3.3.2Bewijsmotivering
Inleiding
Op woensdag 15 juni 2023, omstreeks 13.30 uur, wordt in Spaarnwoude het stoffelijk overschot aangetroffen van [naam slachtoffer] (hierna: [het slachtoffer] ) in een sloot bij de kruising van de Oostbroekerweg met de Valleiweg. Uit het sectierapport volgt dat zij is overleden door één doorschot door haar schedel. De schotbaan is vastgesteld van linksboven naar rechtsonder.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij het overlijden van [het slachtoffer] en zo ja, hoe dit in strafrechtelijke zin dient te worden gekwalificeerd.
Bij de beantwoording daarvan gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De gebeurtenissen op 15 juni 2023
De verdachte was in de avond en de nacht van 14 op 15 juni 2022 samen met [het slachtoffer] in Spaarnwoude. Rond 02.30 uur die nacht heeft [het slachtoffer] met haar ouders gebeld. Tijdens dit gesprek klonk zij paniekerig en vertelde zij aan haar ouders dat zij met de verdachte was en dat hij haar bedreigde. Ze vertelde dat zij in het water was gevallen en dat ze niet wist wat ze moest doen. Op de achtergrond hoorden haar ouders de verdachte de woorden “telefoon, telefoon” schreeuwen en hoorden zij [het slachtoffer] zeggen: “Ga weg, ga weg” en “laat me met rust” en “niet doen, niet doen”. Nadat zij [het slachtoffer] daarna nog een keer hard “Nee!” hoorden roepen, hoorden zij niets meer. Direct daarna, om 02.48 uur, hebben de ouders van [het slachtoffer] 112 gebeld.
Getuige [getuige 1] was in de nacht van 14 op 15 juni 2022 samen met een vriendin ook in Spaarnwoude. Hij had zijn auto rond 00:45 uur daar geparkeerd en zag een voertuig rechts van hem op een grasveldje staan. Op een gegeven moment hoorde hij een vrouw roepen “ga weg, ga weg”. Hij hoorde ook de naam “ [het slachtoffer] ” vallen en hoorde een mannelijke stem woedend schreeuwen. De mannelijke stem klonk agressief. Op een bepaald moment, ze stonden er toen al geruime tijd, hoorde hij een knalgeluid. Daarna heeft hij direct zijn auto gestart en is hij weggereden. Tijdens zijn verklaringen heeft hij op foto’s van Google Maps aangegeven waar hij in zijn auto zat en waar de andere auto in het gras stond en hij de vrouwelijke en mannelijke stem vandaan heeft horen komen.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte en [het slachtoffer] in de nacht van 14 op 15 juni 2023 in Spaarnwoude waren én dat zij ruzie hadden. De getuige was vlak bij hen. Het knalgeluid dat door deze getuige is gehoord, is daardoor te plaatsen op de locatie waar de verdachte samen met [het slachtoffer] aanwezig was. Het tijdstip waarop de getuige dit knalgeluid hoorde, past bij het tijdstip waarop de ouders van [het slachtoffer] haar aan de telefoon hadden en plotseling niets meer hoorden. De rechtbank concludeert dat de verdachte aanwezig was op de plaats en op het moment dat [het slachtoffer] met één schot om het leven is gebracht.
Onderzoek plaats delict en forensische onderzoeksresultaten
Op die plek en in de omgeving daarvan is onderzoek ingesteld en wordt door de politie onder meer een zwarte handschoen en een huls aangetroffen.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft deze handschoen onderzocht op de aanwezigheid van schotresten en heeft geconcludeerd dat de resultaten van dit onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer in de bemonstering schotresten aanwezig zijn dan wanneer er geen schotresten aanwezig zijn. Daarnaast is vergelijkend forensisch onderzoek gedaan aan die handschoen en de huls. Volgens het NFI zijn de bevindingen van dit onderzoek iets waarschijnlijker wanneer de aangetroffen deeltjes dezelfde bron van herkomst hebben dan wanneer de aangetroffen deeltjes een andere bron van herkomst hebben.
Bij het onderzoek in de inbeslaggenomen auto van de verdachte is een patroon gevonden. Uit vergelijkend onderzoek door het NFI naar de huls die op de plaats van het delict is aangetroffen en het patroon dat in de auto van de verdachte is aangetroffen, is naar voren gekomen dat de bevindingen van dit onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer huls en patroon zijn doorgeladen in hetzelfde vuurwapen dan wanneer de huls en patroon zijn doorgeladen in verschillende vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeem kenmerken.
Daarnaast is door het NFI DNA-onderzoek uitgevoerd op de patroon uit de auto en in de binnenkant van de op de plaats delict gevonden handschoen. Uit beide onderzoeken blijkt dat de resultaten meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker zijn wanneer – kort gezegd – verdachte een van de donoren is dan wanneer dit niet zo is.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande, in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de handschoen die op de plaats delict is aangetroffen, is gebruikt tijdens het schot dat [het slachtoffer] heeft gedood. Gelet op de conclusies van het NFI betreffende het DNA-onderzoek, concludeert de rechtbank voorts dat de verdachte die handschoen heeft gedragen en dat hij in het bezit is geweest van een patroon dat in hetzelfde vuurwapen heeft gezeten als het vuurwapen waarmee [het slachtoffer] is doodgeschoten.
Omdat de rechtbank haar oordeel niet alleen baseert op de bevindingen van het forensisch onderzoek, maar op alle in de bijlage genoemde bewijsmiddelen in hun onderlinge samenhang bezien, kunnen de verweren van de verdediging met betrekking tot de bewijskracht van de uitkomsten van het forensisch onderzoek onbesproken blijven.
Aanwezigheid derde persoon op de plaats delict
De raadsman heeft betoogd dat uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat in de nacht van 15 juni 2022 een derde persoon (ook) op de plaats delict aanwezig was. Dat wordt volgens de raadsman bevestigd door het feit dat is vastgesteld dat op de handschoen die op de plaats delict is aangetroffen DNA-materiaal is aangetroffen van minimaal één onbekende derde. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het overlijden van [het slachtoffer] ook ontkend. Gelet op deze omstandigheden zou deze onbekende derde een (strafbare) rol kunnen hebben gehad bij de dood van [het slachtoffer] . Dat maakt volgens de raadsman dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die [het slachtoffer] heeft neergeschoten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Allereerst heeft de verdachte zelf nooit verklaard over de aanwezigheid van iemand anders in Spaarnwoude naast [het slachtoffer] en hemzelf, laat staan dat hij duidelijk heeft gemaakt wie dat dan zou zijn geweest en wat daar is gebeurd. Ook heeft de verdachte verklaard dat alleen hij en [het slachtoffer] van de auto gebruik maakten. De verklaringen van getuige [getuige 2] over een mogelijke derde persoon in/bij de auto zijn onvoldoende sterk om aan het voorgaande af te doen en worden op dit onderdeel ook niet ondersteund door getuige [getuige 1] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen concrete aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat er naast [het slachtoffer] en de verdachte een derde persoon aanwezig zou zijn geweest op de plaats delict.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het de verdachte is geweest die in de nacht van 15 juni 2022 in Spaarnwoude een handschoen heeft aangetrokken, een vuurwapen heeft gepakt en vervolgens [het slachtoffer] met dat vuurwapen door haar hoofd heeft geschoten terwijl zij in de sloot stond, waar haar lichaam later is aangetroffen.
Voorbedachte raad
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld op welke wijze dit handelen van de verdachte juridisch dient te worden gekwalificeerd. Is er sprake van moord of doodslag? In dat kader dient de rechtbank te beoordelen of sprake is geweest van ‘voorbedachte raad’.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De vaststelling dat de verdachte voldoende
tijdhad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld. De rechter kan echter aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toekennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad pas tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Voorts heeft de Hoge Raad overwogen dat de vraag of de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven zich moeilijk leent voor strafrechtelijk bewijs. Dat geldt zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen of geen eenduidig inzicht geven in wat voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid tot nadenken en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval, zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
De feiten en omstandigheden in deze zaak
De verdachte en het slachtoffer hadden een zeer intense en agressieve relationele voorgeschiedenis. Uit de verklaringen van de ouders van [het slachtoffer] komt naar voren dat [het slachtoffer] de afgelopen jaren stelselmatig werd mishandeld door de verdachte. Nadat zij uit Turkije was teruggekomen, heeft zij geprobeerd van de verdachte los te komen. Zij heeft in Turkije aangifte gedaan tegen de verdachte van het feit dat hij haar been in brand heeft gestoken (feit 2). In Nederland heeft zij zich vervolgens gewend tot de politie, die een melding heeft gemaakt bij Veilig Thuis. Uit de vele app-berichten die de verdachte na haar vertrek uit Turkije heeft gestuurd, kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de verdachte zich ernstig gekrenkt voelde doordat [het slachtoffer] afstand van hem wilde nemen en - mogelijk - de relatie wilde verbreken. Dit gekrenkte gevoel bij de verdachte lijkt zich in de aanloop naar 15 juni 2022 verder te hebben ontwikkeld en verdiept.
Zo stuurde de verdachte in juni 2022 de volgende berichten aan [het slachtoffer] .
- “
Ik bereik een dusdanig punt dat zelfs jij mij niet kunt tegenhouden. Dat zelfs als mijn vader zijn graf uit zou komen, hij het niet zal kunnen redden. Wat moet gebeuren zal
gebeuren Wanneer ik een black out heb en er is niemand die mij tot steun is... dan word ik net een vrachtwagen met kapotte remmen.”
- “Ik zal je nooit met rust laten [het slachtoffer] dat besef je wel hoop ik toch schat. Dus als ik het niet wordt, dan wordt het ook geen ander”.
- “Ik ga weg [het slachtoffer] . Geen dag word meer het zelfde worden. Niet voor mij en niet voor jou niet voor je ouders niet voor mijn familie je hebt een spoor van ellende achter je gelaten. Femme fatale. Het is je gelukt na je laatste ongein ben ik echt kapot gegaan. Ik heb nu daadwerkelijk niets meer te verliezen [het slachtoffer] . Jou heb ik gedoofd in me.”.
- “Kom terug naar me als slavin als commando, want elke stap gaat groter worden bij mij, zoals vandaag was ik geneigd je kop in te drukken maar verjaardag nog effe hahahaha en je maakt het niet meer goed tegenwoordig. Dus wil je vaker pijn doen dan zorgen voor je.”.
Naar zijn zwager stuurt de verdachte op 5 juni 2022 het volgende bericht:
- “Mijn vader zei altijd: Je moet doden, één voor je broodwinning, twee voor je eer/zedelijke eer, drie voor onrecht dat niet teruggedraaid kan worden. ”.
Naast deze voorgeschiedenis zijn voor de rechtbank ook de volgende feiten en omstandigheden relevant voor de beoordeling of sprake is geweest van voorbedachte raad:
- het maken van een afspraak met [het slachtoffer] op 14 juni 2022, waarbij hij een vuurwapen, munitie en handschoenen mee heeft genomen,
- het meenemen van [het slachtoffer] in de avond van 14 juni 2022 naar een donkere, afgelegen plek in Spaarnwoude,
- het feit dat [het slachtoffer] in een sloot terecht was gekomen, waardoor zij lager kwam te staan dan de verdachte,
- het aantrekken van de handschoen, die de verdachte eerder die avond, op het filmpje waar hij een armband aan [het slachtoffer] geeft, niet aan heeft, en het pakken van het wapen.
Uit deze feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte, gedurende de dagen en uren voorafgaand aan de dood van [het slachtoffer] , tot het besluit is gekomen om [het slachtoffer] van het leven te beroven.
De vraag is vervolgens of de verdachte ook de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van dit besluit. Daarvoor zijn de volgende feiten en omstandigheden relevant.
De verdachte en [het slachtoffer] hebben op 14 juni 2022 aan het begin van de avond afgesproken om elkaar te ontmoeten. Op basis van een veiliggesteld filmpje op de mobiele telefoon van [het slachtoffer] van die avond, is te zien dat de verdachte eerder die avond nog
geenhandschoenen draagt. Vervolgens is diezelfde avond besloten om naar een afgelegen plek naar Spaarnwoude te gaan en heeft de verdachte een vuurwapen en handschoen(en) meegenomen.
Daar is op enig moment tussen de verdachte en [het slachtoffer] ruzie ontstaan, is zij in de sloot terecht gekomen en heeft zij in paniek haar ouders gebeld en gezegd dat de verdachte een wapen had. Dit gesprek heeft meer dan een kwartier geduurd (van 02.30 tot en met circa 02.47 uur). Gedurende dit telefoongesprek heeft de verdachte kunnen nadenken over de betekenis en de gevolgen van zijn voornemen om [het slachtoffer] met het meegenomen vuurwapen van het leven te beroven.
Uit de schotbaan van de kogel valt af te leiden dat de verdachte, toen hij [het slachtoffer] dood schoot, gebruik heeft gemaakt van de lagere positie waar zij stond, namelijk in de sloot. Deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank niet anders te kwalificeren als een executie, hetgeen bij uitstek past bij het uitvoeren van een eerder voorgenomen daad.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit om [het slachtoffer] van het leven te beroven. Hij heeft niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij heeft de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd.
Ten aanzien van hetgeen onder feit 2 primair is ten laste gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
Aanleiding
Op 26 april 2022 heeft [het slachtoffer] in Turkije aangifte gedaan bij de Turkse politie van huiselijk geweld. Zij heeft verklaard dat de verdachte een week voor zijn vertrek naar Nederland in zijn woning in Istanbul Zippo benzine over haar rechterbeen heeft gegoten en vervolgens haar been in de brand heeft gestoken. Uit informatie van de huisarts die [het slachtoffer] op 28 april 2022 in Nederland heeft bezocht, blijkt dat zij een brandwond had van 14 cm bij 20 cm en dat sprake was van verbranding van de huid in elke graad.
Alternatief scenario
De verdachte heeft verklaard dat [het slachtoffer] de brandwond aan haar been in Turkije heeft opgelopen doordat er tijdens het aansteken van een kachel een steekvlam ontstond. Namens de verdachte is bepleit dat dit alternatieve scenario wordt ondersteund door de e-mail die de verdachte en [het slachtoffer] aan de politie in Turkije hebben gestuurd, inhoudende dat zij aangifte heeft gedaan om zodoende haar vertrek uit Turkije te kunnen regelen.
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van de verdachte is strijdig met hetgeen [het slachtoffer] zelf aan haar huisarts heeft verteld. Zij vertelde de huisarts dat ze in Turkije, door haar ex was mishandeld en ook dat ze 112 mag bellen als hij voor haar deur zou staan. Gelet op de ernst van de verwondingen, is de door verdachte gegeven alternatieve lezing van de oorzaak van die ernstige brandwond, bovendien onvoldoende onderbouwd. Anders dan de raadsman stelt, blijkt uit de inhoud van het door de verdediging overgelegde e-mail bericht niet dat dit alternatieve scenario ook door [het slachtoffer] is uitgesproken.