ECLI:NL:RBNHO:2023:1179

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
C/15/327288 / FA RK 22-1846
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige na DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de erkenner, en om vervangende toestemming te verlenen aan de verwekker om de minderjarige te erkennen. De verwekker, vertegenwoordigd door zijn advocaat, had eerder een verzoek ingediend om de erkenning van de minderjarige door de erkenner te vernietigen, omdat hij meende de biologische vader te zijn. De rechtbank had eerder op 4 oktober 2022 een DNA-onderzoek gelast, waaruit bleek dat de verwekker inderdaad de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank overwoog dat de verwekker geen zelfstandige rechtsingang heeft om de erkenning te vernietigen, maar dat in dit geval de minder strikte maatstaf van toepassing is, omdat de erkenner de minderjarige al had erkend voor de verwekker de kans kreeg om vervangende toestemming te vragen. De rechtbank concludeerde dat de moeder in redelijkheid toestemming had kunnen geven aan de erkenner, maar dat het in het belang van de minderjarige is dat het juridisch vaderschap overeenkomt met de biologische werkelijkheid. Daarom werd het verzoek van de bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigde, toegewezen en werd de erkenning door de erkenner vernietigd. Tevens werd de verwekker vervangende toestemming verleend om de minderjarige te erkennen, onder de voorwaarde dat de vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank besliste ook over de kosten van het DNA-onderzoek, die gelijkelijk verdeeld moesten worden tussen de man en de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
SCH
vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/327288 / FA RK 22-1846
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 15 februari 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
--tegen--
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de erkenner,
advocaat mr. P.F.M. Deijkers, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder.
Het minderjarige kind [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , wordt vertegenwoordigd door mr. J.J.C. ENGELS, bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
In deze zaak is eerder een beschikking afgegeven op 4 oktober 2022. Voor een weergave van het verloop van de procedure, de feiten tot de datum van deze beschikking en de verzoeken van de man verwijst de rechtbank naar de inhoud daarvan.
1.2.
In voormelde beschikking heeft de rechtbank:
- een kenmerkenonderzoek middels DNA gelast ter beantwoording van de vraag of de man de biologische vader is van [de minderjarige] ;
- tot deskundige benoemd: Verilabs Laboratorium voor Verwantschapsonderzoek, Noothoven van Goorstraat 11D te 2806 RA Gouda (tel 085-1051415) .
- bepaald dat het voorschot op de kosten van het DNA-onderzoek € 630,00 zal bedragen;
- bepaald dat de voorlopige kosten van het DNA-onderzoek ten bedrage van € 630,00 uit de Rijkskas dienen te worden voorgeschoten;
- bepaald dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de benoemde deskundige zal zenden;
- bepaald dat de man en de moeder binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afspraak dienen te maken met de deskundige om het onderzoek te laten uitvoeren;
- beslissing op de verzoeken van de man pro forma aangehouden tot 4 december 2022 in afwachting van het rapport van Verilabs, waarna partijen en de bijzondere curator twee weken de gelegenheid hebben om, indien gewenst, schriftelijk op het rapport te reageren. De rechtbank zal na die twee weken beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
1.3.
Op 8 november 2022 heeft de rechtbank de deskundigenrapportage van Verilabs van 18 oktober 2022 ontvangen. Verilabs is blijkens deze rapportage na DNA-onderzoek tot de conclusie gekomen dat praktisch is bewezen dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] .
1.4.
Op 10 november 2022 heeft de rechtbank het bericht van de man van 10 november 2022 ontvangen. De man geeft in dit bericht aan dat uit de deskundigenrapportage van Verilabs blijkt dat hij de biologische vader is van [de minderjarige] . Gelet hierop kunnen volgens de man zijn verzoeken worden toegewezen. De man verzoekt de erkenner te veroordelen in de kosten van het DNA-onderzoek bij Verilabs.
1.5.
Op 18 november 2022 heeft de rechtbank het bericht van de bijzondere curator van 18 november 2022 ontvangen. De bijzondere curator geeft in dit bericht aan dat uit het DNAonderzoek door Verilabs onomstotelijk is gebleken dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . De bijzondere curator verwijst voor het overige naar haar advies over de verzoeken van de man.
1.6.
Op 2 januari 2023 heeft de rechtbank het bericht van de erkenner van 2 januari 2023 ontvangen. De erkenner geeft in dit bericht aan kennis te hebben genomen van de deskundigenrapportage van Verilabs waaruit blijkt dat de man de biologische vader van [de minderjarige] blijkt te zijn. De erkenner refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank.
1.7.
De rechtbank ziet aanleiding om zonder nadere behandeling ter zitting thans een beslissing te nemen op de verzoeken van de man.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt vast dat de volgende verzoeken van de man nog ter beoordeling voorliggen:
- het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door de erkenner;
- het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [de minderjarige] .
2.2.
Ten aanzien van deze verzoeken overweegt de rechtbank als volgt.
Vernietiging erkenning
2.3.
De rechtbank stelt vast dat de man thans, indien hij vervangende toestemming tot erkenning zou krijgen van de rechtbank, niet kan overgaan tot erkenning van [de minderjarige] aangezien [de minderjarige] al is erkend door de erkenner. Gelet hierop dient eerst te worden beoordeeld of de eerder gedane erkenning door [de minderjarige] dient te worden aangetast.
2.4.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de man, gelet op de limitatieve opsomming in artikel 1:205, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), geen zelfstandige rechtsingang heeft om een verzoek tot vernietiging van de erkenning te kunnen indienen. Dit betekent dat de verwekker (in dit geval: de man) van een kind dat door een ander dan de verwekker is erkend (in dit geval: de erkenner) in beginsel geen mogelijkheid heeft tot vernietiging van die erkenning. Niettemin zijn in de jurisprudentie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de situatie dat de moeder een andere man dan de verwekker toestemming heeft gegeven tot erkenning.
Indien de verwekker op grond van artikel 1:204, derde lid, BW vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen maar dit heeft nagelaten, geldt de ‘strikte maatstaf’. Volgens deze maatstaf kan de verwekker de door een ander met toestemming van de moeder gedane erkenning aantasten indien de moeder die toestemming heeft gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden.
Indien de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, geldt de ‘minder strikte maatstaf’. De in dat geval te beantwoorden vraag is of de moeder, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder – telkens in verband met de belangen van het kind – in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan de andere man heeft kunnen komen.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de minder strikte maatstaf moet worden toegepast. [de minderjarige] is immers reeds voor de geboorte door de erkenner erkend zodat de man niet de gelegenheid heeft gehad om vervangende toestemming tot erkenning te vragen aan de rechtbank.
2.6.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de moeder destijds in redelijkheid tot het verlenen van toestemming tot erkenning aan de erkenner heeft kunnen komen. De rechtbank maakt uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken op dat de moeder altijd het vermoeden heeft gehad dat niet de erkenner maar de man de biologische vader is van [de minderjarige] . Ten tijde van de zwangerschap en de geboorte van [de minderjarige] had de moeder echter een relatie met de erkenner en woonde zij in gezinsverband met hem en hun drie andere kinderen samen. De man was op dat moment getrouwd en woonde in gezinsverband samen met zijn echtgenote en hun vijf kinderen. Onder deze omstandigheden heeft de moeder naar het oordeel van de rechtbank ondanks haar twijfels over het verwekkerschap in redelijkheid kunnen komen tot het geven van toestemming aan de erkenner om [de minderjarige] te erkennen. Dit betekent dat de man de erkenning van [de minderjarige] door de erkenner niet kan aantasten.
2.7.
Vervolgens dient de rechtbank te beslissen op het door de bijzondere curator namens [de minderjarige] ingediende verzoek tot vernietiging van de erkenning. Op deze situatie is artikel 1:205, vierde lid, BW van toepassing. Daarin is bepaald dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de erkenner vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend. Gelet hierop is het verzoek van de bijzondere curator tijdig ingediend zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek.
2.8.
De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator toewijzen. Door middel van DNA-onderzoek door Verilabs is vast komen te staan dat niet de erkenner, maar de man de biologische vader is van [de minderjarige] . De rechtbank acht het niet in het belang van [de minderjarige] dat het juridisch vaderschap niet in overeenstemming is met de biologische werkelijkheid. Bovendien maakt vernietiging van de erkenning door de erkenner de weg vrij voor de man om [de minderjarige] te kunnen erkennen, zoals ook door hem is verzocht. Ook dit acht de rechtbank onder verwijzing naar overweging 2.10. in het belang van [de minderjarige] . Gelet hierop en op het feit dat de moeder het eens is met het verzoek van de bijzondere curator en de erkenner hiertegen niet langer verweer voert, zal de rechtbank de erkenning van [de minderjarige] door de erkenner vernietigen. Nadat de beschikking tot vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de erkenning door de erkenner geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Door de vernietiging van de erkenning staat [de minderjarige] enkel in familierechtelijke betrekking tot de moeder en zal hij haar geslachtsnaam hebben.
Vervangende toestemming erkenning
2.9.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de man vervangende toestemming moet worden verleend om [de minderjarige] te erkennen.
2.10.
Zoals reeds eerder overwogen is uit het door Verilabs verrichte DNA-onderzoek gebleken dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . De rechtbank gaat ervan uit dat hij ook de verwekker is, nu de man en de moeder dit ter zitting beiden hebben verklaard. De moeder heeft niet gesteld en de rechtbank is ook niet gebleken dat een erkenning van [de minderjarige] door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] schaadt of dat hierdoor een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. Het is de rechtbank op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken duidelijk geworden dat de moeder en de man [de minderjarige] graag samen willen opvoeden en dat de man graag invulling wil geven aan zijn vaderrol. De rechtbank vindt het in het belang van (de identiteitsontwikkeling van) [de minderjarige] dat officieel wordt vastgelegd wie zijn biologische vader is. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de man vervangende toestemming verlenen om, op het moment dat de vernietiging van de erkenning door de erkenner in kracht van gewijsde is gegaan, [de minderjarige] te erkennen.
Kosten deskundige
2.11.
Tot slot dient de rechtbank nog een beslissing te nemen over de kosten van het deskundigenonderzoek. Deze kosten bedragen € 630,00, zoals uit de bij de deskundigenrapportage van Verilabs gevoegde factuur blijkt.
2.12.
De rechtbank is van oordeel dat de man en de moeder ieder de helft van deze kosten, zijnde € 315,00, voor zijn of haar rekening dient te nemen. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat de man de verzoekende partij is en door middel van het DNAonderzoek uitsluitsel is verkregen over het biologisch vaderschap van [de minderjarige] waarmee (ook) zijn belang gediend is. De moeder dient bij te dragen in de kosten omdat de onduidelijkheid over het biologisch vaderschap mede is ontstaan door haar uitlatingen.
2.13.
Nu de kosten van het DNA-onderzoek uit de Rijkskas zijn voorgeschoten, zal bepaald worden dat de man en de moeder deze kosten aan de Staat dienen te voldoen.
Voor de betaling van voormeld bedrag van (voor ieder) € 315,00 zal door de financiële dienst (LDCR) een factuur met betaalinstructies worden toegezonden.
Ten slotte
2.14.
Gelet op het feit dat met deze beschikking een einde komt aan deze zaak,
worden de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd beschouwd.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
vernietigt de door [verweerder] , geboren op [geboortedag vwr] 1979 te [geboorteplaats vwr] , op 1 maart 2021 voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Helmond, gedane erkenning van de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ;
3.2.
verleent [verzoeker] , geboren op [geboortedag vrz] 1976 te [geboorteplaats vrz] , vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,
onder de opschortende voorwaarde dat de onder 3.1 gegeven beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;
3.3.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd, tenzij een rechtsmiddel tegen de beslissing tot vernietiging van de erkenning wordt ingesteld;
3.4.
veroordeelt de man tot betaling van de helft van de kosten van het DNA-onderzoek, zijnde een bedrag van € 315,00, aan de Staat te voldoen, een en ander zoals overwogen in overweging 2.13;
3.5.
veroordeelt de moeder tot betaling van de helft van de kosten van het DNAonderzoek, zijnde een bedrag van € 315,00, aan de Staat te voldoen, een en ander zoals overwogen in overweging 2.13;
3.6.
verklaart de beschikking met betrekking tot de kosten van het DNA-onderzoek uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
3.8.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e, eerste lid, BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Helmond.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.