ECLI:NL:RBNHO:2023:11345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
15.033069.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van de (verlengde) invoer van 1.122 kilogram cocaïne met uitvoerende rol als chauffeur

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de (verlengde) invoer van 1.122 kilogram cocaïne. De verdachte, die als chauffeur van een vrachtwagencombinatie fungeerde, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van de cocaïne in een container die via de haven van Rotterdam naar Amsterdam was vervoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte wist dat de container cocaïne bevatte, gezien de omstandigheden waaronder hij handelde en de rol die hij speelde in het transport. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, gezien de grote hoeveelheid cocaïne en de impact op de volksgezondheid. De verdachte had een essentiële rol in de invoer en het vervoer van de cocaïne, wat leidde tot de veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.033069.22
Uitspraakdatum: 10 november 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 september 2023, 25 september 2023 en 30 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn (HvB).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2022 tot en met 12 juli 2022 te Rotterdam, Amsterdam, Purmerend, Enkhuizen en Noord-Scharwoude, althans op (een) locatie(s) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1.122 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 1.122 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Meer subsidiair
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2022 tot en met 12 juli 2022 te Rotterdam, Amsterdam, Purmerend, Enkhuizen en Noord-Scharwoude, althans op (een) locatie(s) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 1.122 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben en is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vrachtwagen met oplegger, één of meer personenauto’s en één of meer (encrypted) telefoons en simkaarten bestemd voor communicatie met mededaders voorhanden gehad en
- ( meermalen) met mededaders, althans één of meer andere bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent de aankomst van een zending cocaïne en de voorgenomen werkwijze bij voornoemd strafbaar feit en
- één of meer digitale foto’s met daarop informatie uit een computersysteem van het havenbedrijf [bedrijf 1] inzake containers en het containerschip [naam schip] gemaakt, verzonden, ontvangen en/of voorhanden gehad en
- één of meer digitale foto’s met daarop informatie inzake het werkrooster van [medeverdachte 1] gemaakt, verzonden, ontvangen en/of voorhanden gehad en
- zich met genoemde vrachtwagen met oplegger en één of meer personenauto’s naar het containerterrein van [bedrijf 1] gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam begeven om daar een container (met daarin cocaïne) op te halen en
- gegevens in het computersysteem van [bedrijf 1] ingevoerd/gewijzigd, waardoor voornoemde vrachtwagen met oplegger op 12 juli 2022 het (container)terrein (onbevoegd) kon oprijden en vervolgens beladen met een container kon verlaten en
- de in het computersysteem van [bedrijf 1] ingevoerde/gewijzigde gegevens vervolgens verwijderd althans (opnieuw) gewijzigd zodat voor anderen onopgemerkt zou blijven dat de container niet meer op het terrein van [bedrijf 1] stond en
- met de vrachtwagen met oplegger en de geladen container (met daarin cocaïne) en één of meerdere personenauto’s weggereden van het terrein van [bedrijf 1].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist (of kon vermoeden) dat de door hem vervoerde container cocaïne bevatte, waardoor integrale vrijspraak moet volgen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Route van de container
Op 22 juni 2022 wordt een container met nummer [nummer] (hierna: de container) in Cartagena (Colombia) geladen op het motorschip [naam schip], richting Rotterdam. De container is afkomstig uit Ecuador en geladen met 363 zakken Ecuadoriaanse cacao. Op 6 juli 2022 wordt de container in de haven van Rotterdam gelost. Op 12 juli 2022 wordt de container per vrachtwagen afgeleverd bij het containerbedrijf [bedrijf 1] in Amsterdam (hierna: [bedrijf 1]). De zakken Ecuadoriaanse cacao waren bestemd voor het bedrijf Olam International Singapore. Ten gunste van dit bedrijf diende de lading cacao te worden gelost bij [bedrijf 2] aan de [adres 3] te Amsterdam. Dit laatste bedrijf bevindt zich direct naast het terrein van [bedrijf 1].
Feiten en omstandigheden op 10, 11 en 12 juli 2022
Op 10 juli 2022 omstreeks 15.00 uur zegt de verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte]) in een telefoongesprek met een derde dat “die jongens van mijn andere klus” voor de deur staan en dat hij er op 11 en 12 juli even niet is. Deze jongens, die bij [verdachte] aan de deur kwamen, zijn de medeverdachten [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]).
Diezelfde dag omstreeks 21.00 uur worden twee Nokia telefoons actief, met telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] (hierna: Nokia 1) en eindigend op [telefoonnummer 2] (hierna: Nokia 2). Op het moment van activeren van deze telefoons stralen deze een zendmast aan in de omgeving van de verblijfplaats van de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). In dezelfde omgeving stralen op dat moment ook de telefoons van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een zendmast aan.
Nokia 2 wordt op 11 en 12 juli 2022 gebruikt door [verdachte]. Hij heeft deze telefoon gekregen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. In Nokia 2 zijn slechts twee telefoonnummers opgeslagen, te weten het telefoonnummer van Nokia 1 (opgeslagen als “Nood”) en het telefoonnummer van het depot van [bedrijf 1] (“opgeslagen als “Dep”). Nokia 1 was in het bezit van [medeverdachte 3] toen hij (op 12 juli 2022) werd aangehouden. Het telefoonnummer van Nokia 1 stond ook in de telefoon van [medeverdachte 1] als noodnummer opgeslagen.
In de ochtend van 11 juli 2022 parkeert [verdachte] een door hem gehuurde Peugeot aan de [adres 4] in Amsterdam.
Omstreeks 10.00 uur arriveren daar ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], in een bestelwagen van het merk Ford, type Transit (hierna: de bestelwagen) en een auto van het merk Opel, type Karl (hierna: de Opel). Zowel de bestelwagen als de Opel zijn door [medeverdachte 2] gehuurd voor de periode van 11 juli 2022 tot en met 13 juli 2022.
Op 11 juli 2022 omstreeks 15.00 uur wordt [verdachte] met de Opel afgezet bij bedrijventerrein [adres 5] in Amsterdam. Daar staat een vrachtwagen (kenteken [kenteken 1]) met oplegger (kenteken [kenteken 2], hierna te noemen: de vrachtwagen. De vrachtwagen staat op naam van [verdachte]. De vrachtwagen, bestuurd door [verdachte], en de Opel, met daarin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], rijden vervolgens rondjes in de omgeving van het terrein van [bedrijf 1]. [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bevinden zich tot ongeveer 20.45 uur in de nabije omgeving van [bedrijf 1], in of bij genoemde voertuigen.
[medeverdachte 1], medewerker van [bedrijf 1], informeert [verdachte] op 11 juli 2022 herhaaldelijk over de verwachte aankomsttijd van de container bij [bedrijf 1]. Anders dan [medeverdachte 2] en zijn medeverdachten kennelijk hadden verwacht, blijkt dat de container niet op 11 maar op 12 juli 2022 bij [bedrijf 1] zal worden afgeleverd. [verdachte] houdt [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hiervan op de hoogte.
Op 12 juli 2022 omstreeks 5.20 uur arriveert de Opel op een parkeerterrein bij [adres 5], waar de vrachtwagen staat geparkeerd. Kort daarop verlaten de Opel en (enkele minuten daarna) de vrachtwagen het parkeerterrein. Omstreeks 5.32 uur parkeert de vrachtwagen vlakbij [bedrijf 1]. Omstreeks 6.32 uur, vlak voordat de vrachtwagen het terrein van [bedrijf 1] oprijdt, belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] op Nokia 2.
Omstreeks 6.34 uur registreert [medeverdachte 1] de container in het computersysteem van [bedrijf 1] op het adres van transportbedrijf [bedrijf 3] en op het kenteken van de vrachtwagen ([kenteken 1]). Op hetzelfde tijdstip opent [medeverdachte 1] (via de ‘Manual Control-knop’) de slagboom bij de toegangspoort voor [verdachte]. Kort nadat de vrachtwagen – met lege oplegger – het terrein is opgereden, wordt de container op de vrachtwagen geplaatst. Vervolgens meldt [verdachte] telefonisch aan [medeverdachte 1] dat hij bij de uitgang staat, waarna [medeverdachte 1] omstreeks 6.47 uur de slagboom voor de uitgang opent, opnieuw door middel van de Manual Control-knop. Tegelijkertijd maakt [medeverdachte 1] de registratie van de container (op het kenteken van de vrachtwagen) ongedaan, waardoor in het computersysteem van [bedrijf 1] niet zichtbaar is dat de container van het terrein van [bedrijf 1] is weggenomen.
Vrijwel onmiddellijk nadat de vrachtwagen (inclusief de container) het terrein van [bedrijf 1] verlaat, rijdt de Opel achtereenvolgens vlak achter en vóór de vrachtwagen. Ongeveer tien minuten later stopt de vrachtwagen in de [adres 6] in Amsterdam, bij de plaats waar de bestelwagen staat geparkeerd (ter hoogte van nummer 6). Hier houdt het arrestatieteam [verdachte] aan. Enkele minuten later worden ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (die in de Opel zitten) aangehouden, vlakbij de [adres 6]. In de Opel wordt de autosleutel van de bestelwagen aangetroffen en een telefoon (Samsung A22). In deze telefoon zijn onder andere foto’s van het computersysteem van [bedrijf 1] opgeslagen.
De container is in beslag genomen en onderzocht. De container was verzegeld met een rederijverzegeling en een kabelcontainerverzegeling. De verzegeling was ongeschonden en de nummers van de zegels komen overeen met de zegelnummers op de zeevrachtbrief van de vervoerder die de container vanuit Ecuador (via Cartagena en Rotterdam) naar Amsterdam heeft vervoerd.
Achterin de container, onder de balen cacao, worden 22 balen met daarin 1120 pakketten met wit poeder aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het om cocaïne gaat, met een nettogewicht van in totaal 1.122,09 kilogram.
In de bestelwagen is een lege jute zak aangetroffen met het opschrift Olam, hetzelfde opschrift als op zakken bestemd voor vervoer en opslag van cacao die zijn aangetroffen bij het bedrijf [bedrijf 2], de uiteindelijke bestemming van de in de container aangetroffen zakken cacao.
Tussenconclusie
De feiten en omstandigheden zoals in het voorgaande weergegeven worden op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden zijn niet door de verdediging betwist en de rechtbank acht op grond van deze feiten bewezen dat sprake is van (verlengde) invoer van cocaïne. De vragen die nog voorliggen zijn of de verdachte opzet heeft gehad op de (verlengde) invoer van cocaïne en of sprake is geweest van medeplegen.
Opzet op de invoer van cocaïne
Het verweer dat de verdachte niet wist of behoorde te vermoeden dat de container cocaïne zou bevatten, wordt verworpen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De rechtbank constateert dat er 1.122 kilogram cocaïne in de container is aangetroffen met een straatwaarde van tientallen miljoenen euro’s. Aangenomen mag worden dat het vervoer van een zodanig grote hoeveelheid cocaïne niet aan willekeurige personen wordt overgelaten, gelet op de zeer hoge waarde daarvan. De verzendende partij zal immers zeker willen weten dat de zending in Nederland bij de juiste personen terechtkomt, dat deze personen op de hoogte zijn van de inhoud van de container, en dat zij weten wat er vervolgens in het belang van de verzender met die lading cocaïne moet gebeuren.
Verder is algemeen bekend dat de logistiek rondom de invoer van verboden verdovende middelen complex is en dat daarbij meestal meerdere personen betrokken zijn. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van (in dit geval) Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
In deze zaak leidt de rechtbank in verband daarmee uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Op 10 juli 2022 krijgt de verdachte van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een Nokia, naar eigen zeggen een “weggooitelefoon”, ten behoeve van de “klus” die hij de komende dagen met zijn medeverdachten zal uitvoeren. In de Nokia waarmee de verdachte op 11 en 12 juli 2022 in contact staat met zijn medeverdachten, staan slechts twee telefoonnummers: het telefoonnummer van het depot van [bedrijf 1] en het telefoonnummer van [medeverdachte 3], opgeslagen onder de naam “nood”. Verder maakt de verdachte op 11 en 12 juli 2022 gebruik van een huurauto. Het gebruik van de wegwerptelefoon en de huurauto was, zo neemt de rechtbank aan, erop gericht om zoveel als mogelijk buiten het zicht van de politie te blijven.
Op 11 juli 2022 bevindt de verdachte zich, evenals [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], in de buurt van het terrein van [bedrijf 1], in de verwachting dat de container die dag bij [bedrijf 1] zal arriveren. Omstreeks 15.00 uur belt de verdachte [medeverdachte 1] met de mededeling dat het vervoer van de container vanuit Rotterdam naar Amsterdam vertraagd is. Rond 19.00 uur spreekt de verdachte met [medeverdachte 2] over de vertraging met de container in Rotterdam, waarbij de verdachte opmerkt dat “
die gozer die hem[naar de rechtbank begrijpt: de container]
moet brengen” eerst nog een andere container moet lossen. [medeverdachte 2] vraagt daarop of er “
dus niks raar” is, hetgeen de verdachte bevestigt. Uiteindelijk wordt duidelijk dat de container de volgende dag, op 12 juli 2022, bij [bedrijf 1] zal worden afgeleverd.
De verdachte wist, kortom, dat de container die hij zou ophalen afkomstig was uit de haven van Rotterdam. Het is een feit van algemene bekendheid dat er via de haven van Rotterdam met grote regelmaat harddrugs wordt ingevoerd in Nederland.
Op 12 juli 2022 vanaf ongeveer 05.30 uur staat de verdachte met de vrachtwagen gereed, vlakbij het terrein van [bedrijf 1]. Om 06.32 uur wordt de verdachte door [medeverdachte 1] gebeld. Twee minuten later rijdt de verdachte met de vrachtwagen en een lege oplegger – onbevoegd – het terrein van [bedrijf 1] op. Hoewel toegang tot dit terrein in beginsel alleen mogelijk is met een zogenoemde Cargo-card, slaagt de verdachte erin zonder zo’n toegangspas het terrein op te rijden, omdat [medeverdachte 1] de slagboom handmatig voor hem opent.
Op het terrein van [bedrijf 1] wordt de container op de oplegger van de verdachte geplaatst. Daarna belt de verdachte met [medeverdachte 1], die de slagboom bij de uitgang weer handmatig voor de verdachte opent. Vrijwel onmiddellijk nadat de verdachte het terrein van [bedrijf 1] verlaat, gaat de Opel (met daarin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]) vlak achter en daarna vlak vóór de vrachtwagen rijden. De verdachte rijdt naar de [adres 6] in Amsterdam en stopt ter hoogte van de plaats waar de bestelwagen staat geparkeerd. De verdachte heeft verklaard dat het de bedoeling was dat hij de container een dag later (op 13 juli 2022) zou terugbrengen naar [bedrijf 1].
Ten slotte is van belang dat de vrachtwagen (inclusief oplegger) in september 2021 op naam van de verdachte is gezet. Sindsdien heeft de verdachte, die niet over een geldig vrachtwagenrijbewijs beschikt, slechts enkele ritten met de vrachtwagen gemaakt. Die ritten hebben plaatsgevonden in december 2021 en in de tenlastegelegde periode, (vrijwel) steeds naar het terrein van [bedrijf 1] om daar een zeecontainer op te halen die korte tijd later weer moest worden teruggebracht. De verdachte wist dat hij daar niets te zoeken had en dat hij telkens onbevoegd op het terrein van [bedrijf 1] aanwezig was zonder de gebruikelijke en bij de poort van het terrein zichtbare (aanmeld)procedures in acht te nemen voor de toegang tot het terrein.
Op grond van het voorgaande, en met name het feit dat de verdachte onbevoegd, in strijd met kenbare (aanmeld)procedures met hulp van een medewerker van [bedrijf 1] een container van het terrein van [bedrijf 1] heeft verwijderd, met de bedoeling om deze container de volgende dag weer terug te brengen, kan het niet anders dan dat de verdachte zich moet hebben gerealiseerd dat het doel van zijn opdracht was gericht op diefstal of het illegaal uithalen van (een deel van) de lading van de container. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke zeecontainers regelmatig worden gebruikt voor de invoer van verboden middelen in Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarom met zijn ongebruikelijke en illegale handelwijze de aanmerkelijke kans aanvaard dat de container gevuld was met een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Daarmee heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het (verlengd) invoeren van cocaïne in Nederland.
Medeplegen
De verdachte heeft de container bij [bedrijf 1] opgehaald en deze naar de [adres 6] in Amsterdam gebracht, waar de door [medeverdachte 2] gehuurde bestelwagen klaar stond. Met deze handelingen heeft de verdachte als chauffeur van het cocaïnetransport een essentiële bijdrage geleverd aan de (verlengde) invoer van de cocaïne en het verdere vervoer daarvan. Hij kan daarmee worden aangemerkt als pleger van de tenlastegelegde (verlengde) invoer van cocaïne. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt voorts dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering ten aanzien van de (verlengde) invoer van de verdovende middelen en dat de verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten. De verdachte is door de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] benaderd om de klus te doen, hij heeft daarmee ingestemd en hij heeft op 11 en 12 juli 2022 actief contact met hen onderhouden over de container, zowel in persoon als via zijn ‘wegwerptelefoon’. Met de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de verdachte via zijn ‘wegwerptelefoon’ contact gehad over het tijdstip van aankomst van de container uit Rotterdam en de verdachte heeft van [medeverdachte 1] telefonisch aanwijzingen gekregen bij het ophalen en meenemen van de container van het terrein van [bedrijf 1].
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1], schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer in Nederland van ongeveer 1.122 kilogram cocaïne.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 10 juli 2022 tot en met 12 juli 2022 te Amsterdam, Purmerend en Noord-Scharwoude, tezamen en in vereniging met anderen, ongeveer 1.122 kilogram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de medische situatie van de verdachte en de omstandigheid dat hij in detentie verschillende cursussen heeft gevolgd. De verdachte wil zich niet meer voor dit soort klusjes laten gebruiken en zijn leven op een positieve manier inrichten. De reclassering is bereid om hem daarbij te begeleiden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met anderen ongeveer 1.122 kilogram cocaïne in Nederland ingevoerd. Door de invoer van een dergelijke hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen en een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs zoals cocaïne wordt de volksgezondheid bedreigd, aangezien cocaïne een voor de gezondheid van personen schadelijke stof is. Feiten zoals deze leiden bovendien tot onrust in de samenleving en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Gelet op de ingevoerde hoeveelheid cocaïne, was deze bestemd voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van, en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij zich kennelijk niet heeft bekommerd om de ernstige gevolgen die (de invoer van) harddrugs voor anderen kunnen hebben. Hij was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin.
Rol van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat er een zekere rolverdeling is geweest tussen de verschillende verdachten in deze zaak. Op grond van die rolverdeling zal de rechtbank een onderscheid aanbrengen in de aan de verdachten op te leggen straffen.
De verdachte heeft de container met cocaïne bij [bedrijf 1] opgehaald en deze naar een ‘veilige locatie’ gebracht. Daarmee heeft hij weliswaar een essentiële rol gespeeld bij de onderhavige invoer, maar hij heeft gehandeld in opdracht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], die uiteindelijk over (een gedeelte van) de cocaïne zouden beschikken. De verdachte werd duidelijk aangestuurd en niet is gebleken dat hij zelf een leidinggevende rol heeft vervuld of een intellectuele bijdrage aan de invoer heeft geleverd. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging wel rekening mee dat uit het dossier volgt dat de verdachte al eerder (in december 2021) containers bij [bedrijf 1] heeft opgehaald, waarna hij kennelijk niet tot inkeer is gekomen en niet het kwalijke van zijn handelen heeft ingezien. Omdat de verdachte een beperktere rol heeft gehad dan zijn medeverdachten, zal de rechtbank hem een lagere gevangenisstraf opleggen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 9 augustus 2023. Daaruit blijkt dat hij eerder (in Spanje) voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Omdat dit feit van geruime tijd geleden is, weegt die omstandigheid niet strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 23 augustus 2023 en de aanvulling daarop van de reclassering zoals opgenomen in de e-mail van mr. Boskma van 26 oktober 2023. De rechtbank ziet in deze stukken geen aanleiding om de straf te matigen.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit, de ingevoerde hoeveelheid en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad, is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur daarvan, heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- 1 STK Vrachtauto [kenteken 1] (Omschrijving: Goednummer: 730347)
- 1 STK Oplegger (Omschrijving: Goednummer: 730345, Renders),
dienen te worden verbeurd verklaard, zoals is gevorderd door de officier van justitie. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van deze voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.

8.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
- 1 STK Rederijzegel (Omschrijving: Goednummer: 732478, oranje)
- 1 STK Containerzegel (Omschrijving: Goednummer: 730812, oranje)
- 1 STK Containerzegel (Omschrijving: Goednummer: 730811, oranje)
- 1 STK Kabelcontainerzegel (Omschrijving: Goednummer: 730813, wit),
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, zoals is gevorderd door de officier van justitie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet;
33, 33a, 36b, 36c, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vier (4) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Vrachtauto [kenteken 1] (Omschrijving: Goednummer: 730347)
- 1 STK Oplegger (Omschrijving: Goednummer: 730345, Renders)
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK Rederijzegel (Omschrijving: Goednummer: 732478, oranje)
- 1 STK Containerzegel (Omschrijving: Goednummer: 730812, oranje)
- 1 STK Containerzegel (Omschrijving: Goednummer: 730811, oranje)
- 1 STK Kabelcontainerzegel (Omschrijving: Goednummer: 730813, wit).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2023.
Bijlage
De bewijsmiddelen (…)