ECLI:NL:RBNHO:2023:11526

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
15/069463-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een psychisch kwetsbaar slachtoffer met dwang en geweld

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 januari 2022 te Enkhuizen, waarbij de verdachte het slachtoffer, een psychisch kwetsbaar meisje, heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer eerder een afspraak hadden gemaakt voor seks tegen betaling, maar dat de verdachte tijdens de ontmoeting de grenzen van het slachtoffer heeft overschreden. Ondanks herhaaldelijke signalen van het slachtoffer dat zij niet wilde dat hij haar vaginaal penetreerde, heeft de verdachte doorgegaan met de seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van het verzet van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 5.062,71, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/069463-23 (P)
Uitspraakdatum: 14 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.E. de Boer, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 januari 2022 te Enkhuizen, althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (telkens) een en/of meermalen:
  • likken aan en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
  • zijn, verdachtes, penis in de mond brengen van die [slachtoffer] , dan wel die [slachtoffer] hem, verdachte, laten pijpen en/of
  • zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] brengen, dan wel die [slachtoffer] vingeren en/of
  • zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] brengen, dan wel (vaginale) gemeenschap hebben met die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit het (telkens) een en/of meermalen:
  • via (snap)chat een afspraak maken met die [slachtoffer] om elkaar te zien en/of een afspraak maken dat die [slachtoffer] in ruil voor kusjes/zoenen en knuffels €40 zou ontvangen van verdachte en/of
  • (vervolgens) met de auto ophalen van die [slachtoffer] en/of
  • (vervolgens) samen met die [slachtoffer] met de auto naar een (afgelegen/niet vanaf de (openbare) weg zichtbaar) industrieterrein rijden en/of de auto daar parkeren en/of
  • (vervolgens) samen met die [slachtoffer] naar een (afgelegen/niet vanaf de (openbare) weg zichtbaar) bos en/of park en/of boomstam lopen en/of
  • (vervolgens) (tegen de afspraak in) likken aan en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
  • (vervolgens) (tegen de afspraak in) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] brengen en/of die [slachtoffer] hem, verdachte, laten pijpen en/of
  • (vervolgens) (tegen de afspraak in) zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] brengen en/of die [slachtoffer] vingeren en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] op een boomstam laten liggen en/of (tegen de afspraak in) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] brengen en/of (vaginale) gemeenschap hebben met die [slachtoffer] en/of doorgaan met voornoemde handeling(en) ondanks dat de penis moeilijk in de vagina te brengen was en/of die [slachtoffer] moest huilen en/of die [slachtoffer] (meermalen, althans eenmaal) heeft aangegeven dat dit niet de afspraak was en/of dat ze dit niet wilde, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een zodanig bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit met dien verstande dat wat betreft het seksueel binnendringen slechts bewezen kan worden dat de verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht (vierde gedachtestreepje). Hetgeen de verdachte onder gedachtestreepjes 1 tot en met 3 wordt verweten zou tijdens een eerdere ontmoeting hebben plaatsgevonden, althans niet voldoende duidelijk is dat de verdachte ervan op de hoogte was of had moeten zijn dat deze handelingen tegen de wil van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Daarvan moet de verdachte dan ook worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en deze onvoldoende steun vindt in andere objectieve bewijsmiddelen. Subsidiair was volgens de raadsvrouw geen sprake van dwang. De verdachte en [slachtoffer] hebben weliswaar seks met elkaar gehad, maar dit was vrijwillig. De verdachte heeft aangevoerd dat hij pas begreep dat [slachtoffer] geen seks wilde toen zij begon te huilen. De verdachte is toen meteen gestopt.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Bij de beoordeling van de bewijsvraag stelt de rechtbank het volgende voorop. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging als geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Aan de verdachte is een zedendelict ten laste gelegd. Een kenmerk van dit soort delicten is dat bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn. Ook in deze zaak is dit het geval. Bezien moet daarom worden of de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vinden in ander bewijs.
Vaststaat dat [slachtoffer] en de verdachte op 24 januari 2022 met elkaar een afspraak hebben gemaakt en elkaar hebben ontmoet. Bij die ontmoeting hebben zij seks gehad met elkaar, waarbij de verdachte [slachtoffer] met zijn penis vaginaal heeft gepenetreerd. Het wordt de verdachte verweten dat het hem kenbaar was dat dit tegen haar wil was en dat de verdachte desondanks is doorgegaan met de seksuele handelingen, ook nadat [slachtoffer] tijdens de seks begon te huilen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] tijdens het informatieve gesprek en het studioverhoor uitgebreide verklaringen heeft afgelegd over wat er op 24 januari 2022 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaringen, voor zover inhoudende dat de seksuele handelingen, bestaande uit het penetreren van haar vagina met de penis van de verdachte en het hebben van vaginale gemeenschap, tegen haar wil hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht de verklaringen in zoverre betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmiddel.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of het voor de verdachte duidelijk was of had moeten zijn dat de genoemde seksuele handelingen tegen de wil van [slachtoffer] waren.
Hoewel de verdachte en [slachtoffer] een afspraak hadden gemaakt voor seks tegen betaling, zij eerder met elkaar seks hebben gehad en [slachtoffer] in de aanloop naar de afspraak ook tenminste één seksueel getinte foto aan de verdachte heeft gestuurd, blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer] dat zij, nadat zij de bosjes is ingegaan, herhaaldelijk (verbaal en non-verbaal) heeft laten blijken dat zij niet wilde dat de verdachte met zijn penis haar vagina zou penetreren. Zij heeft meermalen gezegd dat ze haar broek niet uit wilde doen, waarop de verdachte zou hebben gezegd dat zij het gewoon moest doen. Ook zou de verdachte hebben gezegd dat belofte schuld maakt. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij is gaan huilen toen de verdachte met zijn penis in haar vagina ging, de verdachte toen gewoon is doorgegaan en niets met haar reactie deed. De rechtbank ziet ondersteuning voor deze verklaring in de getuigenverklaring van [getuige 1] , de persoon aan wie zij nog dezelfde avond haar verhaal heeft toevertrouwd en die heeft verklaard over de door haar waargenomen emoties bij [slachtoffer] . De rechtbank vindt daarnaast ondersteuning in de berichten die [slachtoffer] en de verdachte elkaar enige tijd later via Facebook hebben gestuurd. In een van die berichten zegt de verdachte: “maar jij wou ook maar toen we er waren opeens nie meer” en “En we hadden het toen afgesproken”. Op het bericht van [slachtoffer] met de inhoud: “waarom ben je door gegaan als je je bewust was dat ik niet meer wilde”, antwoordt de verdachte: “omdat je eerst wou en we waren daar de broek was uit en opeens wilde je niet”. Iets later bericht [slachtoffer] : “ik moest me broek van jou uitdoen”. De verdachte antwoordt dan: “Jaa omdat je eerst wou”.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is geweest van geweld, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van [slachtoffer] en de Facebookberichten wel genoegzaam blijkt dat de verdachte tegen de wil van [slachtoffer] heeft gehandeld en dat hij zich hier ook van bewust was. De verdachte is doorgegaan met de penetratie en is daarmee voorbij gegaan aan het verbale en non-verbale verzet van [slachtoffer] . Door over haar grenzen te gaan, heeft hij haar in zoverre gedwongen seksuele handelingen te ondergaan. Er is dus sprake van een zogenoemde feitelijkheid, en voldoende aannemelijk is dat daarmee voor [slachtoffer] een dusdanig overweldigende situatie is ontstaan, dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 januari 2022 te Enkhuizen door een feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] brengen en vaginale gemeenschap hebben met die [slachtoffer] ,
en bestaande die feitelijkheid uit het:
  • een afspraak maken met die [slachtoffer] om elkaar te zien en
  • vervolgens met de auto ophalen van die [slachtoffer] en
  • vervolgens samen met die [slachtoffer] met de auto naar een industrieterrein rijden en de auto daar parkeren en
  • vervolgens samen met die [slachtoffer] naar een boomstam lopen en
  • vervolgens die [slachtoffer] op een boomstam laten liggen en zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] brengen en vaginale gemeenschap hebben met die [slachtoffer] en doorgaan met voornoemde handelingen ondanks dat die [slachtoffer] moest huilen en die [slachtoffer] heeft aangegeven dat ze dit niet wilde en
aldus voor die [slachtoffer] een zodanig overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een contact- en een locatieverbod zal worden opgelegd voor de duur van de hiervoor genoemde proeftijd van drie jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat de verdachte een first offender is, dat hij kampt met psychische aandoeningen, dat er sprake is van beschermingsbewind en dat hij werk heeft als vrachtwagenchauffeur. Voorts geeft zij aan dat de verdachte bereid is mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedenmisdrijf. Hij heeft het slachtoffer, een psychisch kwetsbaar meisje, voor een seksafspraak meegenomen naar een afgelegen plek in een bosje bij een parkeerplaats. Toen het slachtoffer daar aangaf dat ze niet wilde dat hij haar vaginaal penetreerde, is hij toch seksueel binnengedrongen in haar lichaam. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten hier nog lange tijd veel last van kunnen ondervinden. Hoe ingrijpend de gevolgen van de verkrachting voor het slachtoffer zijn geweest, blijkt mede uit de slachtofferverklaring die zij op de zitting heeft voorgelezen. Daaruit blijkt dat zij nog steeds met toegenomen psychische problemen kampt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 september 2023), waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een zedenmisdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 22 september 2023. In dit rapport wordt – kort gezegd – geconcludeerd dat de verdachte ondanks zijn ontkennende houding heeft aangegeven dat hij in de periode van de delictpleging kampte met een seks- en aandachtsverslaving. Dit zou volgens de reclassering ten grondslag hebben gelegen aan de delictpleging, bij schuldigbevinding.
Eerder dit jaar heeft de verdachte een klinische behandeling ondergaan bij 'Yes We Can Clinics'. Binnen deze behandeling is er onder meer diagnostiek uitgevoerd, waar het volgende kon worden vastgesteld: een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, een autismespectrumstoornis en een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (overwegend onoplettend beeld). Een vervolgbehandeling voor seksueel grensoverschrijdend gedrag bijvoorbeeld bij De Waag is geïndiceerd, zo blijkt uit het evaluatieverslag. Deze behandeling is nog niet gestart.
Uit onderzoek van de reclassering komen meerdere onstabiele factoren naar voren. Zo heeft betrokkene financiële problematiek in de vorm van schulden, heeft hij veelal wisselende banen en was er sprake van ouder/kind problematiek met name vanwege het gedrag en houding van betrokkene (voortkomend uit zijn persoonlijkheidsproblematiek). Positief is dat de relatie met zijn ouders en andere gezinsleden verbeterd is sinds zijn behandeling en er sprake is van bewindvoering. Sinds zijn klinische behandeling heeft betrokkene nog geen (onpersoonlijke)seks gehad en lijkt hij zijn seksuele driften meer onder controle te hebben.
Omdat na de klinische behandeling een vervolgtraject bij De Waag geadviseerd is, het recidiverisico gemiddeld wordt ingeschat én de kans op uitval in een vrijwillig kader aanwezig is, wordt een reclasseringstoezicht met behandelverplichting geïndiceerd geacht.
Hoewel de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij verkrachting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt noemen, acht de rechtbank dit in de onderhavige zaak niet passend. De verdachte is weliswaar over de grenzen van het slachtoffer gegaan en heeft een situatie doen ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken, hetgeen juridisch als verkrachting heeft te gelden, maar voor de bepaling van de strafmaat acht de rechtbank ook van belang dat er sprake was van een afspraak tussen twee (psychisch) kwetsbare jonge mensen om seks te hebben tegen betaling. Daar komt bij dat de verdachte en [slachtoffer] geen onbekenden van elkaar waren, ook niet op seksueel gebied. Zij hadden immers twee weken eerder ook seks met elkaar gehad met wederzijdse instemming. Tot slot geldt dat [slachtoffer] in de aanloop naar de ontmoeting ook wisselend is geweest in haar uitlatingen jegens de verdachte, waarbij zij ook tenminste één seksueel getinte foto aan de verdachte heeft gestuurd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van zes maanden, De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan de voorwaardelijke straf zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank zal niet het gevorderde locatieverbod voor het adres van de vader van het slachtoffer opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte hierdoor onevenredig in zijn bewegingsvrijheid zou worden beperkt, nu de woningen op korte afstand van elkaar liggen en het slachtoffer niet zelf in deze woning woont, maar slechts haar vader daar wil bezoeken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van een werkstraf van 200 uur passend en geboden is.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 13.068,88 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij wat de materiële kosten betreft in zijn geheel kan worden toegewezen en ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering zou voor het overige niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, nu de bewindvoerder van de verdachte niet is opgeroepen voor de zitting. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat een causaal verband ontbreekt tussen de kosten die het slachtoffer heeft gemaakt voor de behandeling aan de door haar opgelopen seksueel overdraagbare aandoeningen en het feit, omdat de verdachte en het slachtoffer twee weken voor dit feit ook onbeschermde seks met elkaar hebben gehad. Ook ten aanzien van de reiskosten die zijn gemaakt voor de conversietherapie kan de causaliteit niet worden vastgesteld, nu het slachtoffer al met psychische klachten kampte en dit feit niet de enige factor was die tot een verergering van de klachten heeft geleid.
Ten aanzien van de immateriële schade zou aansluiting moeten worden gezocht bij categorie 3 van Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw dat de vordering niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard nu de verdachte onder bewind staat en zijn bewindvoerder niet voor de zitting is opgeroepen, is de rechtbank van oordeel dat dit betoog berust op een onjuiste lezing van het door haar aangehaalde arrest van de Hoge Raad. Uit dit arrest volgt juist dat de opvatting dat ingeval gelden van de verdachte onder bewind zijn gesteld, de verdachte niet zelfstandig kan procederen met betrekking tot de tegen hem ingestelde vordering maar hij in rechte moet worden vertegenwoordigd door bewindvoerder, geen steun vindt in het recht.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de door de benadeelde partij gemaakte kosten voor de morning after pil en de kleding voor vergoeding in aanmerking, nu hiervan duidelijk is dat deze rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de overige gestelde materiële schadeposten is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling zonder nadere onderbouwing, mede gezien de gemotiveerde betwisting op zitting, een te grote belasting vormt voor dit strafproces. Daarom zal de benadeelde partij voor dit deel van vordering niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en staat de weg open naar de burgerlijke rechter.
Dat ligt anders voor de gestelde immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Vergoeding daarvan komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde op de zitting. Gelet op wat rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare gevallen als immateriële schade toekennen, zal de rechtbank de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 5.000,-. De vordering zal voor het overige deel van deze schadepost worden afgewezen.
De vordering zal derhalve worden toegewezen voor een bedrag van € 5.062,71, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 242 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd van twee jaren:
  • zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] .
Geeft voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht, als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarbij zijn voorwaarden dat de verdachte tijdens de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage zal aanbieden;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte ook tot het verrichten van 200 (tweehonderd) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 5.062,71 bestaande uit € 62,71 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst de vordering met betrekking tot de overige gevorderde immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij met betrekking tot de overige gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.062,17, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L Boonstra, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2023.