ECLI:NL:RBNHO:2023:11687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
15/211509.19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel in het kader van Tikkiefraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meervoudige oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel. De verdachte en zijn mededader deden zich voor als potentiële kopers van goederen die op Marktplaats werden aangeboden. Na het sluiten van de koop vroegen zij de verkopers om ter verificatie één cent over te maken. Vervolgens stuurden zij een valse link voor een betaalverzoek via de applicatie Tikkie, waarop de verkopers klikten en hun inloggegevens invulden. Hierdoor verkregen de verdachte en zijn mededader toegang tot de bankgegevens van de slachtoffers en hun digitale bankomgeving. Vanuit deze omgevingen werd geld overgeschreven naar andere rekeningen of werden online goederen besteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel, meermalen gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en zijn eerdere veroordelingen. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen, waaronder de ING Bank, deels toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard worden, aangezien deze zijn gebruikt bij de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/211509.19 (P)
Uitspraakdatum: 21 november 2023
Tegenspraak ex art. 279 Wetboek van Strafvordering (Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Klein en van wat de raadsvrouw van de verdachte, mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 te Kampen en/of Gouda en/of Overveen, gemeente Bloemendaal, althans (telkens) (in ieder geval) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een ander) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(ongeveer) 100, althans 38, althans een of meer (vele) (al dan niet onbekend gebleven) personen, waaronder in ieder geval
[naam persoon 1] (op of rond 24 februari 2019 te Leeuwarden), en/of;
[naam persoon 2] (op of rond 3 april 2019 te Amsterdam), en/of;
[naam persoon 3] (op of rond 6 april 2019 te Breda), en/of;
[naam persoon 4] (op of rond 7 april 2019 te ’t Zand,
[naam persoon 5] (op of rond 3 mei 2019 te Overveen, gemeente Bloemendaal), en/of;
[naam persoon 6] (in of omstreeks de periode van 8 tot en met 12 juni te Ouderkerk aan den IJssel), en/of;
[naam persoon 7] (op of rond 14 juni 2019 te Wijchen), en/of;
[naam persoon 8] (op of rond 24 juni 2019 te Harderwijk), en/of;
[naam persoon 9] (op of rond 2 juli 2019 te Vlaardingen), en/of;
[naam persoon 10] (op of rond 23 augustus te Goirle), en/of;
[naam persoon 11] (op of rond 25 augustus 2019 te Purmerend);
(heimelijk) heeft bewogen tot afgifte van enig goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of tot het beschikking stellen van gegevens, namelijk tot het verlenen van (online) toegang tot hun (online) (bancaire) betaalomgeving(en) en/of tot het verstrekken en/of tot afgifte van inloggegevens van de/hun (online) (bancaire) betaalomgeving(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen (telkens),
- zich voorgedaan als bonafide (potentiële) koper (Bas en/of Bas Janssens) van (een) door de voornoemde personen (op Marktplaats.nl) aangeboden product(en);
- gevraagd om rekeninggegevens van voornoemde personen;
- een of meerdere (valse) “Tikkie” link(s) verzonden naar die personen/aangever(s) en/of die personen gevraagd/uitgenodigd 1 cent over te maken en/of op die link te klikken (, waarna deze personen hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens (moesten) invoer(d)en (op een valse bankwebsite));
waardoor voornoemde personen werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 te Kampen en/of Gouda en/of Amsterdam en/of Leeuwarden en/of Ouderkerk aan den IJssel en/of Wijchen en/of Harderwijk en/of Vlaardingen en/of Goirle en/of Purmerend en/of Overveenm gemeente Bloemendaal, althans (telkens) (in ieder geval) in Nederland,
(telkens)
tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk in (een) geautomatiseerd(e) werk(en) voor opslag of verwerking van gegevens, te weten (een) server(s) en/of (een) netwerk(en), althans de online betaalomgeving(en), althans een of meer de(e)l(en) daarvan, van de ABN Amro bank, ING, Rabobank en/of een andere bank, en/of van ongeveer 100, althans een of meer (vele) (al dan niet onbekend gebleven) perso(o)n(en), waaronder in ieder geval [naam persoon 1] en/of [naam persoon 6] [naam persoon 7] en/of [naam persoon 8] en/of [naam persoon 9] en/of [naam persoon 10] en/of [naam persoon 11] en/of [naam persoon 12] en/of [naam persoon 13] en/of [naam persoon 14] en/of [naam persoon 15] en/of [naam persoon 5] en/of [naam persoon 4] en/of [naam persoon 2] en/of [naam persoon 3] , althans aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(een of meermalen) is binnengedrongen,
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens), toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met hulp van valse signalen en/of valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordoend als bonafide koper(s) (telkens) één een of meerdere (valse) ‘Tikkie” link(s) verzonden naar voornoemde personen, waarbij een of meer van deze personen naar (een) (valse) (phishing) website(s) werd(en) geleid, waarna voornoemde personen de/hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens (moesten) invoer(d)en, waardoor/waarna een of meer inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens van voornoemde personen zijn opgevangen/afgevangen en/of achterhaald,
waarna verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens (telkens) op voornoemd(e) geautomatiseerd(e) werk(en) heeft/hebben ingelogd met die aldus verkregen gegevens (als ware hij/zij de rechthebbende(n) op dat/die werk(en));
3
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 te Kampen en/of Gouda en/of Amsterdam en/of Leeuwarden en/of Ouderkerk aan den IJssel en/of Wijchen en/of Harderwijk en/of Vlaardingen en/of Goirle en/of Purmerend en/of Overveen, gemeente Bloemendaal, althans (telkens) (in ieder geval) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (enig(e)) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (ongeveer) 37, althans een of meer (vele) (al dan niet onbekend gebleven) perso(o)n(en), waaronder in ieder geval
[naam persoon 1] (te weten (opgeteld) EUR 503,01), en/of;
[naam persoon 6] (te weten EUR 606,00 en/of EUR 121,00), en/of;
[naam persoon 7] (te weten EUR 202,00), en/of;
[naam persoon 8] (te weten EUR 25,90 en/of EUR 25,90 en/of EUR 25,90), en/of;
[naam persoon 10] (te weten EUR 50,90 en/of 50,90 en/of 50,90), en/of;
[naam persoon 11] (te weten EUR 180,00), en/of;
[naam persoon 5] (te weten (ongeveer) EUR 446,67), en/of;
[naam persoon 4] (te weten (ongeveer) EUR 1 186,50), en/of;
[naam persoon 2] (te weten EUR 335,00), en/of;
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten (heimelijk) door phishing verkregen (bancaire) inloggegegeven(s) van voornoemde personen en/of een of meer telefoon(s) (welke via ApplePAY aan de rekeningen van die personen was/waren gekoppeld) (welke (daardoor) als betaalpas functioneerde(n));

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit primair op het standpunt gesteld dat slechts de oplichting van aangevers [naam persoon 1] , [naam persoon 2] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 10] en [naam persoon 11] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de oplichting slechts in 23 zaken wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, waaronder de zaken van bovengenoemde aangevers.
Ten aanzien van de onder 1 genoemde aangevers [naam persoon 3] en [naam persoon 9] is vrijspraak voor de ten laste gelegde oplichting verzocht. Er is sprake van een poging tot oplichting, hetgeen niet ten laste is gelegd. Ten aanzien van aangever [naam persoon 6] is betoogd dat vrijspraak dient te volgen, nu het telefoonnummer waarmee [naam persoon 6] is benaderd en het gebruikte IP-adres niet aan de verdachte zijn te linken. Ten aanzien van de overige aangiften die niet nader in de tenlastelegging zijn omschreven heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen bewezenverklaring kan volgen ten aanzien van aangevers [naam persoon 16] , [naam persoon 17] , [naam persoon 18] , [naam persoon 19] , [naam persoon 3] , [naam persoon 20] , [naam persoon 21] en [naam persoon 22] .
De verdediging heeft zich met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde computervredebreuk ten aanzien van de aangevers [naam persoon 2] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 10] en [naam persoon 11] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Naar de mening van de verdediging dient de verdachte te worden vrijgesproken van de gestelde computervredebreuk ten aanzien van de personen [naam persoon 3] , [naam persoon 9] , [naam persoon 6] , [naam persoon 1] , [naam persoon 12] , [naam persoon 13] , [naam persoon 14] , [naam persoon 15] .
De verdediging heeft zich met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde diefstal ten aanzien van aangevers [naam persoon 2] , [naam persoon 7] , [naam persoon 8] , [naam persoon 10] , [naam persoon 11] , [naam persoon 5] en [naam persoon 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Naar het oordeel van de verdediging dient partiële vrijspraak te volgen ten aanzien van aangever [naam persoon 6] en de in de tenlastelegging opgenomen vele onbekend gebleven personen.
Tot slot heeft de verdediging zich aangaande het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat op basis van het onderliggende dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] . De verdachte dient dan ook partieel vrij te worden gesproken van het ten laste gelegde ‘medeplegen’.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
In het dossier bevinden zich meerdere aangiftes van zogenaamde Tikkiefraude. In de aangiftes wordt telkens naar voren gebracht hoe de aangevers – nadat zij een advertentie op marktplaats.nl hadden geplaatst – via een telefoonnummer op Whatsapp door een persoon zijn benaderd. Hierbij werd door de ‘geïnteresseerde’ veelvuldig de naam ‘Bas’ of ‘Bas Janssens’ gebruikt. Vervolgens werd een prijs over het aangeboden product overeengekomen, waarna de aangevers door middel van een naar later bleek valse Tikkie-link door die ‘geïnteresseerde’ werden verzocht een betaling van 0,01 eurocent te doen ter verificatie van hun persoon. Door op de link te klikken en hun inloggegevens in te voeren, stelden de aangevers nietsvermoedend hun bankgegevens ter beschikking aan de oplichter(s). Als gevolg hiervan werd bij een deel van de aangevers in totaal voor duizenden euro’s van de verschillende bankrekeningen gehaald. Het daaropvolgende onderzoek wijst in de richting van de verdachte op basis van de bij de oplichtingen gebruikte telefoonnummers en het IP-adres [IP-adres verdachte] , waarmee blijkens de aangifte van de ING bank en de daarbij als bijlage toevoegde inloglijst (hierna: inloglijst) bij een groot aantal klanten wederrechtelijk is ingelogd in hun online bancaire omgeving.
De verdachte wil – blijkens de door zijn raadsvrouw ter terechtzitting voorgedragen schriftelijke verklaring – zijn volledige schuld erkennen. De raadsvrouw heeft ter zitting toegelicht dat de verdachte wegens het verstrijken van de tijd niet specifiek kan aangeven ten aanzien van welke personen hij de feiten heeft gepleegd. De rechtbank overweegt, met inachtneming van het hiervoor onder 3.2 weergegeven standpunt van de verdediging, als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van de Alcatel 1X (met imeinummer [imeinummer 1] ), de iPhone X (met imeinummer [imeinummer 2] ) en daarmee ook van de bij meerdere oplichtingen gebruikte telefoonnummers, waaronder [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
De bewijsmiddelen bieden tevens voldoende steun voor het oordeel van de rechtbank dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van het IP-adres [IP-adres verdachte] (hierna: IP-adres verdachte), vanaf welk adres is ingelogd in de online bancaire omgeving van meerdere aangevers en andere personen dan die van de verdachte, zijn (ex)vriendin en haar moeder.
Conclusies ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank komt gelet op vorenstaande vaststelling ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde oplichting tot een bewezenverklaring in die gevallen dat sprake is van een aangifte (met bovenomschreven modus operandi) en blijkens de inloglijst tevens een geregistreerde inlog in de online bancaire omgeving van aangever vanaf het IP-adres van de verdachte. [1]
Ook de ten laste gelegde oplichting van [naam persoon 1] acht de rechtbank bewezen op basis van de aangifte (met bovenomschreven modus operandi), de afschrijving van een e-ticket bij de NS groep en de herkenning van de verdachte op de camerabeelden van de NS.
Verder komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van oplichting in die gevallen dat sprake is van een aangifte (met bovenomschreven modus operandi) en uit die aangifte blijkt dat bij de oplichtingshandelingen een telefoonnummer is gebruikt waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte daarvan de gebruiker is geweest. [2]
De rechtbank kan de verdediging niet volgen in haar stelling dat ten aanzien van [naam persoon 3] en [naam persoon 9] sprake zou zijn van een (niet ten laste gelegde) poging tot oplichting. De verdediging lijkt hiermee te miskennen dat de tenlastelegging zodanig is geredigeerd dat sprake is van een voltooide oplichting indien aangever is bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het verstrekken en/of tot afgifte van inloggegevens van zijn online bancaire betaalomgeving. De omstandigheid dat bij aangevers [naam persoon 3] en [naam persoon 9] geen geld is weggenomen staat aan een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde oplichting dan ook niet in de weg. Dit geldt ook voor aangever [naam persoon 16] .
De opmerkingen van de verdediging ten aanzien van aangevers [naam persoon 20] , [naam persoon 21] en [naam persoon 22] kan de rechtbank evenmin volgen, nu de aangiftes van deze personen in het dossier aanwezig zijn zoals vermeld in de bewijsmiddelenbijlage. Ten aanzien van de door de verdediging genoemde personen [naam persoon 17] , [naam persoon 18] en [naam persoon 19] merkt de rechtbank op dat geen aangifte in het dossier aanwezig is, maar slechts een politiemutatie en de bewezenverklaring derhalve niet ziet op deze personen. De rechtbank acht anders dan de verdediging de oplichting van [naam persoon 6] bewezen, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de in de aangifte genoemde telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] ten tijde van de oplichtingshandelingen in de Alcatel 1X telefoon in gebruik bij de verdachte zaten.
Voor het overige geldt dat, hoewel blijkens de inloglijst bij nog meer ING-klanten in hun online bancaire bankomgeving is ingelogd vanaf het IP-adres van de verdachte, de rechtbank zonder aangiften niet kan vaststellen of, op welke wijze en wanneer deze personen voorafgaand aan deze inlog door de verdachte zijn opgelicht. De stelling van de officier van justitie dat het inloggen in de online bancaire omgeving van deze personen enkel mogelijk was na oplichting door de verdachte en/of zijn mededader vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen en gaat overigens in zijn algemeenheid niet op.
Conclusies ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde computervredebreuk is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bewezenverklaring ten aanzien van die personen die aangifte hebben gedaan en waarbij blijkens de inloglijst is ingelogd in hun online bancaire omgeving vanaf het IP-adres van de verdachte. [3]
Voorts acht de rechtbank de computervredebreuk ten aanzien van de personen [naam persoon 15] , [naam persoon 12] , [naam persoon 13] en [naam persoon 14] bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit het dossier (pagina 621) voldoende blijkt dat vanaf het IP-adres van de verdachte in de ten laste gelegde periode bij voornoemde personen wederrechtelijk is ingelogd.
De rechtbank is van oordeel dat geen bewezenverklaring van computervredebreuk kan volgen voor de overige op de inloglijst vermelde personen. Blijkens de aangifte van de ING bank ziet de inloglijst op een ruimere periode dan de ten laste gelegde periode en de inloglijst maakt geen afzonderlijke melding van de data waarop is ingelogd in de online bancaire omgeving van de op de lijst vermelde personen. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen of de inlogs van het IP-adres van de verdachte op de online bancaire omgevingen van personen die hiervan geen aangifte hebben gedaan, wel in de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden.
Conclusies ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde diefstal met behulp van een valse sleutel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring in het geval sprake is van een met de inloglijst corresponderende aangifte. [4] Dit geldt niet voor aangever [naam persoon 16] , omdat uit zijn aangifte volgt dat er geen geld van hem is weggenomen.
Daarnaast acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal door middel van valse sleutel bewezen in die gevallen dat uit de aangifte is gebleken dat door een ander geld van de rekening van aangever is afgehaald, terwijl bij de daaraan voorafgaande oplichtingshandelingen een telefoonnummer van de verdachte is gebruikt. [5]
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de ten laste gelegde feiten betreffende aangevers [naam persoon 2] , [naam persoon 4] , [naam persoon 3] , [naam persoon 5] en [naam persoon 23] voldoende blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] . De rechtbank stelt in dit verband vast dat ten aanzien van [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] en [naam persoon 5] uit het dossier volgt dat zij telefonisch zijn benaderd door medeverdachte [naam medeverdachte] waarna is ingelogd op hun online bancaire omgeving vanaf het IP-adres van de verdachte. Aangever [naam persoon 23] is telefonisch benaderd door de verdachte en blijkens gevorderde gegevens van bol.com zijn vanaf het IP-adres in gebruik bij medeverdachte [naam medeverdachte] voor een totaalbedrag van € 485,00 van de rekening van aangever [naam persoon 23] bestellingen bij bol.com gedaan.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de ten laste gelegde oplichting en/of computervredebreuk en/of diefstal van voornoemde aangevers. De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op de verklaringen van [naam getuige] die onder meer heeft verklaard over een samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] bij het plegen van oplichten van mensen die een advertentie hadden geplaatst op Marktplaats.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat geen sprake is van medeplegen ten aanzien van de computervredebreuk (feit 2) bij [naam persoon 12] , [naam persoon 13] , [naam persoon 14] en [naam persoon 15] . De enkele omstandigheid dat bij deze personen binnen een kort tijdsbestek is ingelogd in hun online bancaire omgeving vanaf het IP-adres van de verdachte en het IP-adres in gebruik bij medeverdachte [naam medeverdachte] is onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking bij deze inlogs bewezen te verklaren. De rechtbank betrekt hierbij dat uit het dossier volgt dat de verdachten in het merendeel van de zaken onafhankelijk van elkaar hebben gewerkt.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij, op tijdstippen in de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen vijf personen, waaronder in ieder geval
[naam persoon 2] (op of rond 3 april 2019 te Amsterdam), en/of;
[naam persoon 3] (op of rond 6 april 2019 te Breda), en/of;
[naam persoon 4] (op of rond 7 april 2019 te ’t Zand, en/of
[naam persoon 5] (op of rond 3 mei 2019 te Overveen, gemeente Bloemendaal),
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het verstrekken en/of tot afgifte van inloggegevens van hun online bancaire betaalomgeving, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk meermalen,
- zich voorgedaan als bonafide koper (Bas en/of Bas Janssens) van een door de voornoemde personen (op Marktplaats.nl) aangeboden product;
- gevraagd om rekeninggegevens van voornoemde personen;
- een of meerdere (valse) “Tikkie” link(s) verzonden naar die personen/aangever(s) en/of die personen gevraagd/uitgenodigd 1 cent over te maken en/of op die link te klikken;
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte
en
hij, op tijdstippen in de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 in Nederland,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen dertig personen, waaronder in ieder geval
[naam persoon 1] (op of rond 24 februari 2019 te Leeuwarden), en/of;
[naam persoon 6] (in of omstreeks de periode van 8 tot en met 12 juni te Ouderkerk aan den IJssel), en/of;
[naam persoon 7] (op of rond 14 juni 2019 te Wijchen), en/of;
[naam persoon 8] (op of rond 24 juni 2019 te Harderwijk), en/of;
[naam persoon 9] (op of rond 2 juli 2019 te Vlaardingen), en/of;
[naam persoon 10] (op of rond 23 augustus te Goirle), en/of;
[naam persoon 11] (op of rond 25 augustus 2019 te Purmerend);
heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of tot het verstrekken en/of tot afgifte van inloggegevens van hun online bancaire betaalomgeving, hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk meermalen,
- zich voorgedaan als bonafide koper (Bas en/of Bas Janssens) van een door de voornoemde personen (op Marktplaats.nl) aangeboden product;
- gevraagd om rekeninggegevens van voornoemde personen;
- een of meerdere (valse) “Tikkie” link(s) verzonden naar die personen/aangever(s) en/of die personen gevraagd/uitgenodigd 1 cent over te maken en/of op die link te klikken;
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk en wederrechtelijk in (een) geautomatiseerd(e) werk(en) van de online betaalomgeving van de ING van [naam persoon 5] en/of [naam persoon 4] en/of [naam persoon 2] en/of [naam persoon 3] , is binnengedrongen,
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader (telkens), toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordoend als bonafide koper(s) (telkens) één een of meerdere (valse) ‘Tikkie” link(s) verzonden naar voornoemde personen, waarbij een of meer van deze personen naar (een) (valse) (phishing) website(s) werd(en) geleid, waarna voornoemde personen de/hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens invoer(d)en, waardoor/waarna een of meer inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens van voornoemde personen zijn opgevangen/afgevangen en/of achterhaald,
waarna verdachte en/of zijn mededader vervolgens op voornoemd(e) geautomatiseerd(e) werk(en) heeft/hebben ingelogd met die aldus verkregen gegevens (als ware hij/zij de rechthebbende(n) op dat/die werk(en));
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk in (een) geautomatiseerd(e) werk(en) van de online betaalomgeving van de ING van 34 personen, waaronder [naam persoon 1] en/of [naam persoon 8] en/of [naam persoon 9] en/of [naam persoon 10] en/of [naam persoon 11] en/of [naam persoon 12] en/of [naam persoon 13] en/of [naam persoon 14] en/of [naam persoon 15] , is binnengedrongen,
waarbij hij, verdachte (telkens), toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid;
3
hij, op tijdstippen in de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) toebehorende aan vier personen, waaronder in ieder geval
[naam persoon 5] (te weten EUR 446,67), en/of;
[naam persoon 4] (te weten EUR 786,50), en/of;
[naam persoon 2] (te weten EUR 335,00), en/of;
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten door phishing verkregen bancaire inloggegevens van voornoemde personen
en
hij, op tijdstippen in de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 september 2019 in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) toebehorende aan personen, waaronder in ieder geval
[naam persoon 1] (te weten (opgeteld) EUR 503,01), en/of;
[naam persoon 6] (te weten EUR 606,00 en EUR 121,00), en/of;
[naam persoon 7] (te weten EUR 202,00), en/of;
[naam persoon 8] (te weten EUR 25,90 en EUR 25,90 en EUR 25,90), en/of;
[naam persoon 10] (te weten EUR 50,90 en 50,90 en 50,90), en/of;
[naam persoon 11] (te weten EUR 180,00), , waarbij hij de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten door phishing verkregen bancaire inloggegevens van voornoemde personen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Voor de leesbaarheid heeft de rechtbank de tenlastelegging voor alle feiten uitgesplitst voor zover het medeplegen en alleen plegen betreft. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd en oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd en computervredebreuk, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd en diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte een geldboete van tienduizend euro moet worden opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de overschrijding van de redelijke termijn. Gelet hierop moet volgens de verdediging een gevangenisstraf worden opgelegd die de duur van het reeds ondergane voorarrest niet overstijgt, eventueel aangevuld met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander meermalen schuldig gemaakt aan oplichting, computervredebreuk en diefstal. Zij deden zich voor als potentiële kopers van goederen die op Marktplaats werden aangeboden. Nadat de koop gesloten was, vroegen zij de verkopers of zij ter verificatie één cent wilden overmaken. Vervolgens stuurden zij een valse link voor een betaalverzoek via de applicatie Tikkie, waar door de verkopers op werd geklikt en (inlog)gegevens werden ingevuld. Op deze manier kregen de verdachte en zijn mededader op slinkse wijze beschikking over de bankgegevens van de slachtoffers en toegang tot hun digitale bankomgeving. Vervolgens werd vanuit de bankomgevingen van de slachtoffers geld overgeschreven naar andere bankrekeningen of werden (online) goederen besteld. Deze strafbare feiten brengen naast (financiële) schade bij de tientallen slachtoffers, ook veel schade toe aan het algehele vertrouwen in het online betalingsverkeer en systeem.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 september 2023, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij de straftoemeting. Daarnaast is de verdachte na de bewezenverklaarde feiten (nog niet onherroepelijk) tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld.
Strafoplegging
Gelet op de aard, ernst en de omvang van de strafbare feiten acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 23 maanden. Daarnaast is sprake van toepassing van artikel 63 Sr. De rechtbank ziet in deze factoren aanleiding tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast een geldboete aan de verdachte op te leggen zoals door de officier van justitie is gevorderd.

7.Beslag

In beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • 1 STK Jas (Omschrijving: zwart, merk: Mooze Knuckles);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: lebara);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: tele 2);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: Goednummer: 576707, Lebara);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: Goednummer: 576696, Lebara).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard, aangezien de strafbare feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden verbeurd verklaard. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten met behulp van de inbeslaggenomen simkaarten zijn begaan. Voorts is gebleken dat de inbeslaggenomen jas uit baten van de onder 3.4 bewezenverklaarde feiten is verkregen.

8.Vordering benadeelde partijen

8.1
ING Bank N.V.
De vordering
De benadeelde partij ING Bank N.V. (hierna: ING) heeft een vordering tot schadevergoeding van € 18.676,63 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het bedrag dat zij aan door de Tikkiefraude getroffen rekeninghouders heeft vergoed en onderzoekskosten. De vordering is als volgt samengesteld:
Dossiers gerelateerd aan IP-adres [IP-adres verdachte]
Schadevergoeding uitgekeerd aan klanten: € 5.495,70
Onderzoekskosten: € 2.880,00
Dossiers gerelateerd aan IP-adres [IP-adres medeverdachte]
Schadevergoeding uitgekeerd aan klanten: € 3.897,48
Onderzoekskosten: € 960,00
Overige dossiers
Schadevergoeding uitgekeerd aan klanten: € 4.963,45
Onderzoekskosten: € 480,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering (hoofdelijk) moet worden toegewezen tot een bedrag van € 13.233,18, zijnde de uitgekeerde schade en onderzoekskosten die betrekking hebben op de strafbare feiten die zijn gepleegd via de twee hierboven genoemde IP-adressen. ING heeft niet onderbouwd dat de gevallen die zijn opgenomen in de overige dossiers zijn toe te rekenen aan de verdachte, zodat ING in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel te matigen. Op het verweer van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat de vordering moet worden afgewezen omdat onvoldoende duidelijk is tegen welke verdachte de vordering is gericht. De vordering is ingediend in de zaak van de verdachte (en de medeverdachte) en uit de inhoud van de vordering kan ook worden afgeleid dat deze (mede) tegen hem is gericht.
De verdachte is veroordeeld voor (het medeplegen van) Tikkiefraude, waarbij aankopen zijn betaald met de bankrekeningen van klanten van ING. Voor zover ING haar klanten heeft gecompenseerd voor de op die manier weggenomen geldbedragen, is dat naar het oordeel van de rechtbank het rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten.
Dossiers gerelateerd aan IP-adres [IP-adres verdachte]
Het eerste deel van de vordering ziet op een schadebedrag van in totaal € 5.495,70 dat ING heeft uitgekeerd aan klanten bij wie is ingelogd op de digitale bankomgeving vanaf het IP-adres [IP-adres verdachte] . ING heeft een lijst opgesteld (dossierpagina’s 312 en 313) waarin zij aangeeft welke klanten dit betreft en voor welke bedragen zij deze klanten heeft gecompenseerd. De rechtbank zal dit deel van de vordering alleen toewijzen ten aanzien van de ING-klanten van wie bewezen is verklaard dat de verdachte (al dan niet samen met een ander) geld heeft weggenomen (feit 3). Dit betreft de volgende ING-klanten:
  • [naam persoon 2] € 335,21
  • [naam persoon 5] € 446,43
  • [naam persoon 8] € 77,70
  • [naam persoon 11] € 180,00
  • [naam persoon 24] € 204,00
  • [naam persoon 25] € 319,75
  • [naam persoon 26] € 283,50
  • [naam persoon 27] € 220,95
  • [naam persoon 28] € 50,00
  • [naam persoon 29] € 284,97
  • [naam persoon 30] € 224,00
  • [naam persoon 31] € 297,00
  • [naam persoon 32] € 335,94
  • [naam persoon 33] € 287,95
  • [naam persoon 22] € 313,96
  • [naam persoon 34] € 76,50
  • [naam persoon 35] € 46,50
  • [naam persoon 21] € 309,69
  • [naam persoon 36] € 77,70
  • [naam persoon 37] € 51,80
  • [naam persoon 38] € 77,70
  • [naam persoon 39] € 201,00
  • [naam persoon 40] € 77,70
  • [naam persoon 20] € 103,60
Totaal: € 4.883,55
Ten aanzien van de andere op de ING-lijst genoemde personen heeft de rechtbank niet bewezen geacht dat de verdachte geld van hen heeft weggenomen. Daarom komt de vordering niet voor vergoeding in aanmerking voor zover deze daarop betrekking heeft.
Het verweer dat bewijs ontbreekt dat de hiervoor genoemde schade daadwerkelijk door ING is vergoed wordt gepasseerd, omdat uit nagenoeg alle aangiftes van de slachtoffers blijkt dat zij hun schade door de bank vergoed hebben gekregen.
ING vordert daarnaast een bedrag van € 2.880,00 aan onderzoekskosten (volgens de aangifte 24 uur a € 120,00 per uur). De verdediging heeft aangevoerd dat er geen bewijs is dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dat ING onderzoekskosten heeft gemaakt, vindt de rechtbank gelet op de bewezen verklaarde feiten en de manier waarop deze zijn gepleegd voldoende aannemelijk. De onderzoekskosten komen echter alleen voor vergoeding in aanmerking voor zover deze betrekking hebben op de bewezen verklaarde feiten, terwijl de werkzaamheden ook zien op fraudegevallen waarvoor de verdachte niet wordt veroordeeld. ING heeft geen uitsplitsing van de onderzoekskosten per fraudedossier gemaakt en het dossier biedt ook geen handvatten om een beredeneerde schatting te kunnen maken van de onderzoekskosten die in rechtstreeks verband staan tot de bewezenverklaarde feiten. Het vergt dus nader onderzoek om de hoogte van de (toewijsbare) onderzoekskosten vast te stellen, welk onderzoek naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat ING in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Gelet op het voorgaande zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 4.883,55. Een bedrag van € 781,64 daarvan zal hoofdelijk worden toegewezen, omdat bij de slachtoffers [naam persoon 2] en [naam persoon 5] sprake is geweest van medeplegen.
Dossiers gerelateerd aan IP-adres [IP-adres medeverdachte]
Het tweede deel van de vordering ziet op de compensatie die ING heeft uitgekeerd aan haar klanten [naam persoon 43] , [naam persoon 44] en [naam persoon 45] (in totaal € 3.897,48). In de digitale bankomgeving van deze ING-klanten was ingelogd via het IP-adres [IP-adres medeverdachte] , waarvan medeverdachte [naam medeverdachte] gebruik maakte. Omdat niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten en het wegnemen van geldbedragen van deze personen, zal de rechtbank ING niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. Hetzelfde geldt voor de onderzoekskosten die betrekking hebben op deze dossiers.
Overige dossiers
ING heeft in haar vordering niet toegelicht op welke gevallen dit onderdeel van haar vordering betrekking heeft en dit kan ook niet worden afgeleid uit het strafdossier. De rechtbank zal ING daarom ook niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4.883,55, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2020 (de datum van de aangifte) tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank ten aanzien van een bedrag van € 761,84 (vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor omschreven) bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal bepalen dat ING in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu een bank als ING wordt geacht zelf voor het innen van haar vordering te kunnen zorgdragen.
8.2
[benadeelde partij naam persoon 10]
De benadeelde partij [naam persoon 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 152,70 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het bedrag dat door de Tikkiefraude van zijn bankrekening is afgeschreven.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat niet duidelijk is of de schade al door ING is vergoed. Dit verweer slaagt niet. Uit het dossier blijkt dat door de verdachte is ingelogd op de digitale bankomgeving van de benadeelde partij via het IP-adres [IP-adres verdachte] . ING heeft een lijst opgesteld (dossierpagina’s 312 en 313) waarop is vermeld welk schadebedrag zij aan de getroffen klanten heeft vergoed. Op die lijst staat de benadeelde partij niet vermeld. Dit is een aanwijzing dat de schade van de benadeelde partij niet door de bank is vergoed. Hiertegenover heeft de verdediging haar verweer dat de benadeelde al door de bank zou zijn gecompenseerd onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met een valse sleutel) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
- 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 138ab, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Jas (Omschrijving: zwart, merk: Mooze Knuckles);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: lebara);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: tele 2);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: Goednummer: 576707, Lebara);
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: Goednummer: 576696, Lebara).
Vordering benadeelde partij ING Bank N.V.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
ING Bank N.V.geleden schade tot een bedrag van
€ 4.883,55, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan ING Bank N.V., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien een bedrag van € 761,84 (vermeerderd met de wettelijke rente) geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Vordering benadeelde partij [naam persoon 10]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 152,70, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam persoon 10] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam persoon 10] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 152,70, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. N. Boots en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2023.

Voetnoten

1.Dit betreft aangevers [naam persoon 2] , [naam persoon 3] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 8] , [naam persoon 9] , [naam persoon 10] , [naam persoon 11] , [naam persoon 38] , [naam persoon 36] , [naam persoon 39] , [naam persoon 37] , [naam persoon 25] , [naam persoon 28] , [naam persoon 26] , [naam persoon 32] , [naam persoon 22] , [naam persoon 35] , [naam persoon 42] , [naam persoon 29] , [naam persoon 30] , [naam persoon 34] , [naam persoon 27] , [naam persoon 21] , [naam persoon 24] , [naam persoon 31] , [naam persoon 20] , [naam persoon 33] , [naam persoon 16] en [naam persoon 40] (30 personen).
2.Dit betreft aangevers [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 41] en [naam persoon 23] (4 personen).
3.Dit betreft aangevers [naam persoon 21] , [naam persoon 24] , [naam persoon 25] , [naam persoon 26] , [naam persoon 27] , [naam persoon 28] , [naam persoon 29] , [naam persoon 30] , [naam persoon 2] , [naam persoon 4] , [naam persoon 31] , [naam persoon 32] , [naam persoon 33] , [naam persoon 22] , [naam persoon 34] , [naam persoon 35] , [naam persoon 5] , [naam persoon 36] , [naam persoon 8] , [naam persoon 37] , [naam persoon 38] , [naam persoon 39] , [naam persoon 40] , [naam persoon 20] , [naam persoon 42] , [naam persoon 16] , [naam persoon 11] , [naam persoon 10] , [naam persoon 3] en [naam persoon 9] (30 personen).
4.Dit betreft aangevers [naam persoon 2] , [naam persoon 4] , [naam persoon 5] , [naam persoon 8] , [naam persoon 9] , [naam persoon 10] , [naam persoon 11] , [naam persoon 38] , [naam persoon 36] , [naam persoon 39] , [naam persoon 37] , [naam persoon 25] , [naam persoon 28] , [naam persoon 26] , [naam persoon 32] , [naam persoon 22] , [naam persoon 35] , [naam persoon 42] , [naam persoon 29] , [naam persoon 30] , [naam persoon 34] , [naam persoon 27] , [naam persoon 21] , [naam persoon 24] , [naam persoon 31] , [naam persoon 20] , [naam persoon 33] , [naam persoon 40] en [naam persoon 1] (29 personen).
5.Dit betreft aangevers [naam persoon 6] , [naam persoon 7] , [naam persoon 41] en [naam persoon 23] (4 personen).