ECLI:NL:RBNHO:2023:11434

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
10417955 \ CV EXPL 23-1430
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van de restant koopprijs van een auto en bijkomende kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de betaling van de koopprijs van een auto. De koopprijs van de auto, die in september 2021 werd verkocht, bedroeg € 5.500,00. [gedaagde] heeft in totaal € 1.500,00 betaald, maar heeft het resterende bedrag van € 4.000,00 niet voldaan. De eiseres heeft bij dagvaarding van 8 maart 2023 de kantonrechter verzocht om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter oordeelde dat er geen tijd voor nakoming was overeengekomen, waardoor de verkoper terstond nakoming kon vorderen. De vordering van [eiseres] werd toegewezen tot een bedrag van € 4.228,48, inclusief bijkomende kosten voor een maand aan motorrijtuigenbelasting en verzekering. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat niet was aangetoond dat [gedaagde] in verzuim verkeerde op het moment van de aanmaning. De proceskosten werden toegewezen aan [eiseres], omdat [gedaagde] ongelijk kreeg in de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken over betalingstermijnen en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde], maar oordeelde dat deze niet aan [eiseres] konden worden tegengeworpen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10417955 \ CV EXPL 23-1430
Uitspraakdatum: 15 november 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: W. Kistemaker (Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso)
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 8 maart 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een mondelinge reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in september 2021 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiseres] aan [gedaagde] een auto heeft verkocht en vervolgens geleverd en eind november 2021 inschrijving van het kenteken op naam van [gedaagde] heeft plaatsgevonden. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat de koopprijs van € 5.500,00 in termijnen door [gedaagde] zal worden voldaan.
2.2.
[gedaagde] heeft na betaalverzoeken van [eiseres] drie betalingen van in totaal € 1.500,00 gedaan aan [eiseres] . De laatste betaling heeft [gedaagde] op 31 augustus 2022 gedaan.
2.3.
[eiseres] heeft daarna herhaaldelijk via WhatsApp om deelbetalingen verzocht en [gedaagde] heeft daarop geantwoord dat hij eind van de maand weer geld ontvangt dan wel dat hij binnenkort naar Marokko gaat om geld te ontvangen. [gedaagde] heeft ook meerdere keren geappt dat hij het restant zal (laten) overmaken.
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] heeft op 25 oktober 2022 betaling gevorderd van [gedaagde] van het onbetaald gelaten deel van de koopsom van de auto van € 4.500,00 (€ 6.000,00 min € 1.500,00) binnen veertien dagen na ontvangst van de brief en aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten als [gedaagde] daar niet aan voldoet. Ook op 11 en 28 november 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] aanmaningsbrieven naar [gedaagde] gestuurd.
2.5.
Op 30 november 2022 heeft [gedaagde] per e-mail aan de gemachtigde van [eiseres] bericht dat hij nooit heeft geweigerd het restant te betalen maar door zijn ziekte niet de mogelijkheid had eerder naar Marokko te reizen om daar het geld op te halen voor de restantbetaling.
2.6.
Op 7 december 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde] laten weten dat de afspraak tussen partijen was dat de koopsom zo snel mogelijk zou worden betaald en [eiseres] niet langer akkoord gaat met uitstel van betaling.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.242,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.500,00 vanaf de dag van dagvaarding.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot een auto. Naast de koopprijs zijn partijen overeengekomen dat een maandbedrag aan motorrijtuigenbelasting en verzekering door [gedaagde] zou worden betaald, omdat de auto in oktober 2021 is geleverd en het kenteken eind november 2021 is overgeschreven op zijn naam. Daarom was [gedaagde] € 6.000,00 aan [eiseres] verschuldigd. Partijen zijn overeengekomen dat dit bedrag zo snel mogelijk zou worden betaald door [gedaagde] . [gedaagde] heeft vervolgens in drie termijnen € 1.500,00 betaald en het restant ondanks betalingsverzoeken niet voldaan. [eiseres] maakt naast de hoofdsom van € 4.500,00 aanspraak op wettelijke rente van € 46,36 (berekend tot de dagvaarding) en buitengerechtelijke incassokosten van € 695,75 inclusief BTW.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. [gedaagde] erkent dat van de koopsom van € 5.500,00 een bedrag van € 4.000,00 niet is betaald, maar stelt zich op het standpunt dat het erop lijkt dat € 500,00 extra is gerekend, wat niet de afspraak was. [gedaagde] is bereid om maximaal een maand te betalen voor wegenbelasting en verzekering, maar [eiseres] heeft deze kosten voor drie maanden berekend. [gedaagde] is bereid het verschuldigde bedrag te betalen, daarom zijn met deze procedure onnodige kosten gemaakt. [gedaagde] heeft op dit moment niet de mogelijkheid te betalen, omdat hij wegens ziekte niet fulltime kan werken. [gedaagde] heeft ook een regeling aangeboden van € 300,00 per maand.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de koopsom van de auto € 5.500,00 bedroeg en dat geen tijd voor nakoming van de betalingsverplichting van [gedaagde] is overeengekomen. Volgens [eiseres] hebben partijen wel afgesproken dat deze koopsom zo snel mogelijk zou worden betaald, wat niet is weersproken door [gedaagde] .
5.2.
Als geen tijd voor de nakoming is bepaald, kan op grond van de wet [1] de verbintenis terstond worden nagekomen en kan terstond nakoming worden gevorderd. Dat heeft [eiseres] gedaan, nadat deelbetalingen door [gedaagde] uitbleven. De vordering van [eiseres] is daarom opeisbaar.
5.3.
Wat betreft de hoogte van de door [gedaagde] gedane deelbetalingen geldt dat [gedaagde] in zijn tweede mondelinge reactie heeft aangevoerd dat elke maand geld is overgemaakt en nu in totaal € 3.400,00 is betaald. In zijn eerdere reactie heeft [gedaagde] echter het standpunt van [eiseres] dat € 1.500,00 is betaald erkend. Het later ingenomen standpunt dat elke maand en dus meer is betaald, is daarmee tegenstrijdig en verder ook niet onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Dit betekent dat in deze procedure is komen vast te staan dat [gedaagde] van de koopsom € 4.000,00 niet heeft betaald.
5.4.
[eiseres] vordert daarnaast € 500,00 voor door haar betaalde motorrijtuigenbelasting en verzekering van de auto en stelt zich op het standpunt dat partijen daarover een afspraak hebben gemaakt. Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] stelt [eiseres] dat dit bedrag bestaat uit eenmaal een maandbedrag aan motorrijtuigenbelasting en eenmaal een maandbedrag aan verzekering. Ter onderbouwing verwijst zij naar productie VI. De kantonrechter leidt daaruit af dat de motorrijtuigenbelasting per tijdvak van drie maanden € 363,00 is en de verzekeringspremie € 107,48 per maand. Dit komt - anders dan [eiseres] vordert - niet neer op € 500,00 maar op € 228,48 voor een maand. [gedaagde] stelt bereid te zijn de kosten voor de periode van een maand te betalen. Hij vindt kennelijk dat deze kosten gedurende de periode dat de auto aan hem was geleverd maar het kenteken nog niet was overgeschreven, voor zijn rekening komen. Omdat [gedaagde] de hoogte van de maandelijkse kosten niet betwist, is de kantonrechter met partijen van oordeel dat deze kosten, die voor een maand neerkomen op € 228,48, voor rekening van [gedaagde] komen.
5.5.
De kantonrechter heeft kennis genomen van wat [gedaagde] over zijn (persoonlijke) omstandigheden naar voren heeft gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheden, hoe moeilijk die ook zijn, en de gestelde betalingsonmacht niet aan [eiseres] kunnen worden tegengeworpen, omdat deze naar verkeersopvattingen voor risico van [gedaagde] komen. [eiseres] heeft terecht aanspraak gemaakt op betaling van de restant koopsom en bijkomende kosten voor een maand. De door [gedaagde] verzochte betalingsregeling kan de kantonrechter niet opleggen, daarvoor moet hij zich melden bij de gemachtigde van [eiseres] .
5.6.
De conclusie is dat de hoofdsom tot een bedrag van € 4.228,48 zal worden toegewezen.
5.7.
[eiseres] vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering zal worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat [gedaagde] in verzuim verkeerde op het moment dat de gemachtigde van [eiseres] op 25 oktober 2022 de aanmaning verstuurde. [2] De voor deze aanmaning verstuurde berichten van [eiseres] aan [gedaagde] via WhatsApp kunnen niet worden aangemerkt als een schriftelijke aanmaning waarbij aan [gedaagde] een redelijke termijn voor de nakoming is gesteld. Verzuim is ook niet ingetreden zonder ingebrekestelling, omdat de afspraak dat zo snel mogelijk zal worden betaald onvoldoende bepaald is en daarmee niet kan worden beschouwd als een fatale termijn voor nakoming van de betalingsverplichting van [gedaagde] . [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om anders te oordelen.
5.8.
[eiseres] heeft een bedrag aan vervallen wettelijke rente gevorderd vanaf de dag van verzuim, maar heeft niet gespecificeerd wanneer het verzuim is ingetreden en dus over welke periode deze rente is berekend. De kantonrechter kan daardoor niet beoordelen of er een grondslag voor deze vordering bestaat. Daarom wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen en zal de verdere rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding (8 maart 2023).
5.9.
Van een onnodige procedure is geen sprake. De vordering was opeisbaar en [eiseres] hoefde niet in te stemmen met een betalingsregeling. De proceskosten komen dus voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 4.228,48, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,54
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 528,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:38 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 6:96 lid 6 BW.