ECLI:NL:RBNHO:2023:11712

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
330803 HA ZA 22-488
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeisbaarheid en hoogte van geldvordering van kinderen op vader na overlijden moeder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2023, zijn de partijen een vader en zijn twee kinderen. De kinderen hebben een geldvordering op hun vader ontvangen na het overlijden van hun moeder op 26 mei 2009. De centrale vraag in deze procedure is of deze geldvordering inmiddels opeisbaar is en wat de hoogte ervan is. De rechtbank oordeelt dat de geldvordering van de kinderen nog niet opeisbaar is, omdat de samenstelling en omvang van de onderliggende vermogensbestanddelen nog niet zijn vastgesteld. De rechtbank is voornemens deskundigen te benoemen voor de waardering van bepaalde vermogensbestanddelen en heeft vader opgedragen om informatie te verstrekken over deze vermogensbestanddelen. De rechtbank heeft ook de procedure beschreven, waarin de dagvaarding, conclusies en tussenvonnissen zijn opgenomen. De kinderen hebben conservatoir beslag gelegd op de onroerende zaak van vader, en de rechtbank heeft de vorderingen van de kinderen en de tegenvorderingen van vader beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de kinderen hun erfdeel nog niet kunnen opeisen, maar dat de hoogte van de erfdelen wel kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere akten en heeft vader opgedragen om opgave te doen van de vermogensbestanddelen en saldo-overzichten te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/330803 / HA ZA 22-488
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van

1.[eiser] ,

pro se en in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflaatster] ,
die woont in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser] ,
2.
[eiseres],
pro se en in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflaatster] ,
die woont in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiseres] ,
de eisende partijen in conventie,
de verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: de kinderen,
advocaat: mr. F.D.D. Janssen, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[vader],
pro se en in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflaatster] ,
die woont in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
de gedaagde partij in conventie,
de eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. Th.C.J. Kaandorp, kantoorhoudende te Alkmaar.
De zaak in het kort
Partijen in deze zaak zijn een vader en zijn twee kinderen. De kinderen hebben een geldvordering op hun vader gekregen toen hun moeder overleed. Het gaat in deze zaak vooral om de vraag of deze geldvordering inmiddels opeisbaar is geworden en hoe hoog deze geldvordering is. De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat de geldvordering van de kinderen nog niet opeisbaar is. De hoogte van de geldvordering kan de rechtbank in dit vonnis nog niet vaststellen. De samenstelling en omvang van de onderliggende vermogensbestanddelen aan de hand waarvan de geldvordering van de kinderen berekend dient te worden, staan namelijk nog niet vast. De rechtbank is voornemens om voor de waardering van bepaalde vermogensbestanddelen deskundigen te benoemen en daarnaast dient vader over bepaalde vermogensbestanddelen informatie te verstrekken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 juli 2022 met bijlagen 1 tot en met 21,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met bijlagen 1 tot en met 20,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties met bijlagen 22 tot en met 24,
- het tussenvonnis van 1 februari 2023, waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen. Deze zitting heeft op 29 augustus 2023 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaat van de kinderen heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij heeft overgelegd. Aan het eind van de zitting heeft de rechter bepaald dat in deze zaak een vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [eiseres] zijn broer en zus. Zij zijn de enige kinderen van vader en mevrouw [erflaatster] (hierna: moeder of erflaatster). Vader en moeder waren op huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd. Dit huwelijk is geëindigd door het overlijden van moeder op 26 mei 2009. Toen hun moeder overleed, waren [eiser] en [eiseres] nog minderjarig.
2.2.
Moeder heeft op 26 april 2002 een testament op laten stellen. Daarin heeft moeder vader en de kinderen tot haar enige erfgenamen benoemd, ieder voor 1/3e deel. Verder bevat het testament een ouderlijke boedelverdeling [1] , die (voor zover relevant) als volgt luidt:
“C.BOEDELVERDELING
(…)
1. Gebruik makend van de mij bij artikel 4:1167 van het Burgerlijk Wetboek gegeven bevoegdheid deel ik toe aan de langstlevende alle tot mijn nalatenschap behorende goederen en rechten, onder de verplichting om:
a. voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen alle ten laste van mijn nalatenschap bestaande schulden en de kosten van mijn uitvaart;
b. de door mijn overige erfgenamen verschuldigde successierechten en ieders aandeel in de taxatie- en boedelkosten voor zijn rekening te nemen;
(…)
d. wegens zijn overbedeling aan mijn overige erfgenamen schuldig te erkennen ieders erfdeel, berekend in het saldo van mijn nalatenschap en verminderd met ieders aandeel in de kosten van mijn uitvaart, de taxatie- en boedelkosten en ieders successierecht, een en ander door de langstlevende voldaan als onder b bepaald.
2. Aan ieder van mijn overige erfgenamen deel ik toe de vordering ten laste van de langstlevende zoals hiervoor onder d omschreven.
(…)
D.BEPALINGEN EN BEDINGEN.
Het vooromschrevene heeft plaats onder de volgende bepalingen en bedingen.
1. De activa van mijn nalatenschap dienen in onderling overleg te worden gewaardeerd. (…)
2. De passiva dienen te worden gewaardeerd op de nominale waarde, tenzij een andere wijze van waardering meer in overeenstemming is met de aard van de betrokken schuld.
3. De sub C.2. aan mijn overige erfgenamen toegedeelde vorderingen in contanten ten laste van mijn echtgenoot zullen eerst opeisbaar zijn bij zijn overlijden. Zij zullen echter onmiddellijk en zonder enige ingebrekestelling, vermeerderd met de ingevolge sub D.4. bepaalde verschuldigde rente, opeisbaar zijn ingeval van:
(…)
c. hertrouwen of aangaan van een geregistreerd partnerschap van de langstlevende zonder het maken en handhaven van huwelijksvoorwaarden/geregistreerd partnerschapsvoorwaarden inhoudende de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en van verrekenbedingen, met uitzondering van die ten aanzien van onverteerde inkomsten, tenzij door de langstlevende afdoende zekerheid wordt gesteld.
4. Over de hoofdsom is rente verschuldigd vanaf de dag van mijn overlijden tot die der voldoening van het verschuldigde, zonder dat er sprake kan zijn van rente op rente. (…)”
2.3.
Deze erfstelling en ouderlijke boedelverdeling heeft moeder gehandhaafd in haar aanvullend testament dat zij op 11 juli 2008 heeft laten opmaken.
2.4.
Vader heeft de nalatenschap van erflaatster in juni 2009 namens zijn minderjarige kinderen beneficiair aanvaard. Voor zichzelf heeft vader de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.5.
Vader is op 2 september 2016 op huwelijkse voorwaarden getrouwd met mevrouw [de vrouw] (hierna: [de vrouw] ). De op 26 augustus 2016 tussen vader en [de vrouw] opgemaakte huwelijkse voorwaarden luiden, voor zover relevant:
Algehele uitsluiting
Artikel 1
De echtgenoten sluiten elke gemeenschap van goederen uit.
(…)
Afrekening aan het einde van het huwelijk
Artikel 10
Uitsluitend ingeval het huwelijk wordt ontbonden door echtscheidingna twee september tweeduizend zesentwintigzal de man aan de vrouw een eenmalig bedrag uitkeren ter grootte van tweehonderdduizend euro (€ 200.000,00).)”
2.6.
Bij akte van 3 juni 2022 hebben vader en [de vrouw] hun huwelijkse voorwaarden gewijzigd in die zin dat het in 2.5 van dit vonnis vermelde artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden is geschrapt.
2.7.
De kinderen hebben op 16 augustus 2022 ten laste van vader conservatoir beslag laten leggen op de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in [woonplaats] .

3.Het geschil

De vorderingen van de kinderen
3.1.
De kinderen vorderen, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
I. de volgende drie personen tot deskundige benoemt:
- mevrouw M. Nieboer, register makelaar taxateur en werkzaam bij Teer Makelaars Uitgeest, ter waardering van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , kadastraal bekend als [woonplaats] [kadastrale aanduiding] , per 26 mei 2009;
- de heer E.F. Bakker, register taxateur en werkzaam bij KRK Taxaties & Advies B.V., ter waardering van het bedrijfspand aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , kadastraal bekend als [woonplaats] [kadastrale aanduiding] , per 26 mei 2009;
- de heer C. Denneboom, register valuator en register adviseur bedrijfsopvolging en werkzaam bij ValuePro Haarlem B.V., ter waardering van de aandelen in moedermaatschappij [bedrijf] Holding B.V. per 26 mei 2009, waaronder valt de waardering van de dochterondernemingen [bedrijf] B.V., [bedrijf] B.V. en Accountantskantoor [bedrijf] Castricum B.V.;
II. vader veroordeelt om, op straffe van een dwangsom, zijn medewerking te verlenen aan de waarderingen van de deskundigen, waaronder valt het verschaffen van toegang tot de woning en het bedrijfspand en het verstrekken van alle door de deskundigen benodigde informatie en administratie, met veroordeling van vader in de kosten van de deskundigen;
III. vader op straffe van een dwangsom veroordeelt tot afgifte van:
a. de tussen vader en erflaatster opgemaakt huwelijkse voorwaarden van 24 juni 1992;
b. de jaarrekeningen van [bedrijf] Holding B.V., [bedrijf] Pensioen B.V., [bedrijf] B.V. en Accountantskantoor [bedrijf] B.V. over de jaren 2005 tot en met 2009;
c. het saldo-overzicht per 26 mei 2009 van alle bankrekeningen van vader en erflaatster die behoren tot de (ontbonden) huwelijksgemeenschap of onder het verrekenbeding vallen, waaronder in ieder geval de in randnummer 29 van de dagvaarding genoemde bankrekeningen;
d. het saldo-overzicht per 26 mei 2009 van alle effecten / aandelen (rekeningen) van vader en erflaatster die behoren tot de (ontbonden) huwelijksgemeenschap of onder het verrekenbeding vallen, waaronder in ieder geval de in randnummers 31 tot en met 33 van de dagvaarding genoemde effecten / aandelen (rekeningen);
e. het saldo-overzicht per 26 mei 2009 van de rekening-courant met [bedrijf] Holding B.V.;
f. de notariële akte(n) van schenking(en) onder schuldigerkenning;
g. een schriftelijke opgave van alle overige activa van de nalatenschap zoals sieraden, kunstvoorwerpen, voertuigen, aandelen, verzekeringen etc.;
h. de factuur van de uitvaartkosten;
i. de aangifte inkomstenbelasting van vader en erflaatster over de jaren 2006 tot en met 2010;
IV. bepaalt dat, als vader niet over deze bescheiden beschikt of deze bescheiden niet verstrekt, dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van vader voor het opvragen van de ontbrekende bescheiden bij de betreffende instanties met veroordeling van vader in de kosten die daarmee gemoeid zijn;
V. de geldvorderingen van de kinderen vaststelt op de waarde van hun erfdeel;
VI. vader veroordeelt tot betaling van deze geldvordering;
VII. vader op straffe van een dwangsom veroordeelt tot afgifte aan de kinderen van een scan en/of kopie van de foto’s van erflaatster en de (kinder)foto’s van de kinderen,
Subsidiair en meer subsidiair
VIII. de geldvorderingen van de kinderen vaststelt op € 374.783,- per kind en meer subsidiair op € 237.698,- per kind;
IX. vader veroordeelt tot betaling van deze bedragen;
X. vader veroordeelt tot afgifte aan de kinderen van een scan en/of kopie van de foto’s van erflaatster en de (kinder)foto’s van de kinderen.
De tegenvorderingen van vader
3.2.
Vader heeft de volgende tegenvorderingen ingesteld. Hij vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de niet opeisbare geldvordering van de kinderen op vader betreffende hun erfdeel in de nalatenschap van erflaatster niet € 237.698,- voor ieder kind bedraagt maar € 183.486,- voor ieder kind, met bepaling dat vader met inachtneming van deze af te geven verklaring voor recht een correctieaangifte erfbelasting dient te doen;
II. het door de kinderen op 16 augustus 2022 ten laste van vader gelegde conservatoire beslag op de woning aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] , kadastraal bekend [woonplaats] [kadastrale aanduiding] , opheft.
3.3.
De kinderen en vader vinden over en weer dat de vorderingen van de ander(en) moeten worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank ingaan als dat voor de beoordeling van de vorderingen nodig is.

4.De beoordeling

4.1.
De nalatenschap van erflaatster is verdeeld door middel van de ouderlijke boedelverdeling die in het testament van erflaatster is opgenomen. Dit betekent dat alle goederen van de nalatenschap van erflaatster aan vader zijn toegedeeld onder de verplichting van vader om alle schulden van de nalatenschap te voldoen en dat de kinderen een geldvordering op vader hebben gekregen ter hoogte van het aan hen toekomende erfdeel. De vorderingen die partijen in deze procedure hebben ingesteld hebben grotendeels tot doel de hoogte van deze geldvorderingen vast te stellen. Daarbij is een belangrijk discussiepunt tussen partijen of deze geldvorderingen op vader opeisbaar zijn, met andere woorden: of de kinderen hun erfdeel nu al kunnen opeisen. De rechtbank zal in dit vonnis eerst de opeisbaarheid beoordelen en daarna de omvang van de erfdelen behandelen.
Hebben de kinderen een opeisbare vordering?
4.2.
De kinderen stellen dat hun erfdeel op 2 september 2016 opeisbaar is geworden door het huwelijk tussen vader en [de vrouw] . Volgens de kinderen zijn vader en [de vrouw] namelijk in artikel 10 van hun huwelijkse voorwaarden van 26 augustus 2016 een verrekenbeding overeengekomen. De kinderen wijzen erop dat in het testament van erflaatster het hertrouwen door vader op huwelijkse voorwaarden zonder uitsluiting van verrekenbedingen als een geval wordt genoemd waarin de geldvorderingen van de kinderen onmiddellijk opeisbaar worden.
4.3.
Vader betwist gemotiveerd dat de geldvorderingen van de kinderen opeisbaar zijn geworden door zijn huwelijk met [de vrouw] . Vervroegde uitbetaling van de erfdelen op grond van het testament is volgens vader niet aan de orde omdat het inmiddels geschrapte artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden geen effect heeft gehad omdat niet aan de voorwaarde van (tenminste) tien jaar huwelijk met [de vrouw] is voldaan. Daarnaast betoogt vader dat artikel 10 geen verrekenbeding inhoudt.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de geldvorderingen van de kinderen nog niet opeisbaar zijn. Volgens de hoofdregel in het testament (artikel D.3.) worden de erfdelen van de kinderen pas opeisbaar bij het overlijden van vader. De uitzondering van artikel D.3. sub c van het testament, op grond waarvan de erfdelen eerder opeisbaar worden en waarop de kinderen zich hebben beroepen, is niet van toepassing. De rechtbank legt hierna uit waarom.
4.5.
In artikel D.3. sub c van het testament is bepaald dat de geldvorderingen van de kinderen onmiddellijk opeisbaar worden als vader hertrouwt zonder het maken en handhaven van huwelijkse voorwaarden “inhoudende de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en van verrekenbedingen, met uitzondering van die ten aanzien van onverteerde inkomsten”. Vader en [de vrouw] zijn echter met elkaar getrouwd buiten iedere gemeenschap goederen (artikel 1 van de huwelijkse voorwaarden), terwijl met artikel 10 van de huwelijkse voorwaarden van 26 augustus 2016 geen verrekenbeding tot stand is gekomen. Artikel 10 bepaalt kort gezegd dat vader € 200.000,- aan [de vrouw] zal uitkeren als zij scheiden nadat het huwelijk tenminste tien jaar heeft geduurd. Daargelaten dat dit artikel is geschrapt ruim voordat de termijn van tien jaar was verstreken (en het dus geen enkel effect heeft gesorteerd), bevat artikel 10 geen tussen vader en [de vrouw] gemaakte afspraak om inkomen en/of vermogen met elkaar te verrekenen. Een dergelijke verrekeningsafspraak is niet in artikel 10 te lezen. Dat artikel 10 wel als een verrekeningsafspraak is bedoeld, hebben de kinderen onvoldoende gemotiveerd gesteld.
4.6.
Voor de vorderingen in deze zaak betekent dit dat de gevorderde uitbetaling van de erfdelen niet toewijsbaar is. De vorderingen van de kinderen onder (primair) 3.1.VI en (subsidiair) 3.1.IX zal de rechtbank in het eindvonnis afwijzen. Omdat vader naar de kinderen toe op dit moment geen betalingsverplichting heeft, dient het door de kinderen ten laste van vader gelegde beslag te worden opgeheven (zoals op de mondelinge behandeling van de kant van de kinderen is onderkend). De tegenvordering van vader onder 3.2.II acht de rechtbank dus toewijsbaar en deze zal in het eindvonnis worden toegewezen.
De omvang van het erfdeel van de kinderen
4.7.
Dat de kinderen hun erfdeel nog niet kunnen opeisen, wil niet zeggen dat de hoogte van de erfdelen niet vastgesteld kan worden. De rechtbank neemt daarbij het volgende tot uitgangspunt.
  • Het aan ieder van de kinderen toekomende erfdeel bedraagt ⅓ van het zuivere saldo van de nalatenschap van erflaatster (zie artikel C.1. sub d van het testament).
  • Om de omvang van de erfdelen van de kinderen vast te stellen, dient dus de samenstelling en omvang van de nalatenschap van erflaatster te worden bepaald. Bij het bepalen van de waarde van de nalatenschap gaat het op grond van de wet
  • Door het overlijden van erflaatster is het huwelijk tussen vader en erflaatster op 26 mei 2009 ontbonden. Niet in geschil is dat vader en erflaatster getrouwd waren op huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding. Dit betekent dat wat er bij einde huwelijk aanwezig was, wordt verrekend alsof vader en erflaatster in gemeenschap van goederen getrouwd waren.
  • De waarde van de nalatenschap komt daarmee dus neer op de helft van de waarde van de ontbonden huwelijksgemeenschap per 26 mei 2009.
4.8.
De rechtbank zal hierna nagaan welke bezittingen en schulden tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren en de waarde daarvan vaststellen, voor zover dat in dit stadium van de procedure mogelijk is. De rechtbank volgt vader niet in zijn betoog dat de waarde van de bezittingen en schulden al vaststaat omdat die waarde met de door vader gedane aangifte erfbelasting al door de erfgenamen in onderling overleg zou zijn vastgesteld. De aangifte erfbelasting heeft namelijk een fiscaal doel. De daarin opgenomen bedragen zijn niet zonder meer dezelfde bedragen als die waarop de bezittingen en schulden in het kader van de afwikkeling van nalatenschappen en ontbonden huwelijksgemeenschappen worden gewaardeerd. Bovendien heeft vader dit overleg in feite met zichzelf gevoerd (“met twee petten op”), namelijk in zijn hoedanigheden van erfgenaam en van wettelijk vertegenwoordiger van de (toen minderjarige) kinderen.
4.9.
De ontbonden huwelijksgemeenschap bestond op 26 mei 2009 uit de volgende bezittingen en schulden:
- ( deelnemingen in) ondernemingen;
- onroerende zaken;
- banksaldi en girotegoeden;
- aandelen en effecten;
- vorderingen;
- roerende zaken;
- leningen.
(Deelnemingen in) ondernemingen
4.10.
Vader was op 26 mei 2009 enig aandeelhouder van [bedrijf] Holding B.V. (hierna: de Holding). De Holding hield op dat moment alle aandelen in [bedrijf] Pensioen B.V. (hierna: [bedrijf] Pensioen) en 50% van de aandelen in Accountantskantoor [bedrijf] B.V. (hierna: Accountantskantoor [bedrijf] ). De rechtbank neemt verder als vaststaand aan dat Accountantskantoor [bedrijf] op 26 mei 2009 enig aandeelhouder was van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). De kinderen hebben namelijk gelijk dat dit blijkt uit de overgelegde kvk-historie van [bedrijf] in samenhang met de jaarstukken van Accountantskantoor [bedrijf] van 2008. Door vader is dit ook niet weersproken. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat Accountantskantoor [bedrijf] op 26 mei 2009 een deelneming had in Partex Zuid I. B.V. (hierna: Partex), omdat dit volgens de kinderen is af te leiden uit diezelfde jaarrekening van Accountantskantoor [bedrijf] en vader ook dit niet heeft weersproken. Het enige dat vader in verband met Partex heeft aangevoerd is dat de aandelen gecertificeerd zijn. Dat vader op 26 mei 2009 daarnaast nog (al dan niet indirect) aandelen bezat in Japa Castricum B.V. (hierna: Japa) hebben de kinderen echter onvoldoende gemotiveerd gesteld. Dit blijkt ook nergens uit en kan in ieder geval niet worden afgeleid uit het feit dat vader bestuurder is van Japa en Accountantskantoor [bedrijf] volgens haar jaarrekening van 2008 een rekening-courant- verhouding met Japa heeft.
4.11.
Dit leidt wat de (deelnemingen in) ondernemingen betreft tot de volgende conclusie.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren de aandelen van vader in de Holding (100%). De aandelen in [bedrijf] Pensioen (100%) en Accountantskantoor [bedrijf] (50%) behoren daar niet toe omdat de aandelen niet door vader maar door de Holding worden gehouden. Dat geldt ook voor de door Accountantskantoor [bedrijf] gehouden deelneming in Partex. De waarde van alle aandelen in [bedrijf] Pensioen en de waarde van 50% van de aandelen in Accountantskantoor [bedrijf] dienen in aanmerking te worden genomen bij de vaststelling van de waarde van de aandelen in de Holding. De waarde van de deelneming in Partex dient te worden betrokken bij de waarde van de betreffende aandelen in Accountantskantoor [bedrijf] . Waaruit die deelneming in Partex bestaat, is voor de rechtbank echter onduidelijk. Vader zal hierover bij akte duidelijkheid dienen te verschaffen door (met bewijsstukken onderbouwd) opgave te doen van de samenstelling (certificaten of aandelen) en de omvang van de deelneming in Partex.
4.12.
De rechtbank zal een deskundige benoemen om de aandelen in de Holding te waarderen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de door de deskundige te hanteren waarderingsgrondslag en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Als partijen het bepalen van de waarderingsgrondslag aan de deskundige willen overlaten, dan dienen zij dit in hun akte te vermelden.
4.13.
De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat de volgende vragen aan de te benoemen deskundige dienen te worden voorgelegd.
1. Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren alle aandelen in [bedrijf] Holding B.V., die door vader worden gehouden. Bij de waardering van deze aandelen dient de waarde van de in dit vonnis genoemde deelnemingen in [bedrijf] Pensioen B.V. en Accountantskantoor [bedrijf] Castricum B.V. in aanmerking te worden genomen, waarbij de waarde van de deelneming in Partex Zuid I B.V. bij de waarde van Accountskantoor [bedrijf] Castricum B.V. dient te worden betrokken. Welke waarderingsmethode is, tegen de achtergrond dat het hier gaat om de afwikkeling van een nalatenschap, ten aanzien van de aandelen in [bedrijf] Holding B.V. aan te merken als een gebruikelijke c.q. geschikte methode en waarom?
2. Wat was, uitgaande van die methode, de waarde van de aandelen in [bedrijf] Holding B.V. per 26 mei 2009, inclusief latente belastingen?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Onroerende zaken
4.14.
Verder behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (kadastraal bekend als [woonplaats] [kadastrale aanduiding] , hierna ook te noemen: de woning) en de onverdeelde helft van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (kadastraal bekend als [woonplaats] [kadastrale aanduiding] , hierna ook te noemen: het bedrijfspand). Het bedrijfspand, dat volgens de verklaring van vader op de mondelinge behandeling twee huisnummers heeft, werd ten tijde van het overlijden van erflaatster aan derden verhuurd (en wordt dat nog steeds). Volgens vader dienen de woning en het bedrijfspand op basis van de op 26 mei 2009 geldende WOZ-waarde te worden gewaardeerd. De kinderen zijn het daar niet mee eens. Zij vinden dat de woning en het bedrijfspand moeten worden gewaardeerd op de marktwaarde per 26 mei 2009, waarbij het bedrijfspand dient de worden gewaardeerd in verhuurde staat. De rechtbank zal de kinderen daarin volgen.
4.15.
De rechtbank zal een deskundige benoemen om de vrije verkoopwaarde van de woning per 26 mei 2009 vast te stellen. Daarnaast zal de rechtbank een deskundige benoemen om de waarde in het economisch verkeer van het bedrijfspand in verhuurde staat per 26 mei 2009 vast te stellen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de aan de deskundigen voor te leggen vragen.
4.16.
De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat de volgende vragen aan de te benoemen deskundigen dienen te worden voorgelegd.
1. Wat was op 26 mei 2009 de vrije verkoopwaarde van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (kadastraal bekend als [woonplaats] [kadastrale aanduiding] )?vraag voor de in verband met de woning te benoemen deskundige),
1. Wat was op 26 mei 2009 de waarde in verhuurde staat van het bedrijfspand gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (kadastraal bekend als [woonplaats] [kadastrale aanduiding] ) in het economisch verkeer?vraag voor de in verband met het bedrijfspand te benoemen deskundige)
,
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Deskundigen
4.17.
Vader heeft bezwaar gemaakt tegen de door de kinderen aangedragen deskundigen. Deze zouden volgens vader aan te merken zijn als partij-deskundigen omdat zij de kinderen hebben laten weten bereid te zijn om als deskundige op te treden. Dat enkele feit maakt de aangedragen personen echter nog geen partij-deskundigen. Omdat vader geen concreet gemotiveerd bezwaar heeft geuit tegen de aangedragen deskundigen en hij zelf geen deskundigen heeft aangedragen, is de rechtbank voornemens om tot deskundigen te benoemen: mevrouw M. Nieboer ter waardering van de woning, de heer E.F. Bakker ter waardering van het bedrijfspand en de heer C. Denneboom ter waardering van de aandelen. In zoverre is vordering 3.1.I dus toewijsbaar.
4.18.
De rechtbank zal in het vonnis waarin de deskundigen worden benoemd bepalen dat, zoals te doen gebruikelijk en zonder oplegging van een dwangsom, partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken als deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek. Dit betekent bijvoorbeeld dat als de deskundige om bepaalde jaarrekeningen verzoekt, vader deze aan de deskundige zal dienen te verstrekken. De door de kinderen in 3.1.III.b gevorderde afgifte van de jaarrekeningen (de jaarrekeningen over 2008 zijn al overgelegd), is daarom niet toewijsbaar.
4.19.
Uit artikel C.1 sub b en d van het testament leidt de rechtbank af de bedoeling dat [eiser] , [eiseres] en vader ieder ⅓ van de taxatie- en boedelkosten dragen. Daarin ziet de rechtbank voorshands aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundigen voor ⅓ deel voor rekening van vader te laten komen en voor ⅔ deel voor de kinderen. Omdat de kinderen op basis van een toevoeging procederen, zal aan hen geen voorschot worden opgelegd. Alleen de vader zal zijn ⅓ deel van het voorschot moeten betalen.
Banksaldi en girotegoeden, aandelen en effecten
4.20.
Volgens vader behoren banksaldi en girotegoeden van in totaal € 208.369,- tot de ontbonden huwelijksgemeenschap. Daartoe heeft vader de volgende opsomming gegeven:
- [eiser] Rabo € 348,-
- [gedaagde] Rabo € 3.907,-
- [gedaagde] Postbank € 0
- [eiser] Spaarloon 487 € 0
- [eiser] Telesparen € 845,-
- [gedaagde] Spaarloon 606 € 0,-
- [gedaagde] Spaarloon 302 € 0,-
- [gedaagde] Spaarloon NIVRA € 1.379,-
- [gedaagde] Spaarloon CTZ € 1.455,-
- Rekeningen Alex € 435,-
- Argenta € 100.000,-
- Rabo VTS € 100.000,-
- Visa € 0,-
4.21.
Vader stelt dat daarnaast sprake was van effecten en aandelen met een waarde per 26 mei 2009 van in totaal € 63.903,-. Daarbij gaat het volgens vader om het volgende:
- 50% van de beurswaarde van de samen met zijn broer gehouden aandelen in AKZO Nobel, wat neerkomt op € 4.175,-;
- de beurswaarde van de aandelen of effecten in drie Fortis Fondsen van in totaal € 41.628,- (via Pershing);
- de beurswaarde van aandelen in zeven bedrijven van in totaal € 18.100,- (via de toen zo geheten Alex Bank).
4.22.
De kinderen hebben de samenstelling en omvang van de banksaldi, girotegoeden, effecten en aandelen betwist bij gebrek aan wetenschap. Zij betogen dat de samenstelling en omvang voor hen oncontroleerbaar is omdat deze door vader zijn opgegeven op basis van een overzicht dat hijzelf heeft gemaakt en de onderliggende bewijsstukken door vader tot nu toe niet zijn verstrekt. De rechtbank is het met de kinderen eens dat de samenstelling en omvang van deze vermogensbestanddelen op dit moment nog niet vaststaan. De vader zal de onderliggende saldo-overzichten per 26 mei 2009 in het geding dienen te brengen. De rechtbank zal de vorderingen van de kinderen in 3.1.III.c en 3.1.III.d in dit vonnis in zoverre toewijzen.
Vorderingen
4.23.
Verder behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap de volgende vorderingen:
- een rekening-courantvordering van vader op de Holding;
- een vordering van vader op (zijn vader) de heer [grootvader] (hierna: [grootvader] .) met betrekking tot schenkingen.
4.24.
Vader stelt dat voor de omvang van de rekening-courantvordering per 26 mei 2009 uitgegaan dient te worden van het saldo per 31 december 2008 (€ 5.049,-) omdat in rekening-courant, naar de rechtbank begrijpt, na 31 december 2008 slechts beperkte mutaties zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank is het met de kinderen eens dat hiervan niet zonder meer uitgegaan kan worden. Vader zal, met bewijsstukken onderbouwd, opgave dienen te doen van het saldo van de rekening-courantvordering per 26 mei 2009. De rechtbank zal de vordering van de kinderen in 3.1.III.e in zoverre dus toewijzen.
4.25.
De omvang van de vordering op [grootvader] . kan de rechtbank, wat de hoofdsom betreft, vaststellen. Vader heeft als bijlage 12a tot en met 12m dertien akten van schenking onder schuldigerkenning overgelegd. Uit deze akten blijkt dat vader van [grootvader] . (in totaal) € 332.267,30 geschonken heeft gekregen. [grootvader] . heeft vader deze schenkingen, te vermeerderen met rente, schuldig erkend. De akten bevatten een uitsluitingsclausule die er kort gezegd op neerkomt dat de schenkingen niet vallen in enige huwelijksgoederen-gemeenschap en die verrekening daarvan bij huwelijksverrekenbedingen uitsluit. Behalve als het gaat om de akten van 22 november 1994 (met een schenking van omgerekend
€ 20.420,10), 28 december 1993 (met een schenking van omgerekend € 13.613,40) en
30 december 1992 (met een schenking van omgerekend € 13.613,40), wordt aan de betreffende uitsluitingsclausule (bij wijze van uitzondering) toegevoegd dat als het huwelijk van vader door overlijden eindigt (zoals in dit geval), de waarde van het verkregene wel in de huwelijksgemeenschap of onder het huwelijksverrekenbeding valt. Op de mondelinge behandeling is dit door partijen onderkend.
4.26.
Dit betekent dat onder de ontbonden huwelijksgemeenschap valt een vordering van vader op [grootvader] . van in hoofdsom € 284.620,70. Welke rente en vanaf welke ingangsdatum rente gerekend moet worden, is onderbelicht gebleven. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich hierover bij akte uit te laten.
Roerende zaken
4.27.
Onderdeel van de ontbonden huwelijksgemeenschap is verder een auto (een Ford Galaxy, bouwjaar 2002) en inboedel. Partijen zijn het erover eens dat per 26 mei 2009 een waarde aan de auto toegekend kan worden van € 5.000,- en aan de inboedel een waarde van € 3.000,-.
Leningen
4.28.
Vader stelt dat hij ter financiering van de woning met zowel de Holding als met [grootvader] . een lening is aangegaan en dat de totale openstaande schuld van deze leningen op 26 mei 2009 € 801.996,- (€ 635.000,- schuld aan de Holding en € 166.996,- schuld aan de [grootvader] .) bedroeg. De onderliggende geldleningsovereenkomsten heeft vader als bijlage 14 en 15 overgelegd.
4.29.
De rechtbank vindt dat vader hiermee voldoende gemotiveerd heeft gesteld en onderbouwd dat hij deze leningen is aangegaan. De rechtbank is het echter eens met de kinderen dat de door vader opgegeven openstaande schuld per 26 mei 2009 nergens uit blijkt. Vader zal deze nader, met bewijsstukken, dienen te onderbouwen.
Afgifte overige bescheiden
4.30.
Om de kunnen nagaan of nog meer vermogensbestanddelen onder de ontbonden huwelijksgemeenschap vallen, vorderen de kinderen afgifte van de IB-aangiften van vader en erflaatster over de jaren 2006 tot en met 2010. Omdat erflaatster op 26 mei 2009 is overleden, zal de rechtbank deze vordering voor zover het de IB-aangifte over 2009 betreft toewijzen. De rechtbank geeft vader gelijk dat de kinderen hun belang bij de IB-aangiften over de andere jaren onvoldoende hebben gemotiveerd. Vordering 3.1.III.i zal de rechtbank in zoverre afwijzen.
4.31.
De in 3.1.III.g door de kinderen gevorderde afgifte van een schriftelijke opgave van vader van de overige bezittingen, zoals sieraden, kunstvoorwerpen, voertuigen, aandelen en verzekeringen etc. is te weinig concreet. Daarbij hebben de kinderen niet eens gesteld dat nog andere roerende zaken dan de in 4.27 van dit vonnis genoemde auto en inboedel onderdeel uitmaken van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Omdat de rechtbank in het dossier geen aanwijzingen heeft kunnen vinden dat (vorderingen op grond van) verzekeringen of andere aandelen dan de in 4.21 van dit vonnis bedoelde aandelen tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren, is deze vordering niet toewijsbaar.
4.32.
De rechtbank oordeelt dat de kinderen geen belang hebben bij afgifte van de factuur van de uitvaartkosten. De kosten bedroegen volgens vader € 10.608,-. Op de mondelinge behandeling is van de kant van de kinderen verklaard dat zij zich, gelet op de door vader gegeven nadere toelichting op de kosten, kunnen voorstellen dat dit de kosten van de uitvaart zijn geweest. De uitvaartkosten, die ieder van de erfgenamen voor ⅓ dienen te dragen, worden daarmee niet gemotiveerd betwist. Vordering 3.1.III.h zal de rechtbank dan ook afwijzen.
4.33.
De vorderingen van de kinderen die zien op de afgifte van de tussen vader en erflaatster opgemaakte huwelijkse voorwaarden en de akten van schenking onder schuldigerkenning (vorderingen 3.1.III. a en f) zal de rechtbank afwijzen. Deze documenten zijn namelijk al door vader in het geding gebracht (bij conclusie van antwoord).
Foto’s
4.34.
Partijen hebben met betrekking tot de foto’s op de mondelinge behandeling een regeling getroffen. Over vorderingen 3.1.VII en 3.1.X van de kinderen hoeft de rechtbank daarom niet meer te beslissen.
Vervolg procedure
4.35.
Voor het verdere verloop van deze procedure geldt, het voorgaande samenvattend, dus dat:
  • partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de aan de deskundigen te stellen vragen en, wat de (deelnemingen in) ondernemingen betreft, over de door de deskundige te hanteren waarderingsgrondslag (4.12 en 4.15 van dit vonnis);
  • partijen wordt verzocht om zich bij deze akte ook uit te laten over de vraag welke rente en vanaf welke ingangsdatum rente dient te worden berekend over de vordering op [grootvader] . van € 284.620,70 (4.26 van dit vonnis);
  • vader dient ter gelegenheid van de door hem te nemen akte saldo-overzichten te overleggen van de in 4.20 van dit vonnis genoemde bankrekeningen en girotegoeden en van de in 4.21 van dit vonnis bedoelde effecten en aandelen per
26 mei 2009 (4.22 van dit vonnis);
 vader dient in de door hem te nemen akte, met bewijsstukken onderbouwd, opgave te doen van: (i) de samenstelling en omvang van de deelneming in Partex (4.11 van dit vonnis), (ii); het saldo van de rekening-courantvordering op de Holding per
26 mei 2009 (4.24 van dit vonnis), (iii) de in verband met de woning per 26 mei 2009 openstaande schuld aan de Holding en aan [grootvader] . (4.29 van dit vonnis).
4.36.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
13 december 2023voor een door partijen te nemen akte uitlating zoals in 4.12, 4.15 en 4.26 van dit vonnis is omschreven,
5.2.
draagt vader op om dan opgave te doen overeenkomstig hetgeen de rechtbank in 4.35 van dit vonnis heeft overwogen en de in 4.35 van dit vonnis genoemde saldo-overzichten te overleggen,
5.3.
veroordeelt vader om aan de kinderen af te geven een afschrift van de IB-aangifte over 2009 van vader en erflaatster,
5.4.
verklaart dit vonnis, wat betreft de veroordeling in 5.3, uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op
15 november 2023.
type: NBI
coll:

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 4:1167 (oud) BW
2.op grond van artikel 4:6 BW