ECLI:NL:RBNHO:2023:11563

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
10587913 \ CV EXPL 23-4105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomst; vernietiging incassobeding en sanctie op abonnementsgelden

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, NS Reizigers B.V., heeft een vordering ingesteld met betrekking tot een consumentenovereenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij getoetst en vastgesteld dat niet voldaan is aan deze verplichtingen. Dit leidde tot de conclusie dat een incassobeding in de algemene voorwaarden van de eisende partij oneerlijk is en daarom vernietigd wordt. De kantonrechter oordeelt dat het beding suggereert dat incassokosten direct verschuldigd zijn vanaf het moment van verzuim, terwijl dit pas het geval is na het versturen van een veertiendagenbrief. Hierdoor wordt het beding als onduidelijk en onbegrijpelijk beschouwd.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eisende partij niet heeft aangetoond dat er geen eenzijdige prijswijzigingsbedingen zijn toegepast, waardoor deze niet op (on)eerlijkheid getoetst hoeven te worden. De algemene voorwaarden stads- en streekvervoer zijn niet overgelegd, maar de kantonrechter is ambtshalve bekend met deze voorwaarden en heeft vastgesteld dat daarin geen oneerlijke bepalingen staan.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de schending van het herroepingsrecht leidt tot een verlenging van de herroepingstermijn. De overeenkomst wordt gedeeltelijk vernietigd voor 25% van de verschuldigde abonnementsgelden, wat resulteert in een toewijsbaar bedrag van € 3,15. De eisende partij heeft ook recht op de gevorderde reiskosten. Uiteindelijk wordt de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 311,01 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10587913 \ CV EXPL 23-4105
Uitspraakdatum: 15 november 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 26 juli 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden van de eisende partij en om de Algemene voorwaarden stads- en streekvervoer te overleggen. Dit heeft zij gedeeltelijk gedaan bij akte van 23 augustus 2023 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Incassobeding
2.1.
In de akte heeft de eisende partij gesteld dat het incassobeding niet oneerlijk is. Volgens haar suggereert het beding niet dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn. In het beding wordt enkel de verschuldigdheid van de wettelijke rente gekoppeld aan het moment van verzuim. De derde volzin van het beding, dat gaat over de verschuldigdheid van de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, is niet gekoppeld aan het verzuim genoemd in de eerste volzin van het beding. Over zowel het moment van verschuldigdheid als de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten is juist niets in het beding opgenomen. Ten aanzien daarvan valt de eisende partij terug op de bepalingen van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat dit de bedoeling is geweest van de eisende partij blijkt uit het feit dat zij daadwerkelijk de veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verzonden. Bovendien verwijst de eisende partij in het beding naar artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Aldus het standpunt van de eisende partij.
2.2.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. Uit de formulering van dit beding volgt dat dit beding suggereert dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken. Op dat punt is het beding te onduidelijk en onbegrijpelijk. De verwijzing naar artikel 6:96 lid 2 onder c BW is onvoldoende, omdat uit die wetsbepaling slechts volgt dat redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. De conclusie is dat sprake is van een oneerlijk beding en daarom wordt dit beding vernietigd.
2.3.
Gelet op het voorgaande worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
2.4.
In de akte heeft de eisende partij gesteld dat de prijs gedurende de looptijd van de overeenkomst niet is gewijzigd. Dit heeft zij onderbouwd door het overleggen van de eerste factuur sinds het aangaan van de overeenkomst, waarop dezelfde abonnementsprijs staat als op de laatste (door de eisende partij gevorderde) facturen. De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij hiermee voldoende heeft onderbouwd dat zij in dit geval geen gebruik heeft gemaakt van een eenzijdig prijswijzigingsbeding, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
Algemene voorwaarden stads- en streekvervoer
2.5.
De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om de algemene voorwaarden stads- en streekvervoer te overleggen. Hoewel deze niet door de eisende partij zijn overgelegd, is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat daarin geen oneerlijke bepalingen staan. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat zij deze algemene voorwaarden in eventuele vervolgprocedures waarin deze voorwaarden van toepassing zijn, dient over te leggen.
De abonnementsovereenkomst
2.6.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat een sanctie zal worden toegepast vanwege het schenden van (pre)contractuele informatieplichten. Hierna zal worden toegelicht welke sanctie dat is.
2.7.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
2.8.
De overeenkomst zal gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door de gedaagde partij verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 5,70 ‬(€ 7,60 x 0.75) aan abonnementsgelden. Een bedrag van € 2,55 is door de eisende partij gecrediteerd. Dit bedrag strekt in mindering op de toewijsbare abonnementsgelden, zodat een bedrag van € 3,15‬ toewijsbaar is.
De reisovereenkomst
2.9.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat de eisende partij voldoende heeft onderbouwd dat aan de informatieplichten van artikel 6:230h lid 5 BW is voldaan. De gevorderde reiskosten zijn toewijsbaar.
Conclusie en kosten
2.10.
Gelet op het voorgaande en hetgeen in het tussenvonnis is overwogen is een bedrag van € 311,01 (€ 3,15‬ + € 307,86) aan hoofdsom toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals gevorderd.
2.11.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 311,01‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juni 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 80,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter