022 op het bezwaar van eiseres, heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de onder 1 genoemde beslissing genomen.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft op 20 januari 2023 en 31 januari 2023 nadere stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar echtgenoot [naam 1] L.S. Greveraars-Volkova (tolk in de Engelse taal), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Op de zitting is afgesproken dat verweerder de gelegenheid krijgt om schriftelijk te reageren op de nadere stukken van eiseres. De afspraken zijn opgenomen in een proces-verbaal.
1.5.
Ter uitvoering van de afspraken hebben partijen hun standpunten schriftelijk nader uiteengezet. Daarna heeft de rechtbank met instemming van partijen zonder verdere zitting het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres heeft gewerkt als naval architect, voor gemiddeld 39,46 uur per week. Zij is op 12 april 2019 uitgevallen voor dat werk, vanwege verschillende klachten.
2.2
In het primaire besluit concludeerde verweerder dat eiseres
34,55 % arbeidsongeschikt was. Daarom had zij geen recht op een WIA-uitkering.
2.3
In bezwaar heeft verweerder de verzekeringsarts bezwaar en beroep (bezwaarverzekeringsarts) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (bezwaararbeidsdeskundige) laten onderzoeken of de eerdere beoordeling juist was. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapport van 30 september 2021 aangegeven dat de mogelijkheden van eiseres om te werken niet juist zijn vastgesteld. Hij heeft daarom beperkingen toegevoegd aan de functionele mogelijkhedenlijst (fml). De bezwaararbeidsdeskundige concludeert in zijn rapport van 2 november 2021 dat eiseres wel de geduide functies kan uitoefenen maar heeft het maatmanloon aangepast naar € 18,49 per uur. Dit leidde tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35,66 %.
2.4
Op 8 november 2021 heeft verweerder een voornemen van een beslissing naar eiseres gestuurd. Zij heeft daarop gereageerd. Verweerder heeft die reactie doorgestuurd naar de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige. Dit was voor de bezwaarverzekeringsarts aanleiding om twee toelichtingen op te nemen in de fml, zoals uitgelegd in zijn rapport van 10 januari 2022. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde in zijn nadere rapport van 13 januari 2022 dat eiseres met die toelichtingen nog steeds geschikt is voor de geduide functies.
2.5
Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarin schrijft verweerder dat eiseres 35,66% arbeidsongeschikt is. Verweerder baseert zich op de hiervoor genoemde rapportages.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het besluit dat eiseres per 9 april 2021 (datum in geding) 35,66 % arbeidsongeschikt is, in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4.1.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder meer beperkingen had moeten vaststellen. Zij voert aan dat zij chronische bekkenpijn heeft als gevolg van endometriose, dat zij in januari 2022 is gediagnosticeerd met ME/CVS en dat de urenbeperking niet goed is vastgesteld. In haar pleitnota heeft de gemachtigde van eiseres daaraan toegevoegd dat eiseres aanhoudende pijnklachten heeft vanwege het Ehler-Danlos syndroom en dat zij niet met machines kan werken. Onder verwijzing naar diverse rapportages van de bezwaarverzekeringsarts bestrijdt verweerder dat het betoog van eiseres leidt tot een gewijzigde vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid per 9 april 2021.
4.1.2.
De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Hierna legt de rechtbank uit waar dat oordeel op is gebaseerd.
Zorgvuldigheid van de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts
4.2.
Verweerder baseert zich in het bestreden besluit op de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts, van 30 september 2021 en 10 januari 2022. De rechtbank stelt vast dat beide rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, de hoorzitting bijgewoond, aansluitend medisch onderzoek verricht en ook de reactie van eiseres op de voorgenomen beslissing erbij betrokken. Dit betekent dat verweerder van deze rapportages uit mocht gaan.
Endometriose
4.3.1.
Ter verdere onderbouwing dat eiseres endometriose heeft en van de klachten die daarmee gepaard gaan, heeft zij brieven van The Endometriosis Clinic van 2 maart 2022 en 4 oktober 2022 overgelegd en een brief van de huisarts van 31 maart 2022.
4.3.2.
De bezwaarverzekeringsarts schrijft in zijn rapportage van 21 februari 2023 dat de endometriose bekend was en dat daarvoor op de datum in geding (nog) geen aanvullende beperkingen te duiden waren. Daaraan voegt hij toe dat eiseres bekkenpijn meldde als gevolg van de endometriose en dat daarvoor in de fml beperkingen zijn opgenomen. De rechtbank overweegt dat onder andere uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 30 september 2021 blijkt dat de endometriose inderdaad al bekend was. Onder het kopje ‘medicatie’ staat namelijk dat eiseres hormonen gebruikt voor endometriose. Op bladzijde 6 van datzelfde rapport noemt de bezwaarverzekeringsarts onder het kopje ‘overige’ onder andere endometriose en schrijft dat daarvoor geen beperkingen in arbeid zijn te duiden. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende gemotiveerd is dat en op welke manier de door eiseres genoemde endometriose bij de beoordeling is betrokken. De stukken die eiseres heeft overgelegd, zien op na de datum in geding en zijn onvoldoende om aan deze beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts te twijfelen.
Ehlers-Danlos Syndroom (EDS)
4.4.1.
Eiseres kampt met EDS. Volgens eiseres zijn daar de belangrijkste kenmerken van: hypermobiliteit, rekbare zachte huid, bindweefselzwakte, hematomen en vertraagde wondgenezing. Daardoor wordt zij dagelijks geconfronteerd met aanhoudende pijnklachten. Eiseres stelt dat uit een bericht van de Atwal Clinic van 23 december 2022 en uit het journaal van de huisarts van 19 januari 2023 blijkt dat zij zeer slecht ter been is.
4.4.2.
De bezwaarverzekeringsarts schrijft terecht in zijn reactie van 21 februari 2023 dat de hypermobiliteit al bekend was bij de primaire verzekeringsarts. Bovendien is daar al rekening mee gehouden bij de beperkingen in de fml voor (de duur van) zware lichamelijke belasting. De rechtbank is het ook eens met de bezwaarverzekeringsarts dat het huisartsenjournaal geen nieuwe informatie bevat. De door eiseres overlegde stukken zijn daarom onvoldoende om te twijfelen aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, wat betreft EDS.
ME/CVS
4.5.1.
Eiseres stelt dat zij in januari 2022 gediagnosticeerd is met ME/CVS, waardoor haar klachten zijn geobjectiveerd. Ter onderbouwing heeft zij een brief van cardioloog [naam 2] ( [naam 2] ) van 19 februari 2022 overgelegd, een formulier ‘doorgegeven wijzigingen in uw gezondheid als u een WIA-uitkering heeft’ en een brief van cardioloog [naam 3] van 31 januari 2023. Volgens eiseres adviseert de cardioloog stabiliteit, om meer ruimte voor liggend herstel in te bouwen, niet langer te staan of rechtop te zitten dan de klachten toelaten en om staan en zitten af te wisselen met voldoende lang liggend herstel. Hoewel de cardioloog geen arbeidsdeskundige of verzekeringsarts is, heeft zij volgens eiseres vanwege haar uitgebreide expertise op het gebied van CVS/ME veel inzicht in de belastbaarheid en herstelmogelijkheden bij deze ziekte. Volgens eiseres blijkt uit die documenten dat het UWV de gezondheidsklachten blijft onderschatten.
4.5.2.
De bezwaarverzekeringsarts heeft daar in zijn rapport van 21 februari 2023 op gereageerd. Hij merkt op dat de cardioloog uitspraken doet over de belastbaarheid van eiseres en zelf tot een fml komt. Volgens de bezwaarverzekeringsarts gaat de cardioloog daarmee op de stoel van een claimbeoordelaar zitten. De cardioloog is niet helemaal op de hoogte van de criteria voor een WIA-beoordeling. Dat blijkt uit het feit dat de cardioloog twee punten noemt die bij een Wajong-beoordeling horen.
4.5.3.
De rechtbank constateert dat inmiddels drie verzekeringsartsen naar de beperkingen van eiseres hebben gekeken, namelijk de verzekeringsarts, de bezwaarverzekeringsarts en de door eiseres zelf ingeschakelde verzekeringsarts P.J.A.J. [naam 4] (werkzaam bij het Expertise Instituut). [naam 2] en [naam 3] zijn geen verzekeringsartsen. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij desondanks in staat zijn om haar klachten te vertalen naar beperkingen op een manier die rechtens relevant is bij een WIA-claim. Bovendien hebben zij onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke manier de klachten van eiseres in 2022 en 2023 vertaald moeten worden naar de datum in geding. Alleen al om deze redenen ziet de rechtbank in de bevindingen van [naam 2] en [naam 3] onvoldoende reden om te twijfelen aan de beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts.
Werken met machines
4.6.
Eiseres stelt dat zij niet in staat is om met machines te werken, vanwege beperkte concentratie als gevolg van chronisch vermoeidheidssyndroom. De rechtbank kan deze beroepsgrond niet volgen. In de fml is namelijk al een beperking opgenomen in rubriek 8 (specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren), in die zin dat eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de toelichting opgenomen dat het gaat om gevaarlijke machines en grote hoogtes. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er redenen zijn om verdergaande beperkingen aan te nemen op dit punt.
Urenbeperking
4.7.1.
Volgens eiseres had verweerder een urenbeperking moeten aannemen. Zij stelt dat de door Expertise Instituut vastgestelde urenbeperking van maximaal 6 uur per dag/30 uur per week zou moeten gelden. [naam 4] schrijft in het rapport van 28 juli 2021 dat eiseres kampt met een verminderd energetisch vermogen (verhoogd energieverbruik bij chronische pijn en psychiatrische problematiek en slaapproblemen), dat een preventief aspect ook een rol speelt en dat eiseres verminderd beschikbaar is. In het rapport van
28 juli 2021 schrijft [naam 4] dat er aanleiding is voor een urenbeperking, niet alleen omdat sprake is van energetisch beperkt vermogen maar ook van verminderde beschikbaarheid bij 5 behandel- en verbetercontacten per week.
4.7.2.
De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapport van 30 september 2021 uitgelegd waarom er volgens hem geen reden is om die voorgestelde urenbeperking over te nemen. Het is hem niet duidelijk waar [naam 4] zich op baseert, omdat die geen dagverhaal heeft afgenomen en de activiteiten van eiseres slechts beperkt heeft vermeld. Daaraan voegt hij toe dat er geen noodzaak is voor een urenbeperking. Uit het door de primair verzekeringsarts genoteerde dagverhaal blijkt niet van een behoefte tot extra recuperatie, de behandeling van eiseres is niet zo intensief dat zij daardoor verminderd beschikbaar is en een preventieve noodzaak is niet gebleken. In het rapport van 10 januari 2022 heeft de bezwaarverzekeringsarts geschreven dat bij onderzoek door alle drie de spreekuurhouders geen tekenen zijn gevonden van (ernstige) psychopathologie. Eiseres heeft beperkingen ten opzichte van normaal functioneren en werd ongeschikt geacht voor de maatgevende arbeid. Het bevreemdt dan volgens de bezwaarverzekeringsarts niet dat zij dit werk niet volledige dagen kon volhouden. Voor een noodzakelijke extra en substantiële recuperatie zijn geen concrete aanwijzingen. De door [naam 4] genoemde oefeningen/trainingen hoeven niet allen persé gedurende werktijden plaats te vinden en de begeleiding/behandeling neemt niet een substantieel tijdbeslag in, aldus de bezwaarverzekeringarts.
4.7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee voldoende gemotiveerd heeft waarom een urenbeperking niet aan de orde is. De bezwaarverzekeringsarts heeft de bevindingen van [naam 4] bij zijn onderzoek betrokken. In beroep heeft eiseres ook gewezen op het rapport van [naam 3] van 31 januari 2023. Onder verwijzing naar 4.5.3. is de rechtbank van oordeel dat ook op dit punt dat rapport onvoldoende redenen biedt om de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts niet te volgen.
Zijn de geduide functies correct vastgesteld?
5.1.
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 6 april 2021 voorbeelden van functies genoemd die eiseres nog kan uitvoeren. Het gaat om de functies: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten), productiemedewerker textiel, geen kleding en productiemedewerker confectie. De bezwaararbeidsdeskundige is daar niet van afgeweken.
5.2.
Eiseres stelt dat zij die functies niet kan uitvoeren, omdat haar beperkingen verkeerd zijn vastgesteld. Hiervoor onder 4 concludeerde de rechtbank dat haar beperkingen juist zijn vastgesteld. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
5.3.1
Eiseres stelt ook dat de geduide functies niet passend zijn, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is. Daardoor kan zij niet met anderen op werkniveau communiceren en ook niet de diploma’s halen die voor die functies nodig zijn.
5.3.2.
De arbeidsdeskundige heeft geconstateerd dat eiseres zeer beperkt Nederlands spreekt en dat in de functies basale kennis van het Nederlands nodig is. De arbeidsdeskundige acht haar daartoe in staat, gelet op haar opleidingsniveau (universitair).
De bezwaararbeidsdeskundige heeft die conclusie gevolgd. Eiseres heeft niet gesteld dat en waarom die beoordeling van de arbeidsdeskundige niet zou kloppen. De rechtbank is daarom van oordeel dat daarmee voldoende gemotiveerd is waarom het niet of onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal, een belemmering vormt voor die functies.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.