ECLI:NL:RBNHO:2023:11384

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
C/15/344487 / FA RK 23-4667
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachtprocedure en verzoek om schadevergoeding in het kader van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een klachtprocedure met betrekking tot de uitvoering van verplichte zorg op grond van artikel 8:9 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die onderworpen was aan verplichte zorg, diende een klacht in tegen de beslissingen van de zorginstelling die haar betrof. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift van betrokkene en het verweerschrift van de zorginstelling. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 oktober 2023.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op 3 april 2023 een zorgmachtiging was verleend, die tot en met 3 oktober 2023 gold. Betrokkene had op 15 augustus 2023 een klacht ingediend bij de klachtencommissie, die deze op 23 en 24 augustus 2023 ongegrond verklaarde. Betrokkene verzocht de rechtbank om haar klacht alsnog gegrond te verklaren en een schadevergoeding toe te kennen van € 4.900,00.

De rechtbank heeft de klacht van betrokkene ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de zorginstelling terecht had gehandeld door verplichte zorg toe te passen, gezien de acute situatie waarin betrokkene zich bevond. De rechtbank concludeerde dat de zorgverantwoordelijke voldoende informatie had om te oordelen dat betrokkene wilsonbekwaam was ten aanzien van de noodzakelijke zorg. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verzoeken van betrokkene om schadevergoeding niet aan de orde waren, gezien de ongegrondheid van de klacht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Beslissing over klacht ex artikel 10:7, eerste lid, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en
Beslissing over verzoek schadevergoeding ex artikel 10:11 Wvggz
zaak-/rekestnr.:
- C/15/344487 / FA RK 23-4667 (klacht)
- C15/44494 / FA RK 23-4671 (schadevergoeding)
beschikking van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2023
op het ingediende verzoekschrift van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende aan [adres] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. J.W.E. Groot, gevestigd te Wognum,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoekster ingediend bij de klachtencommissie op 17 augustus 2023, alsmede ter verkrijging van een beslissing over een verzoek tot schadevergoeding door
de stichting GGZ Noord-Holland-Noord,
hierna te noemen: de instelling,
gevestigd te Heerhugowaard.

1.Procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van betrokkene, ingekomen op 2 oktober 2023
- het verweerschrift, met bijlagen, van de instelling, van 13 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2023, in het gebouw van de rechtbank.
1.3.
Ter zitting waren aanwezig:
- betrokkene, bijgestaan door mr. J.W.E. Groot;
- [juridisch adviseur] , juridisch adviseur gezondheidszorg, namens de instelling;
- [psychiater] , psychiater, namens de instelling (via een beeld- en geluidsverbinding).

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 3 april 2023 is een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene verleend tot en met 3 oktober 2023, waarbij – onder andere – als vormen van verplichte zorg zijn opgenomen ‘het toedienen van medicatie’ en ‘het opnemen in een accommodatie’.
2.2.
Bij aanzeggingsbrief van 3 augustus 2023 is aan betrokkene meegedeeld dat op grond van artikel 8:9 Wvggz toepassing gegeven zal worden aan de vormen van verplichte zorg ‘toedienen van medicatie (om vervoer maar de accommodatie mogelijk te maken)’, ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’. Tevens is betrokkene meegedeeld dat de zorgverantwoordelijke haar niet tot een redelijke waardering van haar belangen (hierna: wilsonbekwaam) ten aanzien van deze vormen van zorg in staat acht.
2.3.
Bij aanzeggingsbrief van 15 augustus 2023 is aan betrokkene meegedeeld dat op grond van artikel 8:9 Wvggz vanaf 17 augustus 2023 toepassing gegeven zal worden aan de vorm van verplichte zorg ‘het toedienen van medicatie (ter behandeling van de psychose)’. Daarnaast is aan betrokkene meegedeeld dat de zorgverantwoordelijke haar wilsonbekwaam acht ten aanzien van deze vorm van verplichte zorg.
2.4.
Betrokkene heeft op 15 augustus 2023 een klacht ingediend bij de klachtencommissie tegen de beslissingen van 3 en 15 augustus 2023. De klachtencommissie heeft deze klachten op 23 en 24 augustus 2023 ongegrond verklaard (verzonden op 31 augustus 2023).

3.Het verzoek

3.1.
Betrokkene heeft zich tot de rechtbank gewend ter verkrijging van een beslissing op haar klacht. Betrokkene verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar klacht alsnog gegrond te verklaren en haar een schadevergoeding toe te kennen van
€ 4.900,00, dan wel een bedrag als door de rechtbank in goede justitie te bepalen, vanwege (immateriële) geleden schade.
3.2.
In het verzoekschrift en ter zitting hebben betrokkene en haar advocaat het verzoek nader toegelicht.

4.Het verweer

4.1.
De instelling heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. De instelling stelt zich op het standpunt dat de klacht van betrokkene ongegrond moeten worden verklaard. Gelet op de ongegrondverklaring van de klacht, is een schadevergoeding niet aan de orde. Indien de klacht wel gegrond wordt verklaard, is de verzochte schadevergoeding niet billijk en dient die gematigd te worden.
4.2.
In het verweerschrift en ter zitting hebben [juridisch adviseur] en [psychiater] het standpunt van de instelling nader toegelicht.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 10:7, eerste lid, Wvggz (voor zover hier van belang) kan betrokkene, nadat de klachtencommissie een beslissing heeft genomen, een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht. In het tweede lid van artikel 10:7 Wvggz is bepaald binnen welke termijn dit verzoekschrift moet worden ingediend.
5.2.
Nu het verzoek binnen de in artikel 10:7 Wvggz genoemde termijn is ingediend, is betrokkene ontvankelijk in haar verzoek.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de klacht van betrokkene zich richt tegen de door de instelling genomen beslissingen, zoals vastgelegd in de aanzeggingsbrieven van 3 en 15 augustus 2023. De rechtbank zal de klachtonderdelen, gelet op de onderlinge samenhang, van betrokkene per aanzeggingsbrief behandelen.
De aanzeggingsbrief van 3 augustus 2023
5.4.
Betrokkene is van mening dat ten onrechte uitvoering is gegeven aan de vormen van verplichte zorg ‘opname’ en ‘medicatie (ten behoeven van het vervoer)’. Er was geen reden om betrokkene op te nemen omdat er op het moment van de beoordeling op 3 augustus 2023 geen psychose werd waargenomen. De wens om naar Finland af te reizen kwam niet voort uit een actueel aanwezige psychische stoornis. Dat betrokkene goed in staat zou zijn haar psychotische symptomen te verbloemen, kan niet doorgaan als een valide goedkeuring voor de opname om het afreizen naar Finland te voorkomen. Naast het feit dat betrokkene zich hierdoor in haar wens niet serieus genomen voelt, zegt dat ook niets over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene, waarnaar artikel 8:9 Wvggz verwijst.
Het toedienen van rustgevende medicatie voor vervoer naar de kliniek per ambulance was onnodig en onterecht. Hoewel betrokkene zich aanvankelijk heeft verzet tegen de opname, is zij uiteindelijk vrijwillig meegegaan. Betrokkene werkte mee en bood zelfs aan eventueel een homeopathisch alternatief middel in te nemen omdat zij de bijwerkingen van het aangeboden middel vreesde. Door dit aanbod te negeren, is niet voor de minst belastende wijze van vervoer gekozen zoals de Wvggz dat wel verlangt bij de uitvoering van verplichte zorg.
Ten aanzien van wilsonbekwaamheidsbeoordeling is niet gebleken dat op 3 augustus 2023 met betrokkene een gesprek is geweest specifiek om haar wilsbekwaamheid ter zake van de voorgenomen verplichte zorg te toetsen. Nu ook geen sprake was van
acuutlevensgevaar, in die zin dat sprake was van onmiddellijk levensgevaar zoals bij een suïcidepoging, is niet voldaan aan het bepaalde aan artikel 8:9, vierde lid, Wvggz.
5.5.
De instelling stelt zich in het verweer op het standpunt dat de opname van betrokkene nodig was omdat zij medicatie (antipsychotica) weigerde, terwijl er aanwijzingen waren dat zij psychotisch was en plannen leek te maken om opnieuw naar Finland te vertrekken, wat twee keer daarvoor al tot levensbedreigende situaties heeft geleid. De opname was nodig om een veilige setting te creëren, betrokkene in te stellen op medicatie en eventuele bijwerkingen te monitoren. Omdat betrokkene zich verzette tegen opname en in een boze en emotionele staat verkeerde, was vervoer per ambulance nodig. Als iemand tegen zijn wil door de ambulance moet worden meegenomen, is beleid dat (kortdurende) rustgevende medicatie wordt toegediend om de veiligheid van het ambulancepersoneel en betrokkene tijdens het vervoer te kunnen waarborgen. Voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid is een uitgebreid onderzoek niet nodig. De klacht met betrekking tot de wilsbekwaamheid kan worden gepasseerd omdat er sprake was van gevaarlijke situaties voor betrokkene en voor anderen.
5.6.
De stelling van betrokkene dat niet is voldaan aan het bepaalde van artikel 8:9, eerste lid, Wvggz volgt de rechtbank niet. Uit de notities in het elektronisch patiënten dossier (EPD) blijkt dat de zorgverantwoordelijke voorafgaand aan de opname van 3 augustus 2023 heeft gesproken met betrokkene, de partner van betrokkene, haar zoon en moeder. De rechtbank is van oordeel dat de zorgverantwoordelijke zich op basis van die informatie, haar kennis van en ervaring met betrokkene, een goed beeld heeft kunnen vormen van de psychische toestand van betrokkene en op grond daarvan heeft besloten haar op te nemen. Dat er in het EPD staat genoteerd dat er op het moment van beoordelen geen psychotische symptomen of suïcidale gedachten bij betrokkene zijn waargenomen, doet aan voorgaande niet af. Uit de opmerkingen van de zorgverantwoordelijke dat betrokkene heel goed in staat is om de psychose buiten beeld te houden, blijkt dat de zorgverantwoordelijke dit heeft meegewogen bij de beslissing om haar desondanks op te nemen. Nu op basis van de informatie sprake was van (opnieuw) acuut levensgevaar voor betrokkene door haar wens weer naar Finland af te reizen, dan wel ernstig nadeel voor anderen zoals haar dertienjarige zoon en haar partner, betekent dit dat het verzet van betrokkene tegen haar opname kon worden gepasseerd.
5.7.
Ten aanzien van de medicatie ten behoeve van het vervoer overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkene heeft aangegeven dat zij geen rustgevende medicatie wenste in te nemen, maar eventueel wel bereid was tot het innemen van alternatieve middelen. Aan de hand van de stukken en hetgeen besproken ter zitting stelt de rechtbank vast dat betrokkene tijdens de beoordeling op 3 augustus 2023 geagiteerd was, ruzie maakte met de politie en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige en (aanvankelijk) weerstand liet zien tegen de opname. In combinatie met alle gebeurtenissen voorafgaand aan de beoordeling op 3 augustus 2023, staat voor de rechtbank voldoende vast dat rustgevende medicatie nodig was en bovendien naar de rechtbank begrijpt voorgeschreven beleid van de vervoerder is om ernstig nadeel (in de vorm van veiligheidsrisico’s tijdens het vervoer) te voorkomen. Ten aanzien van de wilsonbekwaamheid heeft de zorgverantwoordelijke geoordeeld dat de angst en achterdocht het oordeelsvermogen van betrokkene zodanig kleurde dat zij ten aanzien van de rustgevende medicatie wilsonbekwaam was. De rechtbank is van oordeel dat de wilsonbekwaamheid van betrokkene daarmee voldoende is gemotiveerd. Om deze redenen is naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van de wensen en voorkeuren van betrokkene om een homeopathisch middel te mogen innemen om rustig te worden tijdens het vervoer terecht voorbij gegaan, zo dit al door de vervoerder zou zijn geaccepteerd.
De aanzeggingsbrief van 15 augustus 2023
5.8.
Betrokkene stelt zich op het standpunt dat zij niet aan een psychotische stoornis lijdt, zodat antipsychotica niet nodig zijn om de psychose te behandelen. De voorgeschreven antipsychotica leiden bij haar tot maagklachten en spierpijnen. Zij voelt zich niet zichzelf met dit medicijn. De nadelen van het gebruik van deze medicatie dienen zwaarder te wegen dan de voordelen. Er wordt te snel naar antipsychotica gegrepen, terwijl een minder zwaar middel als bijvoorbeeld ritalin nog niet is geprobeerd. Nu geen sprake is van acuut levensgevaar voor betrokkene, is sprake van wilsbekwaam verzet en moet met haar wensen en voorkeuren ten aanzien van de medicatie rekening worden gehouden. (artikel 8:9, vierde lid, in samenhang met artikel 2:1, zesde lid, Wvggz).
5.9.
De instelling is van mening dat behandeling van betrokkene met antipsychotica nodig is. Ritalin is niet doelmatig, sterker nog, in een fase waarin betrokkene op basis van paranoïde wanen angstig is, is ritalin contra-geïndiceerd omdat dit juist tot een toename van de psychose zou kunnen leiden. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat antipsychotica doelmatig zijn tegen een psychose en de daarmee gepaard gaande achterdocht en angsten. Het antipsychoticum dat betrokkene krijgt is een ‘state of the art’ behandeling van een psychose. Om met de wensen en voorkeuren van betrokkene rekening te kunnen houden, is haar gevraagd de zogenaamde PAKwijzer in te vullen, zodat daar bij de keuze van het antipsychoticum rekening kan worden gehouden. Alle antipsychotica hebben bijwerkingen.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat ook hier aan de voorschriften van artikel 8:9, vierde lid, Wvggz is voldaan.
De instelling heeft in de brief van 15 augustus 2023 genoegzaam gemotiveerd dat behandeling met antipsychotica noodzakelijk was om de angst en achterdocht bij betrokkene te verminderen/weg te nemen. In het licht van de gebeurtenissen die zich vanaf februari 2023 hebben voorgedaan en die tot een crisismaatregel, een voortzetting daarvan en een zorgmachtiging hebben geleid, in combinatie met hetgeen daarover in het kader van de klachtenprocedures aan de orde is gekomen, is het voor de rechtbank duidelijk dat betrokkene niet tot een redelijke waardering van haar belangen in staat is ten aanzien van de medicatie (antipsychotica). Zij erkent de diagnose niet en deze was mede daardoor al geruime tijd onbehandeld, met alle gevolgen van dien. Vervolgens moet beoordeeld worden of er acuut levensgevaar dreigt voor betrokkene dan wel er een aanzienlijk risico is voor een ander, zoals omschreven in artikel 8:9 vierde lid Wvggz, indien betrokkene niet met de voorgeschreven medicatie behandeld zou worden. Los van de vraag of het levensgevaar dat onmiskenbaar dreigde als betrokkene opnieuw naar Finland zou afreizen, als acuut kan worden aangemerkt doordat betrokkene inmiddels was opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval sprake was van dreiging van ernstige psychische schade voor de partner en zoon. Uit de stukken is gebleken dat betrokkene haar partner en zoon betrekt in haar paranoïde angst en dat zij hen opnieuw confronteert met haar wens, toespelingen en voorbereidingen om weer naar Finland af te reizen. Betrokkene heeft ter zitting ook bevestigd dat haar zoon na haar laatste terugkeer uit Finland paniekaanvallen en hartkloppingen had, waarvoor hij ook naar de huisarts is geweest. Ter zitting heeft betrokkene zelf toegelicht dat zodra zij iets zegt over Finland, er gelijk ‘paniek in de tent is’ bij partner en zoon.
5.11.
Gelet op het voorgaande voldoen de door de zorgverantwoordelijk op 3 en 15 augustus 2023 uitgereikte aanzeggingsbrieven aan de wettelijke vereisten en is betrokkene, in het verlengde daarvan, op goede gronde wilsonbekwaam verklaard ten aanzien van de noodzakelijk geachte vormen van verplichte zorg.
5.12.
De klacht van betrokkene is daarom ongegrond. Het verzoek om een schadevergoeding kan daarom buiten bespreking blijven.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 november 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.