ECLI:NL:RBNHO:2023:11589

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
15.182167.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf in verband met langdurig dealen en bezit van harddrugs, bezit verboden wapens en eenvoudig witwassen

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het dealen van harddrugs, het bezit van verboden wapens en eenvoudig witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twee jaar actief betrokken was bij de handel in GHB en amfetamine. Tijdens een doorzoeking op 23 maart 2022 zijn aanzienlijke hoeveelheden van deze drugs, alsook verboden wapens en een contant geldbedrag, aangetroffen in de woning van de verdachte. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen de feiten bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven dat hij de drugs heeft gedeald om zijn eigen gebruik te bekostigen en heeft inmiddels stappen ondernomen om zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte zich moet houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan reclasseringstoezicht en gedragsinterventie. Tevens zijn de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.182167.22 (P)
Uitspraakdatum: 16 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Swart en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 14 januari 2020 tot en met 23 maart 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine (telkens en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2022 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.124 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 1.307,90 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde GHB en/of Amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2022 te Alkmaar, een wapen(s), van categorie I, onder 1°, voorhanden heeft gehad, te weten een valmes, met de uiterlijke kenmerken van een boksbeugel;
4.
hij op of omstreeks 23 maart 2022 te Alkmaar een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen met de uiterlijke kenmerken van een boksbeugel, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 23 maart 2022, te Alkmaar, (een) voorwerp(en) te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) EUR 2.431,35 (1.654,60 + 776,75) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die/een voorwerp(en) te weten een (voornoemd) geldbedrag van (ongeveer) EUR 2.431,35 (1.654,60 + 776,75), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie die/dit voornoemde) voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 tot en met 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Ten aanzien van feiten 1 tot en met 5:
- de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting.
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 5:
  • de processen-verbaal van observatie op 23 februari 2022 (opgemaakt op 26 februari 2022), 25 februari 2022 (opgemaakt op 26 februari 2022), 1 maart 2022 (opgemaakt op 1 maart 2022), 9 maart 2022 (opgemaakt op 9 maart 2022), 16 maart 2022 (opgemaakt op 17 maart 2022), 19 maart 2022, opgemaakt op 19 maart 2022), met bijlagen (dig. blz. 13-39);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022 (dig. blz. 40-42);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] van 23 maart 2022 (dig. blz. 116-121);
  • het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] van 23 maart 2022(dig. blz. 122-127);
  • het proces-verbaal van bevindingen – onderzoek telefoon verdachte van 8 april 2022 (dig. blz. 175-176) met bijlagen (dig. blz. 177-185).
  • het proces-verbaal van bevindingen – doorzoeking woning van 23 maart 2022 (dig. blz. 60-61);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 11 mei 2022 (dig. blz. 158-160);
  • een schriftelijk bescheid, zijnde het rapport van NFiDent van 28 april 2022 (dig. blz. 161);
  • een schriftelijk bescheid, zijnde het rapport van NFiDent van 26 april 2022 (dig. blz. 162).
  • het proces-verbaal van bevindingen – doorzoeking woning van 23 maart 2022 (dig. blz. 60-61).
Ten aanzien van feit 3:
  • het proces-verbaal van bevindingen – doorzoeking woning van 23 maart 2022, met bijlagen (dig. blz. 60-61);
  • het proces-verbaal van bevindingen – onderzoek valmes van 25 maart 2022, met bijlagen (dig. blz.164-166).
Ten aanzien van feit 4:
  • het proces-verbaal van bevindingen – doorzoeking woning van 23 maart 2022 (dig. blz. 60-61);
  • het proces-verbaal van bevindingen – onderzoek stroomstootwapen van 7 april 2022, met bijlagen (dig. blz. 171-172).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 14 januari 2020 tot en met 23 maart 2022 te Alkmaar, meermalen telkens opzettelijk heeft verkochten/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB;
2.
hij op 23 maart 2022 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.124 gram van een materiaal bevattende GHB en ongeveer 1.307,90 gram van een materiaal bevattende Amfetamine;
3.
hij op 23 maart 2022 te Alkmaar, een wapen van categorie I, onder 1°, voorhanden heeft gehad, te weten een valmes, met de uiterlijke kenmerken van een boksbeugel;
4.
hij op 23 maart 2022 te Alkmaar een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen met de uiterlijke kenmerken van een boksbeugel, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 23 maart 2022 te Alkmaar een contant geldbedrag van EUR 2.431,35 (1.654,60 + 776,75) heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

4.1
Standpunt van de officier van justitie mbt feit 5
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 5 gerekwireerd dat weliswaar bewezen kan worden dat de verdachte een geldbedrag afkomstig uit de eigen verkoop van verdovende middelen voorhanden heeft gehad, maar dat deze bewezenverklaring niet het strafbare feit van artikel 420bis (witwassen) of 420quater (schuldwitwassen) van het Wetboek van Strafrecht oplevert, aangezien er geen verhullingshandeling heeft plaatsgevonden, zodat de verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2
Standpunt van de verdediging mbt feit 5
De raadsman heeft zich achter het standpunt van de officier van justitie geschaard.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht (evenals de officier van justitie) niet bewezen dat sprake is van – kort gezegd – verhullingshandelingen, zoals onder feit 5 tenlastegelegd. De rechtbank heeft hierboven bewezenverklaard dat de verdachte een geldbedrag onmiddellijk afkomstig uit eigen misdrijf voorhanden heeft gehad, zoals impliciet subsidiair eveneens tenlastegelegd. Sinds 1 januari 2017 is dit als eenvoudig witwassen strafbaar gesteld.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Feit 5:
Eenvoudig witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd om de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd te verklaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een op te leggen straf op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte harddrugs heeft gedeald om zijn eigen gebruik te kunnen bekostigen. Hij heeft dat niet gedaan uit winstbejag. De bij de verdachte aangetroffen wapens waren hebbedingetjes en waren niet bedoeld om tegen andere personen te gebruiken.
De raadsman wijst op het feit dat het leven van de verdachte na zijn aanhouding een positieve wending heeft gekregen. Hij heeft zelf hulp gezocht en is zelfstandig afgekickt van de verdovende middelen. Hij woont inmiddels in een voor zijn fysiek beperkte mobiliteit geschikte gelijkvloerse woning en heeft weer contact met zijn kinderen en kleinkinderen. De raadsman heeft gelet op de gezondheidstoestand van de verdachte, mede gelet op het advies van de reclassering, verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Indien de verdachte zal worden veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zal de positieve wending in zijn leven teniet worden gedaan, zal zijn medische toestand achteruit gaan en zal hij zijn woning verliezen. De raadsman heeft verzocht om naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf eventueel een taakstraf op te leggen. De verdachte kan, gelet op zijn lichamelijke beperkingen, aangepast werk doen.
De raadsman refereert zich ten aanzien van de beslissing met betrekking tot het beslag aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten:
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaar vanuit huis intensief gehandeld in GHB en amfetamine. De verdachte kocht telkens GHB en amfetamine in bij zijn leveranciers en betaalde deze voorraad volgens eigen zeggen achteraf met zijn verdiensten uit de verkoop aan gebruikers. In de woning van de verdachte is ook een aanzienlijke handelsvoorraad van ruim 3 kilo GHB en ruim 1300 gram amfetamine aangetroffen. Daarnaast is een aanzienlijk geldbedrag aangetroffen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de kring van gebruikers in de omgeving van Alkmaar van GHB en/of amfetamine voorzien. Door zijn handelen is de verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. GHB en amfetamine zijn voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen, nu deze middelen sterk verslavend werken en kunnen zorgen voor ernstige lichamelijke en psychische klachten. Bovendien gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met verschillende vormen van ernstige criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op het dealen van harddrugs forse straffen zijn gesteld. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich al die tijd niets heeft aangetrokken van de gevolgen van zijn handelen en alleen oog heeft gehad voor financieel gewin.
Daarnaast heeft de verdachte een opgeladen stroomstootwapen en een functionerend valmes in zijn woning aanwezig gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Dit klemt temeer gezien verdachtes activiteiten van drugsverkoop en de daarmee gepaard gaande risico’s op criminele conflicten.
Vertrekpunt van straftoemeting
De rechtbank heeft acht geslagen op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het dealen van harddrugs vanuit een pand, met enige regelmaat, gedurende een periode van 6 tot 12 maanden geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Voor het aanwezig hebben van 4 tot 5 kilo harddrugs geld als oriëntatiepunt eveneens een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 september 2023, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte meermalen – al enige tijd geleden, voor het laatst in 2016 - terzake van opiumdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Opvallend is de veroordeling in Duitsland in 2000 tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 5 jaren.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van GGZ Fivoor Heerhugowaard van 17 juli 2023, opgesteld door [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De reclassering acht het van belang dat de verdachte passende hulpverlening krijgt om het recidiverisico positief te beïnvloeden. De heer Jongebloed heeft aangegeven hiervoor open te staan.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht en deelname aan gedragsinterventie en/of ambulante behandeling.
Enkel een gevangenisstraf doet recht aan de ernst van de feiten. Een sterk signaal richting de verdachte en de samenleving moet worden afgegeven dat dergelijk handelen onacceptabel is. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. Dit om de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit en om hem de benodigde behandeling te doen volgen ter verkleining van het recidiverisico.
Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte deze geldbedragen geheel ten eigen bate kon aanwenden en dat deze geldbedragen door middel van het bewezenverklaarde feit onder 1 zijn verkregen.
Overig beslag
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de inbeslaggenomen telefoons heeft teruggekregen. De Apple Ipad is terug gegaan naar zijn huisgenoot. Van alle andere inbeslaggenomen voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen heeft de verdachte op de terechtzitting afstand gedaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 van de Opiumwet;
13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Stationsplein 21 te
Heerhugowaard. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene moet zich houden aan de aanwijzingen die hij van de reclassering krijgt, voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- indien geïndiceerd door de reclassering, een nader te bepalen gedragsinterventie
en/of ambulante behandeling volgt, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die aan hem worden gegeven. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen geldbedragen van € 1.654,60 en € 776,75.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2023.
Mrs. Van der Veen en Cleerdin zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.