ECLI:NL:RBNHO:2023:11365

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
15/213075-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 30 maart 2022 te Burgervlotbrug. De verdachte, bestuurder van een Audi A3, heeft een ongeval veroorzaakt waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het ongeval leed aan een bipolaire stoornis, wat zijn gedragskeuzes en gedragingen volledig heeft bepaald. Hierdoor kon het bewezenverklaarde niet aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Wegenverkeerswet 1994 toegepast en geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar was, gezien zijn psychische toestand op het moment van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/213075-22 (P)
Uitspraakdatum: 2 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Burgervlotbrug, gemeente Schagen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A3 voorzien van kenteken [kenteken 1]), daarmede rijdende over de weg, (Rijksweg N9), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van cannabis- roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een niet toegestane en/of (zeer onverantwoord) hoge snelheid te rijden en/of
- bij het naderen van of ter hoogte van de rotonde zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate te verminderen en/of aan te passen aan de (verkeers)situatie en/of
- ( vervolgens) (met grote impact) tegen een voor hem rijdende personenauto (Peugeot 108, voorzien van kenteken [kenteken 2]) op te botsen en/of aan te rijden en/of
- waarna zijn, verdachtes, voertuig over de rotonde is gereden/gelanceerd en (op de kop) op/tegen een bedrijfsauto (opleggertrekker combinatie) is gebotst of is aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en/of twee gebroken ribben en/of een gekneusde long, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Burgervlotbrug, gemeente Schagen als bestuurder van een voertuig (personenauto, Audi A3 voorzien van kenteken [kenteken 1]), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg N9, -na voorafgaand gebruik van cannabis-
- met een niet toegestane en/of (zeer onverantwoord) hoge snelheid heeft gereden en/of
- bij het naderen van of ter hoogte van de rotonde zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of heeft aangepast aan de (verkeers)situatie en/of
- ( vervolgens) (met grote impact) tegen een voor hem rijdende personenauto (Peugeot 108, voorzien van kenteken [kenteken 2]) is gebotst en/of aangereden en/of
- waarna zijn, verdachtes, voertuig over de rotonde heeft gereden en/of werd gelanceerd en (vervolgens) (op de kop) op/tegen een bedrijfsauto (opleggertrekker combinatie) is gebotst of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2022 te Burgervlotbrug, gemeente Schagen, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Audi A3 voorzien van kenteken [kenteken 1]) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 zoals primair ten laste gelegd en tot bewezenverklaring van feit 2.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, feit 1 zoals primair ten laste gelegd en feit 2 kunnen worden bewezen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van feit 1 zoals primair ten laste gelegd en feit 2.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 19 oktober 2023;
- een proces-verbaal van onderzoek van de plaats van het ongeval van 8 juni 2022, dossierpagina’s 16 tot en met 56;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, Sv, te weten een geneeskundige verklaring, dossierpagina’s 122 tot en met 125;
- een proces-verbaal rijden onder invloed van 6 april 2022, dossierpagina’s 107 tot en met 109;
- een proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2022, dossierpagina’s 78 en 79.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, Sv betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 30 maart 2022 te Burgervlotbrug als bestuurder van een personenauto, rijdende over de Rijksweg N9, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van cannabis- roekeloos,
- met een niet toegestane en zeer onverantwoord hoge snelheid te rijden en
- bij het naderen van de rotonde zijn snelheid niet te verminderen en
- tegen een voor hem rijdende personenauto aan te rijden en
- met zijn voertuig over de rotonde is gereden en op de kop tegen een bedrijfsauto is gebotst,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en twee gebroken ribben en een gekneusde long, werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, zesde lid, van genoemde wet;
2.
hij op 30 maart 2022 te Burgervlotbrug als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1. overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de
schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
2. overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Beroep op ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte
Over de verdachte is een Pro Justitia-rapport opgemaakt door psychiater [psychiater]. Dit rapport, dat is opgemaakt op 19 mei 2023, houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een bipolaire stoornis type 1 met een (hypo)manisch-psychotisch beeld met enkele depressieve kenmerken en cannabisgebruik. Het is aannemelijk dat deze psychiatrische aandoeningen ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig waren. Gesteld kan worden dat de gedragingen en gedachten rondom en ten tijde van het tenlastegelegde voortkwamen uit een manische episode met psychotische kenmerken in het kader van de bipolaire stoornis waarbij de verdachte ook cannabis gebruikte.
Sinds een religieuze openbaring anderhalve maand voor het tenlastegelegde had de verdachte de ervaring dat hij sterk en zeer helder was. De dagen voor het tenlastegelegde had hij meer energie, sliep hij weinig en gebruikte hij veel meer cannabis dan normaal. Toen hij op de avond van het tenlastegelegde in zijn auto reed, ervaarde hij de aanwezigheid van een demon. De verdachte was angstig en dacht de demon te overwinnen als hij door de denkbeeldige tunnel zou rijden die hij voor zich zag. In een poging daartoe heeft de verdachte onderhavig verkeersongeval veroorzaakt. Er was op dat moment sprake van een volledig gestoorde realiteitszin.
Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht dan wordt geadviseerd om de verdachte dit niet toe te rekenen. Het is aannemelijk dat de verdachte de uren voorafgaand aan het tenlastegelegde, ten tijde van het tenlastegelegde, en de uren daarna volledig heeft gehandeld vanuit de manische en psychotische ervaringen die aanwezig waren. De verdachte was in deze periode niet meer in staat om na te denken over welke consequenties zijn handelen voor zichzelf of voor anderen kon hebben. Gesteld kan worden dat de verdachte geen keuzemogelijkheid had in zijn handelen vanuit de psychiatrische stoornis. Deze was dusdanig aanwezig en voorliggend dat ervan uit gegaan kan worden dat de invloed van cannabis op het beeld op dat moment niet bepalend is geweest.
Het risico op herhaling van een verkeersongeval wordt ten tijde van het onderzoek door psychiater [psychiater] gemiddeld aanwezig geschat. Ten tijde van die inschatting is de kans op herhaling verkleind omdat de verdachte geen rijbewijs heeft en zich aan de tot dan toe gemaakte afspraken houdt. De verdachte is echter gediagnosticeerd met een ernstige en chronische psychiatrische stoornis en ook tijdens het onderzoek zijn daar duidelijke kenmerken van aanwezig. De verdachte heeft geen ziekte-inzicht, gebruikt af en aan cannabis en wil geen medicatie ter behandeling van zijn psychiatrische stoornis gebruiken. De prognose op verbetering van het beeld is daarom slecht en het recidiverisico op escalaties, incidenten en ernstig nadeel voor anderen en hemzelf zijn in het algemeen verhoogd aanwezig.
Het advies van de psychiater is om de verdachte te behandelen binnen de reguliere GGZ. Het beeld is al lange tijd dusdanig ernstig dat medicamenteuze behandeling noodzakelijk is. Geadviseerd wordt om de behandeling voort te zetten onder een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte GGZ.
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging, gelet op voornoemde rapportage. Ter zitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat het rijbewijs van de verdachte inmiddels ongeldig is verklaard. De officier van justitie acht een zorgmachtiging het meest aangewezen kader om behandeling van de verdachte binnen de reguliere GGZ te garanderen.
5.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op voornoemde rapportage eveneens verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft naar voren gebracht dat op 9 augustus 2023 een zorgmachtiging is verleend voor de behandeling van de bij de verdachte aanwezige stoornis.
5.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusies van psychiater [psychiater] over. De rechtbank concludeert dat ten tijde van het bewezenverklaarde de stoornis, zoals in het rapport beschreven, bij de verdachte aanwezig was en op dat moment zijn gedragskeuzes en gedragingen volledig heeft bepaald. Dat betekent dat het bewezenverklaarde in het geheel niet aan de verdachte kan worden toegerekend en dat de verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar wordt geacht.
De rechtbank zal de verdachte daarom ter zake het bewezenverklaarde ontslaan van alle rechtsvervolging.
Na het tenlastegelegde is de verdachte in eerste instantie behandeld door het Intense Home Treatment-team van de crisisdienst van de GGZ. Na enkele maanden is de verdachte kort vrijwillig opgenomen bij een instelling van de GGZ en vervolgens overgedragen aan het behandelteam van de reguliere GGZ. Blijkens de beschikking van deze rechtbank van
9 augustus 2023, die door de raadsman is overgelegd, is voor de duur van zes maanden een zorgmachtiging verleend ter behandeling van de bij de verdachte aanwezige stoornis. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding tot oplegging van een strafrechtelijke maatregel.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 700,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 200,- aan materiële schade vanwege reparatiekosten van de auto van de benadeelde partij en € 500,- aan immateriële schade vanwege de angstige herinnering die de benadeelde partij heeft overgehouden aan het ongeval en die haar sindsdien belemmert tijdens het autorijden.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering, omdat het tenlastegelegde feit is begaan jegens slachtoffer Wind en niet tegen benadeelde partij [benadeelde]. Daarnaast heeft de officier van justitie betoogd dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Ook daarom is de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, aldus de officier van justitie.
6.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de causaliteit tussen de schade en het tenlastegelegde feit niet vastgesteld kan worden en dat de schade onvoldoende is onderbouwd. Daarom verzoekt de raadsman de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering in die zin dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen het tenlastegelegde en de gestelde schade.
Omdat de materiële schade in het geheel niet is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij voor wat betreft dat onderdeel niet in de vordering kan worden ontvangen.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien zij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in haar persoon ‘op andere wijze’ sprake is (vgl. HR 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2551, rov. 3.4 (NJ 1998/366; red.)).
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij niet heeft onderbouwd dat de handelingen van de verdachte hebben geleid tot psychische schade. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin gebleken dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
5a, 6, 8, 163 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van die feiten.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Maat, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. M.S. Neervoort, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 november 2023.