ECLI:NL:RBNHO:2023:11346

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
15.077026.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de (verlengde) invoer van 1.122 kilogram cocaïne met een cruciale rol in de logistieke operatie

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de (verlengde) invoer van 1.122 kilogram cocaïne. De verdachte speelde een cruciale rol in de logistieke operatie rondom de invoer van deze grote hoeveelheid cocaïne, die op 12 juli 2022 vanuit Zuid-Amerika naar Nederland werd gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het organiseren van het transport van de cocaïne, die verborgen zat in een container met cacao. De verdachte werd op 12 juli 2022 aangehouden, kort nadat de container was opgehaald bij een containerbedrijf in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op de invoer van de cocaïne, ondanks zijn verweer dat hij dacht dat het om een testzending ging. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het primair ten laste gelegde feit en legde een gevangenisstraf van acht jaren op. De rechtbank weegt daarbij de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de criminele organisatie en de maatschappelijke impact van de drugshandel mee.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.077026.22
Uitspraakdatum: 10 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 september 2023, 25 september 2023 en 30 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2022 tot en met 12 juli 2022 te Rotterdam, Amsterdam, Purmerend, Enkhuizen en Noord-Scharwoude, althans op (een) locatie(s) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1.122 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 1.122 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Meer subsidiair
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2022 tot en met 12 juli 2022 te Rotterdam, Amsterdam, Purmerend, Enkhuizen en Noord-Scharwoude, althans op (een) locatie(s) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 1.122 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben en is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vrachtwagen met oplegger, één of meer personenauto’s en één of meer (encrypted) telefoons en simkaarten bestemd voor communicatie met mededaders voorhanden gehad en
- ( meermalen) met mededaders, althans één of meer andere bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent de aankomst van een zending cocaïne en de voorgenomen werkwijze bij voornoemd strafbaar feit en
- één of meer digitale foto’s met daarop informatie uit een computersysteem van het havenbedrijf [bedrijf 1] inzake containers en het containerschip [naam schip] gemaakt, verzonden, ontvangen en/of voorhanden gehad en
- één of meer digitale foto’s met daarop informatie inzake het werkrooster van [medeverdachte 1] gemaakt, verzonden, ontvangen en/of voorhanden gehad en
- zich met genoemde vrachtwagen met oplegger en één of meer personenauto’s naar het containerterrein van [bedrijf 1] gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam begeven om daar een container (met daarin cocaïne) op te halen en
- gegevens in het computersysteem van [bedrijf 1] ingevoerd/gewijzigd, waardoor voornoemde vrachtwagen met oplegger op 12 juli 2022 het (container)terrein (onbevoegd) kon oprijden en vervolgens beladen met een container kon verlaten en
- de in het computersysteem van [bedrijf 1] ingevoerde/gewijzigde gegevens vervolgens verwijderd althans (opnieuw) gewijzigd zodat voor anderen onopgemerkt zou blijven dat de container niet meer op het terrein van [bedrijf 1] stond en
- met de vrachtwagen met oplegger en de geladen container (met daarin cocaïne) en één of meerdere personenauto’s weggereden van het terrein van [bedrijf 1]

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de container. Hij had daarom geen (voorwaardelijk) opzet op de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne en evenmin op het subsidiair ten laste gelegde opzettelijk vervoeren, althans aanwezig hebben, van cocaïne. De verdachte was in de veronderstelling dat ‘slechts’ sprake was van een testzending, bedoeld om (aan een mogelijke toekomstige opdrachtgever) te demonstreren dat een container ongezien van het terrein van het containerbedrijf kon worden verwijderd en teruggebracht. Volgens de raadsman kan wel worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van het overtreden van de Opiumwet, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd, maar moet de verdachte daarbij partieel worden vrijgesproken van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid cocaïne (1.122 kilogram).
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Route van de container
Op 22 juni 2022 wordt een container met nummer [nummer] (hierna: de container) in Cartagena (Colombia) geladen op het motorschip [naam schip], richting Rotterdam. De container is afkomstig uit Ecuador en geladen met 363 zakken Ecuadoriaanse cacao. Op 6 juli 2022 wordt de container in de haven van Rotterdam gelost. Op 12 juli 2022 wordt de container per vrachtwagen afgeleverd bij het containerbedrijf [bedrijf 1] in Amsterdam (hierna: [bedrijf 1]). De zakken Ecuadoriaanse cacao waren bestemd voor het bedrijf Olam International Singapore. Ten gunste van dit bedrijf diende de lading cacao te worden gelost bij [bedrijf 2] aan de [adres 3] te Amsterdam. Dit laatste bedrijf bevindt zich direct naast het terrein van [bedrijf 1].
Feiten en omstandigheden op 10, 11 en 12 juli 2022
Op 10 juli 2022 omstreeks 15.00 uur zegt de medeverdachte J[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) in een telefoongesprek met een derde dat “die jongens van mijn andere klus” voor de deur staan en dat hij er op 11 en 12 juli even niet is. Deze jongens, die bij [medeverdachte 2] aan de deur kwamen, zijn de verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte]) en de medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna ook: [medeverdachte 3]).
Diezelfde dag omstreeks 21.00 uur worden twee Nokia telefoons actief, met telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] (hierna: Nokia 1) en eindigend op [telefoonnummer 2] (hierna: Nokia 2). Op het moment van activeren van deze telefoons stralen deze een zendmast aan in de omgeving van de verblijfplaats van de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). In dezelfde omgeving stralen op dat moment ook de telefoons van [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] een zendmast aan.
Nokia 2 wordt op 11 en 12 juli 2022 gebruikt door [medeverdachte 2]. Hij heeft deze telefoon gekregen van [medeverdachte 3] en [verdachte]. In Nokia 2 zijn slechts twee telefoonnummers opgeslagen, te weten het telefoonnummer van Nokia 1 (opgeslagen als “Nood”) en het telefoonnummer van het depot van [bedrijf 1] (“opgeslagen als “Dep”). Nokia 1 was in het bezit van [verdachte] toen hij (op 12 juli 2022) werd aangehouden. Het telefoonnummer van Nokia 1 stond ook in de telefoon van [medeverdachte 1] als noodnummer opgeslagen.
In de ochtend van 11 juli 2022 parkeert [medeverdachte 2] een door hem gehuurde Peugeot aan de [adres 4] in Amsterdam. Omstreeks 10.00 uur arriveren daar ook [medeverdachte 3] en [verdachte], in een bestelwagen van het merk Ford, type Transit (hierna: de bestelwagen) en een auto van het merk Opel, type Karl (hierna: de Opel). Zowel de bestelwagen als de Opel zijn door [medeverdachte 3] gehuurd voor de periode van 11 juli 2022 tot en met 13 juli 2022.
Op 11 juli 2022 omstreeks 15.00 uur wordt [medeverdachte 2] met de Opel afgezet bij bedrijventerrein [adres 5] in Amsterdam. Daar staat een vrachtwagen (kenteken [kenteken 1]) met oplegger (kenteken [kenteken 2]), hierna te noemen: de vrachtwagen. De vrachtwagen staat op naam van [medeverdachte 2]. De vrachtwagen, bestuurd door [medeverdachte 2], en de Opel, met daarin [medeverdachte 3] en [verdachte], rijden vervolgens rondjes in de omgeving van het terrein van [bedrijf 1]. [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] bevinden zich tot ongeveer 20.45 uur in de nabije omgeving van [bedrijf 1], in of bij genoemde voertuigen.
[medeverdachte 1], medewerker van [bedrijf 1], informeert [medeverdachte 2] op 11 juli 2022 herhaaldelijk over de verwachte aankomsttijd van de container bij [bedrijf 1]. Anders dan [medeverdachte 3] en zijn medeverdachten kennelijk hadden verwacht, blijkt dat de container niet op 11 maar op 12 juli 2022 bij [bedrijf 1] zal worden afgeleverd. [medeverdachte 2] houdt [medeverdachte 3] en [verdachte] hiervan op de hoogte.
Op 12 juli 2022 omstreeks 5.20 uur arriveert de Opel op een parkeerterrein bij [adres 5], waar de vrachtwagen staat geparkeerd. Kort daarop verlaten de Opel en (enkele minuten daarna) de vrachtwagen het parkeerterrein. Omstreeks 5.32 uur parkeert de vrachtwagen vlakbij [bedrijf 1]. Omstreeks 6.32 uur, vlak voordat de vrachtwagen het terrein van [bedrijf 1] oprijdt, belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] op Nokia 2.
Omstreeks 6.34 uur registreert [medeverdachte 1] de container in het computersysteem van [bedrijf 1] op het adres van transportbedrijf [bedrijf 3] en op het kenteken van de vrachtwagen ([kenteken 1]). Op hetzelfde tijdstip opent [medeverdachte 1] (via de ‘Manual Control-knop’) de slagboom bij de toegangspoort voor [medeverdachte 2]. Kort nadat de vrachtwagen – met lege oplegger – het terrein is opgereden, wordt de container op de vrachtwagen geplaatst. Vervolgens meldt [medeverdachte 2] telefonisch aan [medeverdachte 1] dat hij bij de uitgang staat, waarna [medeverdachte 1] omstreeks 6.47 uur de slagboom voor de uitgang opent, opnieuw door middel van de Manual Control-knop. Tegelijkertijd maakt [medeverdachte 1] de registratie van de container (op het kenteken van de vrachtwagen) ongedaan, waardoor in het computersysteem van [bedrijf 1] niet zichtbaar is dat de container van het terrein van [bedrijf 1] is weggenomen.
Vrijwel onmiddellijk nadat de vrachtwagen (inclusief de container) het terrein van [bedrijf 1] verlaat, rijdt de Opel achtereenvolgens vlak achter en vóór de vrachtwagen. Ongeveer tien minuten later stopt de vrachtwagen in de [adres 6] in Amsterdam, bij de plaats waar de bestelwagen staat geparkeerd (ter hoogte van nummer 6). Hier houdt het arrestatieteam [medeverdachte 2] aan. Enkele minuten later worden ook [medeverdachte 3] en [verdachte] (die in de Opel zitten) aangehouden, vlakbij de [adres 6].
In de Opel wordt de autosleutel van de bestelwagen aangetroffen en een telefoon (Samsung A22). In deze telefoon zijn onder andere foto’s van het computersysteem van [bedrijf 1] opgeslagen.
De container is in beslag genomen en onderzocht. De container was verzegeld met een rederijverzegeling en een kabelcontainerverzegeling. De verzegeling was ongeschonden en de nummers van de zegels komen overeen met de zegelnummers op de zeevrachtbrief van de vervoerder die de container vanuit Ecuador (via Cartagena en Rotterdam) naar Amsterdam heeft vervoerd. Achterin de container, onder de balen cacao, worden 22 balen met daarin 1120 pakketten met wit poeder aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het om cocaïne gaat, met een nettogewicht van in totaal 1.122,09 kilogram.
In de bestelwagen is een lege jute zak aangetroffen met het opschrift Olam, hetzelfde opschrift als op zakken bestemd voor vervoer en opslag van cacao die zijn aangetroffen bij het bedrijf [bedrijf 2], de uiteindelijke bestemming van de in de container aangetroffen zakken cacao.
Tussenconclusie
De feiten en omstandigheden zoals in het voorgaande weergegeven worden op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden zijn niet door de verdediging betwist en de rechtbank acht op grond van deze feiten bewezen dat sprake is van het, tezamen en in vereniging, (verlengd) invoeren van cocaïne. De vraag die nog voorligt is of de verdachte opzet heeft gehad op de (verlengde) invoer van cocaïne.
Opzet op de invoer van cocaïne
De rechtbank constateert dat er 1.122 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen met een straatwaarde van tientallen miljoenen euro’s. Aangenomen mag worden dat het vervoer en uithalen van een zodanig grote hoeveelheid cocaïne niet aan willekeurige onwetende personen wordt overgelaten, gelet op de zeer hoge waarde daarvan. De verzender zal zeker willen weten dat de zending in Nederland bij de juiste personen terechtkomt, dat deze personen op de hoogte zijn van de inhoud van de container, en dat zij weten wat er vervolgens in het belang van de verzender met die lading cocaïne moet gebeuren.
Verder is algemeen bekend dat de logistiek rondom de invoer van verboden verdovende middelen complex is en dat daarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van (in dit geval) Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
Vast staat dat medeverdachte [medeverdachte 3] voor de periode van 11 tot en met 13 juli 2023 de Opel en de bestelwagen heeft gehuurd. De verdachte en [medeverdachte 3] hebben deze voertuigen op 11 juli 2022 in de nabije omgeving van [bedrijf 1] geparkeerd, waarna zij en [medeverdachte 2] in die omgeving verbleven en via [medeverdachte 1] op de hoogte werden gehouden van het (verwachte) tijdstip van aankomst van de container. Toen [medeverdachte 2] op 12 juli 2022 de container (met daarin de cocaïne) had opgehaald, is hij onmiddellijk naar de [adres 6] in Amsterdam gereden, waar de door [medeverdachte 3] gehuurde bestelwagen stond. De autosleutel van de bestelwagen lag in de Opel waarin de verdachte en [medeverdachte 3] zijn aangehouden.
In de bestelwagen is de eerdergenoemde, voor de vervoer van cacao bestemde jute zak aangetroffen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de container cocaïne bevatte, wat betekent dat hij (vol) opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne in Nederland.
Het verweer van de verdachte dat hij geen idee had dat er cocaïne in de container werd vervoerd en dat het volgens hem een ‘testzending’ zonder cocaïne betrof, om te testen of aan derden te demonstreren dat de verdachten in staat waren ongemerkt de container van het terrein van [bedrijf 1] weg te nemen, naar een ‘safe place
te vervoeren en vervolgens weer terug te zetten bij [bedrijf 1], acht de rechtbank niet geloofwaardig en wordt verworpen. Dit scenario verdraagt zich niet met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op 10, 11 en 12 juli 2022. Meer in het bijzonder verdraagt die uitleg zich niet met de omstandigheid dat de door [medeverdachte 3] gehuurde bestelwagen op 12 juli 2022 op de locatie stond waar de container naartoe werd gebracht, met het kennelijke doel om de 1.120 pakketten cocaïne met de bestelwagen verder te vervoeren, en evenmin met de omstandigheid dat zich in die bestelwagen een lege jute zak bestemd voor vervoer van cacaobonen bevond met hetzelfde opschrift als op zakken die bij de beoogde ontvanger van de cacao zijn aangetroffen. Voor die belastende omstandigheden heeft de verdachte geen verklaring willen geven, zodat een ander doel voor de huur en de aanwezigheid van de bestelwagen dan het verdere vervoer van de cocaïne uit de container niet aannemelijk is geworden. Verder weegt de rechtbank mee dat [medeverdachte 3] en [verdachte] de container (nauwlettend) in het oog hebben gehouden. Nadat [medeverdachte 2] de container bij [bedrijf 1] had opgehaald reden zij in de Opel afwisselend vlak vóór en achter de vrachtwagen met de container. Als [medeverdachte 3] en [verdachte] ervan uit zouden zijn gegaan dat het een testzending zonder cocaïne was, zou daarvoor geen aanleiding hebben bestaan.
Slotsom
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer in Nederland van ongeveer 1.122 kilogram cocaïne.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 10 juli 2022 tot en met 12 juli 2022 te Amsterdam, Purmerend en Noord-Scharwoude, tezamen en in vereniging met anderen, ongeveer 1.122 kilogram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, gelet op zijn standpunt dat de rechtbank alleen tot bewezenverklaring van en strafoplegging voor het meer subsidiair tenlastegelegde zou kunnen komen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne (ongeveer 1.122 kilogram). Gelet op de ingevoerde hoeveelheid cocaïne was deze bestemd voor de verdere verspreiding en handel. De verdachte heeft daarmee deelgenomen aan de internationale handel in verdovende middelen en aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Het gebruik van harddrugs vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de verspreiding van, en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. Feiten zoals deze leiden aldus tot onrust in de samenleving en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij zich kennelijk niet heeft bekommerd om de ernstige gevolgen die (de invoer van) harddrugs voor anderen kunnen hebben. Hij was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin.
Rol van de verdachte
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er een zekere rolverdeling is geweest tussen de verschillende verdachten in deze zaak. Op grond van die rolverdeling zal de rechtbank een onderscheid aanbrengen in de aan de verdachten op te leggen straffen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld bij de onderhavige invoer. De verdachte heeft samen met [medeverdachte 3] een belangrijk onderdeel van de logistieke operatie rondom de invoer van de cocaïne georganiseerd. Zodra de container met cocaïne vanuit Zuid-Amerika bij [bedrijf 1] arriveerde, zouden de verdachte en [medeverdachte 3] – met behulp van een corrupte havenmedewerker – zorgen voor het transport van de container vanaf het [bedrijf 1] terrein naar een ‘veilige locatie’.
Na het uithalen van de container met cocaïne zouden zij deze weer (laten) terugplaatsen op het terrein van [bedrijf 1], waarbij de ‘truc’ was dat in het computersysteem van [bedrijf 1] niet zichtbaar zou zijn dat de container het terrein in de tussentijd had verlaten. De verdachte en [medeverdachte 3] waren al geruime tijd bezig met het opzetten van de onderhavige smokkelroute via [bedrijf 1] in Amsterdam en hebben in diverse chatgroepen met deze ‘modus operandi’ geadverteerd. Uit het dossier volgt dat het de bedoeling van de verdachte en [medeverdachte 3] was om “jaren lang” met deze manier van cocaïne invoeren, te “knallen”. De verdachte heeft, kortom, een bepalende rol gespeeld bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. Als tegenprestatie voor hun werkzaamheden, mochten de verdachte en [medeverdachte 3] een gedeelte van de ingevoerde cocaïne (ter waarde van miljoenen euro’s) behouden, die zij vervolgens verhandelden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte, gedateerd 23 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld. Omdat deze veroordeling van ruim tien jaar geleden dateert, wordt deze omstandigheid niet strafverzwarend meegewogen. De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 6 maart 2023. De rechtbank ziet in dit stuk geen aanleiding om de straf te matigen.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit, de ingevoerde hoeveelheid en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad, is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Onder de verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven, te weten:
- 1 STK Zakkennaaimachine (Omschrijving: Goednummer: 729952, Ganapac)
- 1 STK Horloge (Omschrijving: Goednummer: 730912, goudkleurig, merk: Cartier)
- 1 DS Doos zonder horloge (Omschrijving: Goednummer: 729948, rood, merk: Cartier)
- 1 STK Horloge (Omschrijving: Goednummer: 729947, zwart/wit, merk: Cartier)
- 1 STK Boekje met CD Rom (Omschrijving: Goednummer: 729946, Cartier)
- 26000 EUR (IBG 12-07-2022) (Omschrijving: Goednummer: 729950).
De officier van justitie heeft gevorderd de zakkennaaimachine te onttrekken aan het verkeer en de overige voorwerpen in deze strafzaak terug te geven aan de verdachte, omdat hij opdracht heeft gegeven op deze voorwerpen conservatoir beslag te leggen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er geen wettelijke grond bestaat voor onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen zakkennaaimachine. De rechtbank zal daarom beslissen dat de zakkennaaimachine moet worden teruggeven aan de verdachte. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook de overige onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, zoals is gevorderd door de officier van justitie.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet;
47, 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
acht (8) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 STK Horloge (Omschrijving: Goednummer: 730912, goudkleurig, merk: Cartier)
- 1 DS Doos zonder horloge (Omschrijving: Goednummer: 729948, rood, merk: Cartier)
- 1 STK Horloge (Omschrijving: Goednummer: 729947, zwart/wit, merk: Cartier)
- 1 STK Boekje met CD Rom (Omschrijving: Goednummer: 729946, Cartier)
- 26000 EUR (IBG 12-07-2022) (Omschrijving: Goednummer: 729950)
- 1 STK Zakkennaaimachine (Omschrijving: Goednummer: 729952, Ganapac)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2023.
Bijlage
De bewijsmiddelen (…)