ECLI:NL:RBNHO:2023:11361

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
15/132749-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seks met een minderjarige prostituee en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige prostituee. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig waren en niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die op dat moment nog geen achttien jaar oud was, inconsistent was in haar verklaringen over de seksuele handelingen die zij met de verdachte zou hebben verricht. De rechtbank concludeert dat de belastende verklaring van de aangeefster niet voor het bewijs kan worden gebruikt, en dat de overige stukken in het dossier geen steun bieden aan haar verklaring. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het feit, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 19 oktober 2023, waar de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat het dossier niet voldoende bewijs bevatte voor de conclusie dat de verdachte seks heeft gehad met de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/132749-22 (P)
Uitspraakdatum: 2 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2020 tot 21 september 2020 te Cruquius en/of Hoofddorp, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, bestaande die ontucht uit: (telkens) het brengen/duwen van zijn penis in de mond en/of de vagina van die [aangeefster] en/of het vingeren van die [aangeefster] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie – samengevat – naar voren gebracht dat de verklaringen van [aangeefster] (hierna ook: de betrokkene) op hoofdlijnen consistent en dus betrouwbaar zijn en tevens voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal in het dossier.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit, wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsvrouw – samengevat – naar voren gebracht dat de betrokkene tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en dat ondersteunend bewijs voor de stelling dat de verdachte seks met haar heeft gehad, ontbreekt.

4.Vrijspraak

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de conclusie dat de verdachte seks heeft gehad met [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het procesdossier blijkt dat hulpverlening en politie op verschillende momenten gesprekken hebben gevoerd met [aangeefster] over het door haar verrichten van – kort gezegd – prostitutiewerk (seks tegen betaling). [aangeefster] heeft uiteindelijk geen aangifte gedaan tegen de verdachte.
Op 26 november 2020 hebben twee verbalisanten met [aangeefster] gesproken over – zo begrijpt de rechtbank – het crisisverslag van 3 november 2020 naar aanleiding waarvan de kinderrechter een machtiging heeft afgegeven tot uithuisplaatsing van [aangeefster] in een instelling voor gesloten jeugdhulp. In dat gesprek heeft [aangeefster] – samengevat – verteld dat zij in contact is gekomen met een man genaamd ‘ [naam] ’. Uit het dossier blijkt dat de politie [naam] heeft geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte] , de oom van de verdachte. [aangeefster] heeft verteld dat [naam] gebruik maakte van een (kantoor)pand in – zo blijkt uit het onderzoek – Cruquius, waar hij vaak feestjes gaf. [aangeefster] heeft verteld dat zij (onder meer) in dat pand seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht met [naam] en vrienden van hem. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat de verbalisanten hebben opgemerkt dat in het crisisverslag nog een aantal andere namen staat vermeld waarover [aangeefster] nog niet heeft verteld (dossierpagina 43). [aangeefster] heeft vervolgens tegen de verbalisanten verteld dat ‘ [verdachte] ’ een neef is van [naam] maar dat zij geen seks met hem heeft gehad.
Op 16 februari 2021 wordt [aangeefster] door twee verbalisanten op het politiebureau verhoord als getuige. [aangeefster] heeft toen verklaard: ‘
met die neef van [naam] heb ik 1 keer seks gehad. Met [verdachte].’ In het verhoor wordt haar een foto van de verdachte (foto 5, dossierpagina 73) getoond en gevraagd wie deze persoon is. [aangeefster] wijst de persoon op de foto aan als [verdachte] . De rechtbank begrijpt de verklaringen van [aangeefster] dus zo dat zij met [verdachte] de verdachte bedoelt. [aangeefster] heeft vervolgens verklaard dat zij ‘
veertig seconden normale seks heeft gehad’ en ‘
[verdachte] met zijn piemel in haar vagina is geweest’.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [aangeefster] één keer heeft gezien, namelijk toen hij [aangeefster] en een vriendin op 20 september 2020 heeft opgehaald in Rotterdam en voor een feestje naar het pand in Cruquius heeft gebracht. De verdachte heeft echter stellig ontkend dat hij daar seks met [aangeefster] heeft gehad.
De rechtbank stelt vast dat [aangeefster] in de twee gesprekken met de politie ten aanzien van op voor de verdachte essentiële onderdelen van de tenlastelegging wisselend heeft verklaard. [aangeefster] heeft immers aanvankelijk verklaard dat zij geen seks met de verdachte heeft gehad. Vervolgens, drie maanden later, heeft zij verklaard dat zij wel seks met de verdachte heeft gehad. De verbalisanten hebben [aangeefster] niet voorgehouden dat zij op dit punt eerder andersluidend heeft verklaard noch gevraagd waarom zij eerder anders verklaarde. Deze tegenstrijdigheid in haar verklaringen ten aanzien van een zeer cruciaal onderdeel van het hem gemaakte verwijt, namelijk is er sprake geweest van ontucht, doet naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de betrouwbaarheid en overtuigingskracht van de verklaring van [aangeefster] voor zover zij over de verdachte heeft verklaard. De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat de laatste, belastende verklaring van [aangeefster] over de verdachte niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Daarbij komt dat de overige stukken in het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen steun bieden aan de verklaring van [aangeefster] dat zij seks met de verdachte heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie in dat verband aangehaalde dossierstukken weliswaar kunnen ondersteunen dat de verdachte tegelijkertijd met [aangeefster] in het pand in Cruquius is geweest, zoals de verdachte ook heeft verklaard, maar niet dat de verdachte daar seks, al dan niet tegen betaling, met [aangeefster] heeft gehad.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mrs. C.S. Schoorl en A.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 november 2023.