ECLI:NL:RBNHO:2023:11765

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
HAA 23/602
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om urgentieverklaring voor woningzoekende na echtscheiding

Op 21 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een woningzoekende, een urgentieverklaring aanvroeg na haar echtscheiding. Verzoekster had aangevoerd dat zij door de scheiding geen eigen woonplek meer had en tijdelijk bij vrienden en familie verbleef met haar drie minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet voldeed aan de eis van twee jaar onafgebroken inschrijving in de gemeente Haarlemmermeer, zoals vereist door de Huisvestingsverordening. Verzoekster was sinds 7 februari 2022 ingeschreven in Haarlemmermeer, maar had daarvoor een postadres in Aalsmeer. De voorzieningenrechter vond de motivering van verweerder om de urgentieverklaring te weigeren redelijk, ondanks de moeilijke situatie van verzoekster. De voorzieningenrechter benadrukte dat de situatie van verzoekster niet wezenlijk verschilde van die van andere woningzoekenden na een relatiebreuk. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarbij hij ook de belangen van de kinderen in overweging nam, maar concludeerde dat er geen sprake was van dreigende dakloosheid. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening en de beoordelingsruimte van het bestuursorgaan bij het toekennen van urgentieverklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6002

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 november 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats 1] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, verweerder,

(gemachtigde: C.C. Treurniet).

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2023 heeft verweerder besloten verzoekster geen voorrang te verlenen boven andere woningzoekenden en de aangevraagde urgentie afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 november 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1.1
Ter beoordeling ligt voor een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar gericht tegen het besluit van verweerder om de aangevraagde urgentie af te wijzen. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter om verweerder op te dragen haar te behandelen als ware zij in het bezit van een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wettelijke regels en beleidsregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding2.1 Verzoekster woonde met haar ex-man en hun drie minderjarige kinderen (die nu respectievelijk 14, 10 en 6 jaar oud zijn) aan de [adres 1] in [plaats 2] . Blijkens de ter zitting overgelegde uitdraai van de Basisregistratie personen (Brp) is verzoekster op 29 augustus 2022 ingeschreven op het adres [adres 2] in [plaats 3] . Sinds 7 februari 2023 staat verzoekster ingeschreven op het adres [adres 3] in [plaats 1] en sinds 27 september 2023 op het adres [adres 4] in [plaats 1] .
2.2
Op 13 juli 2023 heeft verzoekster bij verweerder een aanvraag ingediend om een urgentieverklaring. Aan haar aanvraag heeft zij het volgende ten grondslag gelegd. Zij heeft als gevolg van haar echtscheiding in 2022 geen eigen woonplek meer en logeerde bij familie en vrienden met de kinderen. Als zij de kinderen niet heeft, slaapt zij soms in de auto. De situatie is erg stressvol. Zowel het netwerk van verzoekster als verzoekster en haar kinderen zijn uitgeput en zij hebben een veilige plek nodig om tot rust te komen en hun leven voort te zetten. Verzoekster geeft aan dat zij de afgelopen twee jaar wel heeft gewoond in de gemeente Haarlemmermeer maar dat zij ook korte tijd ingeschreven heeft gestaan op een postadres in [plaats 3] .
Samen met haar ex-man heeft verzoekster co-ouderschap over hun kinderen. De kinderen zijn het merendeel van de tijd bij verzoekster. Haar ex-man werkt fulltime en kan niet volledig de zorg dragen voor de kinderen. Op grond van het ouderschapsplan heeft verzoekster de zorg voor de kinderen van maandag na school tot vrijdag 18.00 uur. Verzoekster is gebonden aan de regio Haarlemmermeer. Zij is hier geboren en opgegroeid. Haar ouders en de vader van de kinderen wonen in [plaats 2] en haar kinderen gaan in [plaats 2] naar school.
2.3
Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat verzoekster niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring omdat zij ten tijde van de aanvraag geen twee jaar onafgebroken in de gemeente Haarlemmermeer woonde. Zij komt ook niet in aanmerking voor een urgentieverklaring op grond van de hardheidsclausule, aldus verweerder.
Beoordeling
3.1
Uit de artikelen in de Huisvestingsverordening gemeente Haarlemmermeer 2022 (hierna: de Huisvestingsverordening) en de uitwerking daarvan in de Beleidsregel urgentie-regeling gemeente Haarlemmermeer 2022 (hierna: de Beleidsregel) volgt dat verweerder alleen in uitzonderlijke gevallen een urgentie verleent. Gelet op artikel 2.1 van Beleidsregel wordt een aanvraag getoetst aan de algemene weigeringsgronden. Doet zich ten minste één weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd.
3.2
Verweerder heeft bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid. De voorzieningenrechter moet het bestreden besluit terughoudend toetsen. De voorzieningenrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen, maar beoordeelt aan de hand van de gronden van het bezwaar en verzoek of verweerder in dit geval de urgentieverklaring in redelijkheid heeft kunnen weigeren.
Kon verweerder de toegepaste weigeringsgrond aan het besluit ten grondslag leggen?
4. De voorzieningenrechter kan niet anders dan vaststellen dat verzoekster direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag geen twee jaar in de gemeente Haarlemmer-meer ingeschreven heeft gestaan, zodat verweerder verzoekster de weigeringsgrond (artikel 2.9.5, eerste lid, aanhef en onder j, van de Huisvestingsverordening) mocht tegenwerpen. Uit de ter zitting overgelegde uitdraai van de Brp blijkt namelijk dat verzoekster sinds 7 februari 2022 is ingeschreven in de gemeente Haarlemmermeer en dat zij daarvoor in de gemeente [plaats 3] stond ingeschreven. Dat verweerder in dit geval de urgentieverklaring niet mag weigeren omdat het adres in [plaats 3] slechts een postadres was, zoals verzoekster in de toelichting op haar aanvraag vermeldt, volgt de voorzieningenrechter niet. Dat verzoekster voldoet aan het vereiste dat zij direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag twee jaar in de gemeente Haarlemmermeer woonde, moet zij namelijk aantonen met een inschrijving in het Brp. Die eis is vanuit het oogpunt van controleerbaarheid niet onredelijk.
Mocht verweerder in redelijkheid afzien van toepassing van de hardheidsclausule?
5.1
Ondanks het feit dat toekenning van een urgentieverklaring in dit geval in strijd is met de Huisvestingsverordening, is een urgentieverklaring toch mogelijk als verzoekster een geslaagd beroep kan doen op de hardheidsclausule van artikel 2.9.11 van de Huisvestingsverordening.
5.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State (hierna: de Afdeling) heeft het bestuursorgaan bij het al dan niet toepassen van een
hardheidsclausule beoordelingsruimte. Het gebruik van deze ruimte moet door de rechter
terughoudend worden getoetst. Een beroep op de hardheidsclausule kan slechts bij
uitzondering slagen, waarbij het aan verzoekster is om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. De
hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie
leidt tot een schrijnende situatie.
5.3
Verzoekster heeft in dit verband aangevoerd dat de hardheidsclausule ook ten gunste van de minderjarige kinderen had kunnen en moeten worden toegepast en dat verweerder ten onrechte de belangen van de kinderen op dit punt niet bij de besluitvorming heeft betrokken. Zonder urgentieverklaring kunnen de kinderen nooit bij hun moeder verblijven, want in de kamer die zij inmiddels heeft gehuurd mogen de kinderen niet overnachten. De ouders van de kinderen hebben bewust de afspraken over de zorg voor de kinderen gemaakt, zoals die in het ouderschapsplan zijn neergelegd. De vader heeft in een schriftelijke verklaring duidelijk aangegeven waarom het voor hem niet mogelijk is om af te wijken van de afspraken in het ouderschapsplan. De minderjarige kinderen hebben dan ook geen adequaat langdurig onderdak bij hun vader, aldus verzoekster.
5.4
Verweerder heeft erop gewezen dat de situatie van verzoekster veel voorkomend is na een relatiebeëindiging en aangevoerd dat het urgentiebeleid in zulke gevallen gericht is op dakloze gezinnen met minderjarige kinderen. Bij de toepassing van de Beleidsregel kan een kind slechts tot één huishouden behoren. Als na een relatiebreuk één van de ouders over passende woonruimte beschikt, worden de kinderen niet als dakloos beschouwd. Inmiddels huurt verzoekster een kamer met gedeelde keuken, douche en toilet. De kinderen kunnen daar niet overnachten. Verweerder onderkent dat geen sprake is van een ideale situatie, maar het levert volgens hem nog geen schrijnende situatie op omdat de vader over passende woonruimte voor de kinderen beschikt. Gezien de woningnood en de enorme wachttijden voor een sociale huurwoning, verleent verweerder in dergelijke situaties alleen in zeer uitzonderlijke gevallen urgentie.
5.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich met deze motivering in redelijkheid het standpunt kon stellen dat verzoekster niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring op grond van de hardheidsclausule. De voorzieningenrechter heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin verzoekster verkeert en het is zeer begrijpelijk dat verzoekster graag een plek voor zichzelf wil waar zij haar kinderen ook kan ontvangen en hen ieder een eigen slaapkamer kan bieden. Maar de voorzieningenrechter constateert ook dat deze situatie in de kern niet verschilt van de situatie waarin (veel) andere woningzoekenden met minderjarige kinderen verkeren na een relatiebreuk waarbij de andere ouder over passende woonruimte beschikt. Aangezien geen sprake is van dreigende dakloosheid van kinderen als bedoeld in de Beleidsregel en gezien de grote schaarste aan sociale huurwoningen, heeft verweerder deze situatie in redelijkheid niet als schrijnend kunnen aanmerken.
Is de weigering van de verlening van de urgentieverklaring in strijd met artikel 8 van het EVRM?
6.1
De voorzieningenrechter volgt verzoekster ten slotte niet in haar betoog dat de weigering van de urgentieverklaring in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), omdat zij daardoor geen gezinsleven met haar minderjarige kinderen kan uitoefenen. Daarbij is van belang dat verweerder in aanmerking heeft genomen dat de kinderen bij hun vader kunnen verblijven. Het enkele feit dat het voor verzoekster niet mogelijk is haar kinderen ook ’s nachts bij haar te laten slapen, leidt niet tot de conclusie dat niet langer tussen verzoekster en haar kinderen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM mogelijk is. Verzoekster kan nog steeds met haar kinderen gezinsleven uitoefenen. Dat als gevolg van de scheiding de situatie voor verzoekster ingrijpend is gewijzigd, maakt het vorenstaande niet anders.
6.2
Het betoog van verzoekster dat verweerder ten onrechte de belangen van de kinderen niet bij de behandeling van de aanvraag voor de urgentieverklaring heeft betrokken waarbij hij heeft verwezen naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 november 2016 in de zaak El Ghatet/Zwitserland (ECLI:CE:ECHR:2016: 1108JUD005697110), leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak had Zwitserland geweigerd een Egyptisch kind toe te laten om te verblijven bij zijn in Zwitserland wonende vader. Het ging over ‘family reunification’ en dus niet om gewijzigde omstandigheden in het bestaande gezinsleven zoals bij verzoekster het geval is. Daarmee is sprake van een wezenlijk andere situatie dan de voorliggende situatie in deze zaak.
Conclusie en gevolgen
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:81, eerste lid:
Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Huisvestingsverordening gemeente Haarlemmermeer 2022
Artikel 2.9.5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
1. Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
j. de aanvrager was in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag blijkens diens inschrijving in de basisadministratie niet ten minste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig.
Artikel 2.9.8a Sociaal medische urgentie
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 2.9.5, eerste en tweede lid, genoemde omstandigheden voordoet en de aanvrager, het huishouden van aanvrager of een lid van dat huishouden zich naar het oordeel van burgemeester en wethouders op grond van medische of sociale omstandigheden in een levensontwrichtende woonsituatie bevindt, welke alleen beëindigd kan worden door verhuizing naar andere zelfstandige woonruimte.
2. Van een levensontwrichtende woonsituatie als bedoeld in het eerste lid is sprake:
(…)
b. bij dakloosheid of dreigende dakloosheid van een huishouden waarvan minderjarige kinderen deel uitmaken;
Artikel 2.9.11 Bijzondere omstandigheden
Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om in bijzondere omstandigheden toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
Artikel 3.3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van de deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening
Beleidsregel urgentieregeling gemeente Haarlemmermeer 2022:
Artikel 2.1 Inleiding
Een aanvraag wordt getoetst aan de algemene weigeringsgronden. Doet zich tenminste één weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd. Als zich geen algemene weigeringsgrond voordoet wordt vervolgens beoordeeld of er zich een urgentiegrond, dat wil zeggen: een grondslag voor toekenning van urgentie, voordoet. Is dat het geval, dan wordt de aanvraag toegekend.
Artikel 3.3.2 Sociaal-medische urgentie
Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring om medische en/of sociale redenen zoals bedoeld in artikel 2.5.8a van de verordening, moet er sprake zijn van een zeer ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of sociale-psychische gezondheid als gevolg van de huidige woonsituatie. In onderstaande situaties kan er sprake zijn van een dergelijke bedreiging:
(…)
b. dakloosheid of dreigende dakloosheid van een huishouden waarvan minderjarige kinderen deel uit maken.
Dakloosheid of dreigende dakloosheid van een huishouden waarvan minderjarige kinderen deel uit maken
Dakloosheid of dreigende dakloosheid met minderjarige kinderen is op zichzelf staand geen reden voor urgentie, tenzij aantoonbaar sprake is van ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid van een of meer gezinsleden van het huishouden als gevolg van de woonsituatie.
In het kader van de beoordeling van de urgentieaanvraag kan een kind slechts tot één huishouden behoren. Minderjarige kinderen worden na relatiebreuk toegerekend aan het huishouden van de ouder die over woonruimte beschikt. Dat wil zeggen dat indien na relatiebreuk één van de ouders over passende woonruimte beschikt de kinderen niet als dakloos worden beschouwd, zulks ongeacht de afspraken over de verdeling van de kinderen in een beschikking, convenant of (co-) ouderschapsplan.
(…)
Verder kan, wanneer sprake is van ontbinding van een huwelijk of samenwoningsrelatie, waarbij de kinderen deel gaan uitmaken van het huishouden van één van de (ex-)partners alleen een urgentie verleend worden als voldaan is aan volgende voorwaarden:
I. aangetoonde dagelijkse zorg over de kinderen die bij de betreffende ouder in de BRP staan geregistreerd;
II. de samenwoning in de regio bestond minimaal twee jaar;
III. de samenwoning is korter dan zes maanden geleden verbroken;
IV. als er geen echtsscheidingsvonnis is, moet het verbreken van de relatie zijn aangetoond;
V. een rechtelijke uitspraak waarbij de aanvrager is opgedragen de echtelijke of gemeenschappelijke woning te verlaten.