ECLI:NL:RBNHO:2023:11619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
15.213454.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een overval op 2 juli 2022 in Purmerend, waarbij het slachtoffer, een kwetsbare man, zijn Rolex Daytona horloge werd afgenomen. De verdachte, geboren in 2004, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het geweld dat werd gebruikt om de diefstal te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 3 november 2023 heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft echter op basis van DNA-bewijs en verklaringen van getuigen geconcludeerd dat de verdachte inderdaad betrokken was bij de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.213454.22
Uitspraakdatum: 17 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van den Driest en van wat de verdachte zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, een horloge (merk Rolex Daytona), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] :
- uit de auto te trekken en/of
- in het gezicht te spuiten met traangas, althans een prikkende substantie en/of
- vast te houden aan zijn overhemd bij zijn nek en/of
- het horloge (met kracht) van zijn pols af te trekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte niet in de door de aangever en de getuigen gegeven signalementen van de daders past en dat niet kan worden vastgesteld dat de in de vluchtauto aangetroffen jas en shirt aan de verdachte toebehoren en evenmin dat deze kledingstukken in verband kunnen worden gebracht met het tenlastegelegde.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Op 2 juli 2022 is het slachtoffer in zijn auto door twee personen overvallen, waarbij zijn Rolex is gestolen. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of de verdachte een van de twee overvallers is geweest (of op een andere wijze als medepleger betrokkenheid heeft gehad bij de overval). De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) de bestuurder is geweest van de auto die is gebruikt voor en na de overval (hierna: de vluchtauto). [medeverdachte] heeft verklaard dat de twee jongens die het slachtoffer hebben overvallen kleding hebben uitgedaan en achtergelaten in de vluchtauto, en dat de kledingstukken die op de achterbank van de vluchtauto zijn aangetroffen van hen waren. Op de achterbank van de vluchtauto zijn onder andere een shirt en een jas aangetroffen. De binnenzijde van de kraag van het shirt is bemonsterd. Uit deze bemonstering is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met dit profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier (waaronder de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] dat de overvallers twee jongens van rond de 20 jaar oud uit de Bijlmer waren), dat de verdachte (destijds 18 jaar oud en woonachtig in de Bijlmer) donor is van het celmateriaal op de binnenzijde van de kraag van het shirt. Ook de jas is bemonsterd, namelijk aan de binnenzijde van de kraag en de rits. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van één op één miljard. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met dit profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier (waaronder de in het voorgaande genoemde feiten), dat de verdachte ook de donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de binnenzijde van de kraag en de rits van de jas.
De in het voorgaande genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank in hun onderlinge samenhang bezien redengevend voor het bewijs van het tenlastegelegde.
De verdachte heeft (voor het eerst) ter terechtzitting van 3 november 2023 verklaard dat hij niet weet hoe de kleding waarop zijn DNA is aangetroffen op de achterbank van de vluchtauto terecht is gekomen en dat hij zijn kleding wel eens uitleent. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij niet weet aan wie hij de kleding heeft uitgeleend. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van de verdachte onvoldoende concreet en niet verifieerbaar is. De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte daarom als niet aannemelijk ter zijde.
De rechtbank komt, gelet op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] , het aantreffen van DNA van de verdachte op zowel een in de vluchtauto aangetroffen shirt als op een aldaar aangetroffen jas en het ontbreken van een voor die feiten en omstandigheden redengevendheid ontzenuwende verklaring van de verdachte, tot de conclusie dat de verdachte een van de twee personen is geweest die het slachtoffer hebben overvallen.
De door de raadsvrouw opgeworpen verweren leggen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal en worden weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, waarbij het medeplegen bestaat uit een gezamenlijke uitvoering met in elk geval één ander.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 2 juli 2022 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, op de openbare weg, een horloge (merk Rolex Daytona), dat aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] :
- uit de auto te trekken en
- in het gezicht te spuiten met traangas, althans een prikkende substantie en
- vast te houden aan zijn overhemd bij zijn nek en
- het horloge van zijn pols af te trekken.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 19 oktober 2023, met uitzondering van de elektronische monitoring van het locatiegebod.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om, ondanks het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen, over te gaan tot toepassing van het adolescentenstrafrecht, omdat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde achttien jaar oud was, hij nu anderhalf à twee jaar in een vrijwillig kader hulp krijgt en dus pedagogisch te beïnvloeden is en omdat de verdachte nog schoolgaand is. Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsvrouw ook verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten en de door de officier van justitie gevorderde proeftijd te beperken.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, op klaarlichte dag op de openbare weg. Zij hebben het slachtoffer, een kwetsbare man, bewust uitgekozen en hadden als doel om zijn waardevolle Rolex horloge te stelen. Op de dag voorafgaand aan de overval hebben de verdachte en zijn mededaders een voorverkenning gedaan. Het slachtoffer is op de dag van de overval door hen gevolgd tot de woning van zijn zoon en kleinkinderen. Toen het slachtoffer de woning na een bezoek weer verliet en in zijn geparkeerde auto was gestapt, renden de verdachte en een mededader naar het slachtoffer toe en trokken zij hem uit de auto. Buiten de auto werd het slachtoffer met pepperspray in zijn gezicht gespoten en door een van hen vastgehouden, terwijl de ander het Rolex horloge van het slachtoffer van diens pols probeerde af te doen. Toen zij het horloge hadden afgepakt, renden zij naar de vluchtauto en reden zij weg.
De verdachte heeft louter aan zijn eigen financieel gewin gedacht en zich op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn en de gevoelens van het slachtoffer. Dit rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
Intimiderende feiten als deze leiden bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de slachtoffers van dergelijke feiten, bij de buurtbewoners en bij de getuigen ervan. In deze zaak zijn ook jonge kinderen getuige van het feit geweest.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al drie keer eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld, waarbij twee keer sprake was van een straatroof. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit in een proeftijd. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank weegt deze omstandigheden in het nadeel van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 19 oktober 2023. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Om het recidiverisico in te perken adviseert de reclassering aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daar bijzondere voorwaarden aan te verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden/ambulante behandeling, een contactverbod, een locatiegebod (met elektronische monitoring) en het vinden en behouden van dagbesteding.
Geen adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het feit achttien jaar oud en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het begaan van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast indien omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte conform zijn kalenderleeftijd oogt, zijn gedrag zelf lijkt te organiseren en hij al vanaf zijn twaalfde levensjaar in aanraking komt met justitie en eerder ingezette interventies vanuit het jeugdstrafrecht niet hebben geleid tot het uitblijven van justitiecontacten. De verdachte lijkt niet ontvankelijk te zijn voor pedagogische beïnvloeding en/of begeleiding. Er zijn indicaties om het adolescentenstrafrecht toe te passen, te weten het impulsief handelen van de verdachte en de omstandigheid dat hij schoolgaand is, maar deze indicaties zijn niet doorslaggevend in het wegingskader adolescentenstrafrecht (het instrument dat de reclassering gebruikt bij het geven van het advies om wel of niet het adolescentenstrafrecht toe te passen). De handelingsvaardigheden van de verdachte lijken niet te kunnen worden verklaard vanuit een ontwikkelingsachterstand, maar houden mogelijk verband met zijn psychosociaal functioneren.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Dat de verdachte de afgelopen periode kennelijk open stond voor de begeleiding van [getuige] , zoals door haar als getuige ter terechtzitting toegelicht, leidt gelet op de overige in het advies genoemde factoren niet tot een ander oordeel.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie in deze zaak passend en geboden is.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zestien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 19 oktober 2023, met uitzondering van de elektronische monitoring van het locatiegebod.
Vordering ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op 30 augustus 2023 onder voorwaarden geschorst, gelet op zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte. De rechtbank ziet in onderhavig vonnis geen aanleiding om tot een andere belangenafweging te komen dan de rechtbank destijds heeft gemaakt. De vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zestien (16) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vijf (5) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (CoVa) of een
andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. Indien blijkt dat een training niet voldoende is en of nadere diagnostiek noodzakelijk wordt geacht tijdens het toezicht, dan laat de verdachte zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling.
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de aangever [slachtoffer] en de medeverdachte [medeverdachte] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- gedurende zes maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op zijn verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de verdachte een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden.
Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de Reclassering. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
- zich inspant voor het vinden en behouden van zijn opleiding, stage, (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Bakker, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2023.
mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen(…)