ECLI:NL:RBNHO:2023:11430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functiebeschrijving van een senior vastgoeddeskundige in het kader van ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een senior vastgoeddeskundige, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de indeling van zijn functie. Eiser was werkzaam bij het Rijksvastgoedbedrijf en had bezwaar gemaakt tegen de functiebeschrijving die aan zijn functie was gekoppeld. De rechtbank heeft de totstandkoming van de functiebeschrijving en de rol van de onafhankelijke deskundige Van Schie beoordeeld. Eiser stelde dat de functiebeschrijving onvolledig was en dat belangrijke functieverzwarende elementen ontbraken. De rechtbank oordeelde dat het indelingsadvies van Van Schie zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de functiebeschrijving in de juiste context moest worden geplaatst. De rechtbank volgde het advies van Van Schie en verwierp de argumenten van eiser, waarbij zij concludeerde dat de functiebeschrijving per 1 november 2012 juist was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5018

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Wijers),
en

De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties, verweerder

(gemachtigden: mr. H.A. Westra, M. van Poppel en J.A. Becht).

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser is werkzaam geweest als senior vastgoeddeskundige, schaal 12 bij (de
rechtsvoorganger van) het Rijksvastgoedbedrijf (hierna: RVB), dat aanvankelijk onderdeel was van het Ministerie van Financiën en in 2012 een onderdeel is geworden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK).
1.2.
In 2012 is het Functiegebouw Rijk (hierna: FGR) ingevoerd.
1.3.
Vanwege de invoering van het FGR heeft de Minister van Financiën bij besluit van 19 oktober 2012 de functie van eiser met ingang van 1 november 2012 ingedeeld in het FGR in de functiefamilie Advisering, functietypering (Senior) Adviseur schaal 12 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (hierna: BBRA), werkveld Fysieke Ruimte en Milieu.
1.4.
Eiser heeft op 28 november 2012 bezwaar gemaakt tegen het besluit.
1.5.
Naar aanleiding van het bezwaar tegen dit besluit is overeengekomen eerst een functieonderzoek uit te voeren. Het Expertisecentrum Organisatie en Personeel (EC O&P) heeft dit onderzoek uitgevoerd.
1.6.
Bij besluit van 24 april 2015 heeft verweerder het besluit van 19 oktober 2021 ingetrokken en de functie van eiser overeenkomstig een door het EC O&P/dienstenstroom Organisatieadvies uitgebracht advies van 20 april 2015 ingedeeld in het FGR-profiel: functiefamilie Project/Programmamanagement, functietypering Projectleider schaal 12 van het BBRA en bepaald dat deze indeling zou geschieden met terugwerkende kracht tot 1 november 2012.
1.7.
Eind 2016 is in overleg en met instemming van eiser en zijn gemachtigde afgesproken dat het samenstel van werkzaamheden van eiser opnieuw beschreven en ook gewaardeerd zou worden. EC O&P heeft voor deze opdracht de heer L.J. van Schie , als onafhankelijke functiedeskundige, ingehuurd.
1.8.
Op 13 juni 2018 heeft Van Schie aan eiser een concept-beschrijving van het samenstel van zijn werkzaamheden gestuurd met het verzoek om een reactie. Nadat tussen partijen verschillende reacties zijn gewisseld maar het niet was gelukt om over de beschrijving van de werkzaamheden tot overeenstemming te komen, heeft Van Schie aan eiser laten weten dat hij het dossier aan de opdrachtgever, het RVB, zou teruggeven.
1.9.
Verweerder heeft Van Schie vervolgens gevraagd schriftelijk te adviseren over de beschrijving van de in 2012 aan eiser opgedragen werkzaamheden en de daaraan gekoppelde indeling in het FGR.
1.10.
De Van Schie heeft op 25 januari 2021 aan dat verzoek voldaan.
1.11.
Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 28 januari 2021 besloten de functie van senior vastgoeddeskundige van eiser, overeenkomstig voornoemd advies, in te delen in het FGR als Project-/Programmamanager, schaal 12 en het bezwaarschrift van 28
november 2012 ongegrond te verklaren.
1.12.
De rechtbank heeft het besluit van 28 januari 2021 met haar uitspraak van 18 maart 2022 vernietigd, omdat verweerder in strijd met de hoorplicht had gehandeld.
1.13.
Met het bestreden besluit van 19 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar gericht tegen de functiebeschrijving ongegrond verklaard, het besluit van 24 april 2015 ingetrokken en het samenstel van werkzaamheden van met ingang van 1 november 2012 vastgesteld overeenkomstig het advies van Van Schie van 25 januari 2021.
1.14.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.15.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling

2. In dit beroep ligt de vraag voor of de beschrijving van de functie van eiser per 1 november 2012 juist is. Eiser voert daarvoor, kort gezegd, aan dat de beschrijving van de functie onvolledig is. Een aantal functieverzwarende elementen zijn niet in de functiebeschrijving terug te vinden. Deze elementen moeten wel worden opgenomen in de functiebeschrijving, omdat de functiebeschrijving van belang is voor de later vast te stellen functie waardering. De heer R. Giskes van Giskes Personeelsadvies heeft deze elementen wel opgenomen in zijn functiebeschrijving van 9 mei 2022. Deze functiebeschrijving dient als uitgangspunt te worden genomen. Verder stelt eiser dat het onderzoek van de deskundige Van Schie diverse onzorgvuldigheden bevat en daarom niet kan worden gevolgd.
De rechtbank deelt de standpunten van eiser niet en overweegt daartoe als volgt.
Zorgvuldigheid onderzoek deskundige Van Schie
3. Van Schie heeft over zijn werkwijze verslag gedaan in zijn indelingsadvies van 25 januari 2021. Hierin staat:
Werkwijze
De eerste stap is het bepalen van de inhoud van de functie. In de voorliggende rapportage is het functiebeeld van de functie van de heer [eiser] uitgewerkt door:
  • verzamelen van informatie over doelstelling en taken van de afdeling Verkoop
  • gesprekken met de heer [naam 1] , Afdelingshoofd Verkoop (2012) en de heer [eiser] .
Het functiebeeld is voorgelegd aan de toenmalige leidinggevende dhr. [naam 1] . Na verwerking van aanvullingen is hij hiermee akkoord gegaan. Het functiebeeld is eveneens voorgelegd aan de heer [eiser] met het verzoek hierop inhoudelijk te reageren. De heer [eiser] heeft meegedeeld het niet eens te zijn met de beschrijving. Dit heeft ondanks verzoeken van de opsteller van dit indelingsadvies om te komen met concrete tekstvoorstellen als aanvulling op de concept-beschrijving van het functiebeeld die voorgelegd konden worden aan zijn toenmalige afdelingshoofd de heer [naam 1] , niet geleid tot instemming van de heer [eiser] .
4. Ter gelegenheid van de hoorzitting op 14 juni 2022 in de bezwaarfase heeft Van Schie het volgende over zijn werkwijze verteld:
De heer Van Schie wil voorop stellen dat hij vanuit zijn rol in overleg met een medewerker en het bevoegd gezag een beschrijving opstelt van de feitelijk opgedragen werkzaamheden. Hij stelt die beschrijving niet vast. Hij probeert in de beschrijving dan ook de werkomgeving en -omstandigheden te schetsen en heeft dat in het onderhavige geval in de rapportage ook gedaan. Het is immers belangrijk om vast te stellen binnen welk kader er wordt geopereerd. Ondanks het feit dat het hier over verkoop gaat, valt het binnen een strak georganiseerde organisatie. Het rijk is redelijk hiërarchisch opgebouwd voor wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden. In 2018 heeft hij zowel eiser als de heer [naam 1] geïnterviewd (hoor en wederhoor) en heeft aan de hand daarvan de werkzaamheden van eiser beschreven. Daarna hij die beschrijving voor een reactie naar eiser en de heer [naam 1] gestuurd. De heer [naam 1] heeft gereageerd, er heeft een terugkoppelingsgesprek plaatsgevonden en de beschrijving is naar aanleiding daarvan op een aantal punten aangescherpt. Bij eiser heeft hij eenzelfde handelwijze toepassen maar dat heeft niet geleid tot een inhoudelijke aanpassing. Hij heeft de tekst voorgelegd aan eiser en hem gevraagd aan te geven waar in de tekst het anders zou moeten en wat er dan zou moeten staan. Hij probeert het daardoor concreet te houden. Hij heeft in de afgelopen 25 jaar nog niet mee gemaakt dat ze er dan niet op een goede manier uitkomen. In de situatie van eiser is dat echter niet gelukt.
5. Gelet op deze achtergrond geeft het indelingsadvies van Van Schie voldoende inzicht in zijn gedachtegang. Het indelingsadvies bespreekt verder alle aspecten van de vraagstelling, het is opgesteld door een onafhankelijk deskundige – welke onafhankelijkheid ook niet in geschil is – , het is consistent en is begrijpelijk. Verder heeft Van Schie hoor- en wederhoor toegepast. De rechtbank acht het indelingsadvies dan ook zorgvuldig tot stand gekomen.
Inhoudelijke juistheid functiebeschrijving
6. De rechtbank volgt ook het indelingsadvies van Van Schie aangaande de functiebeschrijving. Daarbij acht de rechtbank ook relevant dat het bevoegd gezag in principe bepaald welke werkzaamheden worden opgedragen en dat eiser en zijn leidinggevende [naam 1] (hoofd Verkoop, Afdeling Verkoop en Gebiedsprojecten RVB) de primaire informatiebronnen zijn voor de beantwoording van de vraag over de inhoud en omvang van de werkzaamheden van eiser.
7. Zo heeft [naam 1] , ter gelegenheid van de hoorzitting op 14 juni 2022 in de bezwaarfase het volgende verklaard:
De heer [naam 1] erkent dat ze toen in een veranderend veld zaten. Er was sprake van een soort omslag van grote projecten naar projectontwikkeling. Er moest gezocht worden naar bestemmingsmogelijkheden. Echter wel binnen de regelgeving die het rijk en gemeenten daarbij aangaven. Dat is immers de bewegingsvrijheid die je hebt. Hij beaamt dat een vastgoeddeskundige redelijk zelfstandig opereert en leest die zelfstandigheid ook afdoende in het advies van 25 januari 2021 van de heer Van Schie . Hij wijst erop dat er een ruime zelfstandigheid was, maar er was intensief overleg met hem als afdelingshoofd als het nodig was of met de regionaal directeur. Soms gingen zaken indien nodig nog door naar de Centrale Directie of de Staatssecretaris. Dat laatste was echter niet veel voorkomend maar de vastgoeddeskundige ging dan vaak wel mee voor de inhoud van het dossier. Dit is het speelveld zoals hij dat zelf ziet. Er was grote vrijheid van handelen, dat wel, maar als hij de functiebeschrijving van Giskes leest gaat het te veel de andere kant op. De werkzaamheden van eiser waren niet strategisch en raakten ook niet iedere keer het beleid van het rijk. Ze hadden wel te maken met de bestemmingsplannen van de gemeenten. (…) Het vraagt inspanningen die toentertijd nieuw waren en in andere gebieden nog niet werden uitgevoerd. De aanvliegroute naar de verkoop was daarmee soms pionierswerk maar je moet je afvragen of dat als strategisch” kan worden aangemerkt.
(…)
De heer [naam 1] wil benadrukken dat anders dan wordt gesteld eiser niet volledig alleen opereerde. Hij en eiser hielden elkaars hand vast en trokken samen op. Zeker in politiek/bestuurlijk lastige tijden. Daar komt nog bij dat van tevoren de verkoopplannen werden opgesteld en besproken en dat ook de volgende zetten werden doorgesproken. Verder wil hij nog aanvullen dat behalve de regionaal directeur, ook de centraal directeur en de beleidsmedewerkers meekeken als het echt spannend werd op het Haagse politieke vlak of als een wethouder heel vervelend ging doen. Met andere woorden, er waren heel veel mogelijkheden om elkaar te ondersteunen en dat gebeurde ook. Hij wil dat wel gezegd hebben.
8. Het genuanceerde beeld dat [naam 1] schetst over de bewegingsvrijheid en zelfstandigheid wordt bevestigd door Van Schie . Van Schie heeft in de functiebeschrijving de werkomgeving en -omstandigheden geschetst en heeft dat in het onderhavige geval in het indelingsadvies ook gedaan. Het is immers, zoals Van Schie bericht, belangrijk om vast te stellen binnen welk kader er wordt geopereerd: ondanks het feit dat het hier over verkoop gaat, het valt binnen een strak georganiseerde organisatie.
9. Met verweerder – in het advies van de Bezwarenadviescommissie Personele aangelegenheden BZK van 13 juli 2022 – stelt de rechtbank vast dat de functiebeschrijving in een bepaalde context wordt geplaatst. De functiebeschrijving en het samenstel van werkzaamheden moeten dan ook binnen die context worden gezien en uit die context blijkt, ook naar het oordeel van de rechtbank en het indelingsadvies van Van Schie volgend, afdoende de complexiteit van de functie van eiser. Dat de beschrijving van het samenstel van de werkzaamheden van eiser in het advies van 25 januari 2021 onjuist zou zijn wordt dan ook niet gevolgd door de rechtbank.
Advies Giskes
10. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het advies van R. Giskes te volgen, temeer nu R. Giskes geen hoor- en wederhoor heeft toegepast en zijn functiebeschrijving in de kern alleen is gebaseerd op een interview met eiser. Daarbij is tevens de vraag in hoeverre R. Giskes als onafhankelijk deskundige in deze kan worden aangemerkt, nu hij in diverse stukken meent dat eiser in zijn belangen wordt geschaad.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.